‘In loving memory’, staat op een zwart bandje om de linkerpols van Jorrel Hato. „Daar speel ik altijd mee. Voor mijn opa en oma.” Zijn opa overleed vijf jaar geleden, zijn oma afgelopen augustus. „Ik ben met ze opgegroeid, als jonge jongen was ik vaak daar. Logeren, lekker eten.” In steekwoorden zegt hij: „Het was niet plotseling. Ze waren op leeftijd. Ziek.” In het begin had hij het er moeilijk mee. „Daarna moet je gewoon weer door.”
Jorrel Hato – een talentvolle, net 18-jarige verdediger van Ajax – zit aan een tafeltje in een hotel in Zeist, voor een interview met NRC en een andere krant. Hij is hier voor Jong Oranje, dat deze maandag een EK-kwalificatieduel in en tegen Moldavië speelt.
Even verderop aan dezelfde weg zit het „grote Oranje”, zoals hij het noemt. Daar debuteerde hij in november – als een van de jongsten ooit, met 17 jaar en 259 dagen. Hij was er graag opnieuw bij geweest, het Nederlands elftal, dat dinsdag een oefenwedstrijd speelt tegen Duitsland. „Iedereen zit liever aan de overkant”, zegt hij. „Maar ik ben blij dat ik hier ben hoor.”
Met afstand is hij de jongste bij Jong Oranje. Al zijn ploeggenoten zijn geboren in 2002, 2003 of 2004 – hij is van 7 maart 2006. Leeftijdscategorieën slaat hij over alsof ze niet bestaan. Jong Ajax was voor hem een tussenstop van slechts dertien duels op weg naar het eerste elftal, waar de meeste jeugdspelers aanzienlijk langer rijpen in het beloftenteam.
Door zijn brede bovenlichaam, snorretje en sikje, oogt hij misschien ouder dan hij is. Hij praat rustig, antwoordt kort maar doordacht. Zelf noemt hij zich verlegen – heeft hij van zijn moeder, zegt hij. Dat is met name het geval als hij in een nieuwe omgeving komt. Toch klinkt hij zelfverzekerd, overtuigd.
„Ik wil de beste versie van mezelf worden en uiteindelijk: de beste verdediger”, zegt Hato, een linker centrale verdediger, op de vraag waar hij van droomt. Van de wereld? „Ja. Dat mensen zullen zeggen dat ik de beste ben.”
Sportclub Feyenoord
Hij is opgegroeid op Rotterdam-Zuid, woont nog bij zijn ouders in Sportdorp, een volksbuurt vlak achter Feyenoord-stadion de Kuip. Zijn moeder is geboren in Nederland, heeft roots op Kaapverdië en is boekhouder. Zijn vader kwam op zijn zevende over vanuit Curaçao, werkt in de bouw als elektricien.
Een rijbewijs heeft Hato nog niet, Ajax huurt een chauffeur om hem op en neer te rijden naar Amsterdam. Twee keer zakte hij voor zijn theorie-examen. Met een grijns: „Het is moeilijker geworden.” Serieuzer: „Ik ga mijn best doen, ik ga het wel halen.” Voor de zomer, is het plan.
Dat Feyenoord hem niet scoutte, is opmerkelijk. Hato speelde twee jaar in de amateurtak, bij Sportclub Feyenoord. Maar de profclub toonde nooit interesse. „Ze vonden hem niet goed genoeg”, zei zijn vader (zelf Feyenoord-fan) vorig jaar tegen regiozender Rijnmond. Sparta zag het wel in hem zitten, daar speelde hij drie jaar voor hij in 2018 de stap maakte naar Ajax.
Zijn 12-jarige broertje Elgyn zit nu in diezelfde jeugdopleiding van Sparta en staat inmiddels ook in de belangstelling van Ajax. Hij is een middenvelder, is handig aan de bal, en kan ook goed verdedigen, zegt Hato trots. „Hij is best wel groot voor zijn leeftijd, dat had ik ook.”
De snelheid waarmee Hato carrière maakt, toont gelijkenissen met Matthijs de Ligt – de verdediger die op zijn zeventiende debuteerde bij Ajax en nu bij Bayern München speelt. Verschil is dat De Ligt dat deed in een tijd dat het stabiel was bij de club en hij zich kon optrekken aan enkele ervaren spelers, waar Hato midden in een bestuurlijke en sportieve crisis kwam bovendrijven.
Sinds zijn debuut, januari vorig jaar, heeft hij „heel veel meegemaakt”. Zoals vijf verschillende hoofdtrainers, in ruim een jaar tijd. De rellen na het staken van de Klassieker tegen Feyenoord, waarna de spelers zich moesten terugtrekken in de kleedkamer van de Arena voor hun veiligheid. Het aanvoerderschap op zijn zeventiende, als jongste Ajax-speler ooit.
