Zorgen over de oorlog aan beide kanten van de grens tussen Libanon en Israël

Tebnine, Libanon‘De aanvallen wennen, in Zuid-Libanon’

De leerlingen kijken van hun lesboek Engels op naar hun docent, zitten op het puntje van hun stoel. „Miss! Miss!”, roepen ze, gretig om het goede antwoord te geven. „Wie is ons secundaire personage”, vraagt de docent. „Ja Farah, dat is zijn vader. Applaus voor Farah!”

Ruim duizend kinderen gaan naar basisschool Al Baraem in Tebnine, een dorp in Zuid-Libanon. Veel dorpen en gehuchten in de grensregio zijn inmiddels goeddeels verlaten wegens de gevechten tussen Israël en Hezbollah, Libanons grootste sjiitische militie en politieke partij, en bondgenoot van Hamas en Iran. Ondanks de controleposten van het Libanese leger en de tienduizend militairen van VN-vredesmissie Unifil in het gebied, deelt Hezbollah hier de lakens uit.

In Tebnine zijn nog geen grote bombardementen of beschietingen geweest. Sommige bewoners uit de grensstreek zoeken daarom hier hun toevlucht. „Maar de belangrijkste reden dat veel mensen zijn gebleven is dat de scholen open zijn”, zegt schooldirecteur Hassan Fawaz. Van enkele leerlingen weet hij dat hun vader als ‘martelaar’ in de strijd tegen Israël is gesneuveld, andere familieleden werden burgerslachtoffers.

Door de geluidsbarrière

Zo’n vijftig kinderen die naar andere gebieden in Libanon zijn verhuisd om de gevechten, krijgen nu online les. Dat aantal loopt op als het geweld dichterbij komt. Bombardementen of beschietingen op naastgelegen dorpen zijn luid en duidelijk te horen. „Als een gevechtsvliegtuig door de geluidsbarrière gaat, barsten de ruiten. Dat doen ze expres, om ons bang te maken”, zegt Fawaz. 

Kinderen van de Al Baraemschool in Tebnine, een dorp in Zuid-Libanon.
Amar (15) in haar kamer in het weeshuis.

Foto’s Diego Ibarra Sánchez

Israël, waarmee Libanon sinds de korte oorlog van 2006 formeel nog geen vrede heeft gesloten, voert sinds 8 oktober vaker dan normaal vluchten uit boven Libanees grondgebied. Soms zijn dat surveillancedrones of -vliegtuigen, dan weer straaljagers die boven de hoofdstad Beiroet of dorpen in het zuiden relatief laag supersonisch vliegen en daarmee telkens een harde knal veroorzaken. Dit worden ook wel mock raids – schijnaanvallen – genoemd.

Het Israëlische leger voert regelmatig gerichte droneaanslagen uit op Hezbollah-strijders in het zuiden, waarbij soms ook burgers omkomen. Hezbollah-leider Hassan Nasrallah waarschuwde vorige maand voor mobiele telefoons en camera’s bij huizen of winkels die gehackt kunnen worden en waardevolle informatie kunnen vrijgeven, zoals de locatie van militanten of materieel.

Al ruim vijf maanden hangt de strijd tussen Hezbollah en Israël als een donkere wolk boven Libanon. Het oog-om-oog-gevecht tussen beide partijen breidt zich langzaam uit en heeft inmiddels al aan tientallen burgers het leven gekost, onder wie drie journalisten in Zuid-Libanon door Israëlisch vuur. Ook zijn er ruim 250 Hezbollah-strijders gedood en zijn zo’n 90 duizend Libanezen hun huizen in de grensstreek ontvlucht.

Grimmig

De VS en Frankrijk proberen via diplomatieke onderhandelingen een staakt-het-vuren te bereiken. De situatie ziet er echter grimmig uit. Veel Libanezen vrezen dat Israëls premier Netanyahu aanstuurt op een inval en Hezbollah zegt pas te stoppen bij een staakt-het-vuren in Gaza. Een oorlog met Hezbollah zou kunnen leiden tot een groot regionaal conflict.

Een groep meisjes speelt Monopoly in het weeshuis van Tebnine in Libanon.
Zainab (20) woont er al 12 jaar. Ze wil bedrijfsmanager worden.

Foto’s Diego Ibarra Sánchez

Vanwege de ramadan, de islamitische vastenmaand, eindigt de schooldag vroeger dan normaal. Busjes rijden de kinderen weer terug naar huis en de verschillende dorpen in de buurt. In één ervan stappen tientallen meisjes die in het weeshuis verderop in Tebnine wonen. „Deze bus kregen wij in 2003 cadeau van Ierse Unifil-veteranen”, zegt Ali Saad, directeur van het weeshuis. Unifil opereert al 46 jaar in het zuiden van Libanon onder een mandaat van de VN-veiligheidsraad om er de vrede tussen de twee landen te bewaren. Het meisjesweeshuis in Tebnine werd eind jaren zeventig opgericht door Dutchbat-militairen.

Terwijl buiten het gezoem van rondvliegende drones klinkt, vertellen Farah en Lilian (11 jaar) in een van hun slaapkamers dat ze enkele maanden geleden geluiden van drones en bombardementen begonnen te horen. „In het begin waren we bang”, zegt Farah, „maar nu zijn we het gewend”. Ze vertellen hun jongere vriendinnetjes dat er niets zal gebeuren, en dat Israël ze alleen bang wil maken.

In het begin waren we bang, nu zijn we het gewendFarah (11) woont in het weeshuis van Tebnine

Ook Amar en Shereen, 15 en 17, houden zich, als oudere meisjes in het tehuis, groot. „Als we de klap van de geluidsbarrière horen, komen mijn jongere zusjes naar me toe”, zegt Amar. „Het gebeurde zelfs ’s nachts terwijl we sliepen.”

Terug naar basisbehoeften

Het conflict aan de grens heeft de situatie voor het weeshuis moeilijk gemaakt. „Door de devaluatie van het Libanese pond was het geld dat we van de overheid kregen al niets meer waard”, zegt Saad. „Sinds de oorlog is het nog moeilijker en moeten we meer hulp elders zoeken om het schoolgeld, diesel voor de generatoren en voedsel te kunnen betalen.”

Saad, elf jaar toen hij het Israëlische leger Tebnine zag binnenvallen in 1978, hoopt dat de vredesmacht kan helpen bij een evacuatie van het weeshuis als het gevecht dichterbij komt. De lokale Unifil-bataljons zien dat de lokale gemeenschappen nu nog meer op het nauwe contact met de vredesmissie leunen, zegt de Ierse Luitenant-Kolonel Stephen Mac Eoin. De militairen zien dat de noden sinds oktober hoog zijn. „Het is nu echt terug naar de basisbehoeften: generatoren, water, voedsel, kleding.”

Aan het einde van de oorlog in 2006 stortte Israël over Zuid-Libanon vele duizenden stuks clustermunitie uit, die achterbleven en nu als een soort landmijnen in het gebied liggen. Het terrein is grotendeels opgeschoond, maar de verwachting is dat delen van het grensgebied nu weer bezaaid zullen raken met onontplofte granaten. De bataljons proberen te anticiperen op een einde van de gevechten, hoe lang dat ook nog zal duren. „Hopelijk kunnen we de bewoners helpen om weer door te gaan met hun leven hier”, zegt Mac Eoin.

Kiryat Shmona, Israël‘Veilig voelen we ons niet, in Noord-Israël’

Betonnen muren als raketafweer dichtbij de grens met Libanon.
Foto Kobi Wolf

De vogels lijken harder te fluiten dan normaal, de bloesems bloeien en voor het gemeentehuis zitten zeven katten brokjes te eten. Bijna geen mens te zien in Kiryat Shmona, in het noorden van Israël. Aan één kant van de stad is, enkele kilometers verder, de grens met Libanon. Aan de andere kant liggen de besneeuwde toppen van de in 1967 door Israël bezette – volgens Israël inmiddels geannexeerde – Syrische Hoogvlakte van Golan.

Vanuit de schuilkelder van het gemeentehuis geeft burgemeester Avichai Stern (38) een powerpointpresentatie. Op het scherm staan kaarten van Noord-Israël waarop met rode stippen de raketinslagen door Hezbollah zijn aangeven, en foto’s van kapotte huizen in zijn stad.

Sinds de aanval van Hamas in het zuiden van Israël vuurt Hezbollah, een Libanese politieke partij en militante beweging, raketten af op Israël, volgens de groepering uit solidariteit met het Palestijnse verzet. Israël voert in het zuiden van Libanon aanvallen uit, waarbij het omstreden witte fosfor is gebruikt. Al maanden dreigt zo een verdere regionale escalatie van de Gaza-oorlog, en een intensivering van de strijd tussen Hezbollah en Israël.

Niet alleen militaire doelen

Van de circa 24.000 inwoners van Kiryat Shmona zijn er sinds oktober 21.000 geëvacueerd, 80.000 uit de hele noordelijke regio. De meesten verblijven op kosten van de regering in ruim tweehonderd hotels op diverse plekken in Israël. Sinds oktober zijn in het noorden zeker zeven burgers en tien soldaten gedood. Volgens Stern is de omgeving van Kiryat Shmona sinds oktober getroffen door ruim driehonderd raketten, een fractie van het aantal dat afgevuurd is. „Het idee dat ze alleen op het leger of militaire doelen schieten is ongegrond. De hele stad is beschoten.”

Op het gemeentehuis overheerst het sentiment dat de rest van de wereld meer solidariteit moet betonen met Israël door de dreiging van Hezbollah en Iran.