Hij is het lichtpunt, maar wordt tegelijkertijd wel geraakt door het chagrijn rond de club. „Dat maakt het zo dubbel. Als je geen wedstrijden wint, dan voel je je klote natuurlijk, dan zit je niet lekker in je vel. Ondanks dat ik zelf best wel stappen maak, speelt dat wel mee. Het is lastig. Maar ik probeer er voor mezelf het uiterste uit te halen.”
Leren van zijn fouten
Dit seizoen miste hij nog geen seconde bij Ajax, in alle 39 wedstrijden. Hij speelde nog op basis van een jeugdcontract, in een periode dat diverse Europese topclubs interesse toonden. Vorige week tekende hij een nieuw en sterk verbeterd contract bij Ajax, tot einde seizoen 2027-2028. Voor zijn ontwikkeling vond hij het beter om te blijven. „Ik heb hier nog genoeg te leren, voordat ik een stap maak.”
Zoals: feller verdedigen en dominanter zijn in balbezit. „Ik kan nog meer laten zien van wie ik echt ben. Dat de tegenstander het gevoel krijgt: hier valt niks te halen.”
Hij kijkt veel beelden terug, hoe hij zich positioneert, hoe hij opbouwt. Hij praat regelmatig met reservekeeper Remko Pasveer, die wijst hem bijvoorbeeld op hoe hij zich verdedigend opstelt bij voorzetten vanaf de zijkant.
In januari tegen Heracles Almelo maakt Hato een dekkingsfout, waardoor een tegengoal viel. Hij kan dat snel een plek geven, zegt hij: na een dag is het slechte gevoel meestal weg. „Iedere voetballer maakt fouten, het gaat erom hoe je ermee omgaat, hoe je de volgende wedstrijd aanpakt. Dat is waar ik me dan op richt: wat ga ik anders doen?”
Hij is probeert zijn coaching in het veld te verfijnen – „daar ben ik elke dag mee bezig”. Hij noemt Yoeri Pegel, een krachttrainer van Ajax die hem daar bij helpt. En de ervaren Engelse middenvelder Jordan Henderson stimuleert hem zijn mond open te trekken. Hato: „Ik zie wat er gebeurt op het veld, ik moet het neerzetten, aansturen.”
Dat hij nadrukkelijker van zich moet laten horen, hangt ermee samen dat hij vaak naast Josip Sutalo speelt, een Kroatische verdediger die weinig communiceert. „Die krijgt ook te horen van de trainer dat hij daar in moet groeien, net als ik. Dat is een groeiproces voor ons beiden.”
Onderdeel van dat proces is ook dat hij dit seizoen bij vier wedstrijden de aanvoerdersband droeg, als captain Steven Bergwijn ontbrak of eruit ging.
Voelde je destijds de vrijheid om te zeggen: laat mij het maar niet doen, ik ben nog zo jong?
„Nee, dat heb ik niet gezegd. Als die band naar mij toekomt, doe ik ’m om, ik ga ’m niet afwijzen.”
Je ziet wel in dat het niet ideaal was om op 17-jarige leeftijd aanvoerder te zijn van Ajax?
„Wat is niet ideaal?”
Je was zelf nog volop in ontwikkeling.
„Ja klopt. Ik was misschien groeiende, maar ik had niet het gevoel dat ik hem onterecht kreeg. Het is een lust. Als je verliest, is het misschien een last.”
Wat is er allemaal nog voor nodig om de beste verdediger ter wereld te worden?
„Ik ben er net, ik speel pas één jaar Eredivisie. Er is nog veel voor nodig. Sowieso ervaring. Champions League-ervaring. Daar begint het mee, dat je op het hoogste niveau speelt. Virgil van Dijk vind ik nu de beste verdediger, dat straalt hij met alles uit, los van zijn spel. Maar het is niet zo dat ik net als hem wil worden. Ik wil mijn eigen ‘iets’ creëren.”
Er is veel onzeker bij Ajax, zoals wie volgend seizoen de coach wordt. Is die omgeving wel ideaal om beter te worden, meer te leren?
„Misschien niet op dit moment. Maar dingen kunnen snel veranderen, daar ga ik ook vanuit. Voor Ajax is deze situatie sowieso een alarmfase dat dingen snel moeten veranderen. Als Ajax-zijnde kan je niet vijfde staan.”
Heb je ook het doel om het EK of WK te winnen met het Nederlands elftal?
„Zeker. De Champions League met een club. En het EK en WK met Oranje. Dat zijn wel prijzen die ik wil winnen. Allemaal.”