Kiryat Shmona is een stad aan de Libanese grens in het noorden van Israël. Burgemeester Avichai Stern (38) staat er voor zijn gemeentehuis.

Foto’s Kobi Wolf

De strijd tussen Israël en Hezbollah is de meest intensieve sinds de oorlog in 2006, toen Israël na de ontvoering van twee Israëlische soldaten door Hezbollah een grondoffensief tegen de beweging begon in Zuid-Libanon en duizenden luchtaanvallen uitvoerde. „Na onze terugtrekking uit Libanon in 2000 en de oorlog van 2006 hadden we relatieve rust. Nu zitten we weer in dezelfde realiteit. Door 7 oktober leerden we dat de Iron Dome niet meer voldoende is”, meent hij, doelend op het raketafweersysteem.

Zelf was hij soldaat tijdens de oorlog van 2006. „Sindsdien hebben we ons gericht op ontwikkeling en de toekomst, en niets meer gedaan tegen hun versterking en bewapening. Daarom hebben we hier vandaag zo’n groot monster zitten. We veroordelen onszelf ter dood.”

De strijd tussen Israël en Hezbollah is de meest intensieve sinds de oorlog in 2006

Voor de oorlog stonden er net lokale verkiezingen voor de deur, die nu zijn uitgesteld; Sterns portret hangt er eenzaam bij op afgebladderde verkiezingsposters in de stad. Hij wisselt zijn werk op het gemeentehuis af met bezoeken aan de geëvacueerden. In de hotels waar zij verblijven zijn scholen opgezet, maar studeren is lastig, en veel ouders kunnen niet werken, vertelt hij. Er is een toename van het gebruik van alcohol en drugs. „Maar een groot deel van de geëvacueerden wil helemaal niet meer terug.”

Op wegen net buiten Kiryat Shmona staan tanks, checkpoints en schuilplaatsen voor schutters, gebouwd van zandzakken. Betonnen muren dienen als anti-raketafweer. In de noordelijke regio’s van Israël verstoort het leger al maanden de GPS, waarmee het droneaanvallen hoopt tegen te houden. Google Maps vertelt bijvoorbeeld dat je in Beiroet of Cairo bent.

Achterblijvers

Buiten het gemeentehuis is het lang zoeken naar inwoners. Bij een enkel huis hangt de was nog uit. De achterblijvers zijn hier met name om te werken. In het centrum zit Mina Madi (28) op het terras van haar hamburgerrestaurant op haar telefoon te kijken. Er klinkt harde muziek uit de keuken. Alle tafeltjes zijn leeg.

Op haar telefoon laat ze filmpjes zien vanaf het balkon van haar huis in Kiryat Shmona, waarop te zien is hoe midden in de nacht raketten neerdalen. Kort voor de oorlog opende ze het restaurant. Ze kan zich niet permitteren om de zaak te sluiten en houdt die daarom open voor de achterblijvers en Israëlische soldaten.

De straten van Kiryat Shmona zijn verlaten.
Mina Madi Heib (28) voor haar hamburgerrestaurant.

Foto’s Kobi Wolf

Sinds oktober slaapt ze in een huis van familieleden in Karmiel, ten zuiden van Kiryat Shmona, en komt ze terug om hier te werken. „Wat er gebeurde in het zuiden, kan op elk moment ook in het noorden gebeuren”, zegt ze. Ze noemt zichzelf een „1948 Arabisch-Israëlische”. Ze vindt het heel moeilijk om te zien wat er gebeurt in Gaza, maar zonder de Hamas-aanval was dit alles niet gebeurd, zegt ze. In een koffiezaak even buiten de stad vertelt boer Ofer Barnea (61) over de gevolgen voor de landbouw in het gebied. Hij is vertegenwoordiger van een regionale landbouwvereniging en woont in de nabijgelegen kibboets Hulata. „De grootste uitdaging zijn de akkers die langs de grens liggen en al maandenlang een gesloten militaire zone zijn”, vertelt Barnea. Er groeien appels, pruimen, nectarines en kiwi’s, maar boeren kunnen niet naar hun land toe en hebben geen idee hoe het erbij staat.

De meeste boeren zijn geëvacueerd en onderhouden dagelijks contact met het leger om toegang te krijgen tot hun akkers. Een groot deel daarvan is onbegaanbaar, vertelt Barnea. Veel boeren zijn Israëliërs, maar er werken ook buitenlandse arbeiders op het land. Begin maart werd een Indiase man gedood door een luchtaanval van Hezbollah in Margaliot.

Barnea is kritisch: „De regering doet veel beloftes om de veiligheid te verbeteren, maar in de praktijk gebeurt er weinig.” Het gebied was tot de oorlog zeer gewild om te wonen, vertelt hij, er was bijna geen huis te koop. Inmiddels zijn sommigen voorgoed vertrokken. „Wie veiligheid en een toekomst wil, gaat weg.”