Een handjevol mensen loopt naar het Arnhemse stadhuis, spandoeken in de hand. Ze rollen hun spandoeken uit. Op dat moment komt burgemeester Ahmed Marcouch (54) aangelopen, op de terugweg van het afscheid van een wijkagent – zijn ambtsketting nog om. Marcouch stopt bij de demonstranten en geeft ze lachend de hand. Hij helpt met het uitrollen van een spandoek en kijkt met de demonstranten naar de tekst: ‘Geef haat geen macht’.
Donderdagmiddag staan de demonstranten bij het stadhuis omdat Edwin Wagensveld, voorman van de radicaal rechtse- en anti-Islamgroepering Pegida, op zaterdag een koran wilde verbranden in Arnhem. Dat werd hem deze week door Marcouch verboden. De politie en het OM signaleerden een mogelijke terroristische aanslag op Pegida, uit jihadistische hoek, schreef Marcouch in zijn besluit aan de gemeenteraad.
„Wij wilden vandaag toch demonstreren”, zegt Marlisa Hommel (33) voor het stadhuis. “Want islamofobie is met dit demonstratieverbod niet weg. Het is de afgelopen jaren alleen maar genormaliseerd.”
Wagensveld verbrandt en verscheurt vaker korans, in binnen- en buitenland. Toen hij op 13 januari dit jaar aankondigde naar het Jansplein in Arnhem te komen om een koran te verbranden, escaleerde dat totaal. Tegendemonstranten gooiden stenen en vuurwerk, de ME rukte uit en Wagensveld zelf werd, nog voor hij het boek in brand kon steken, door een demonstrant tegen de grond gewerkt.
Marcouch kreeg – vooral van Arnhemse moslims – het verwijt dat uitgerekend híj, zelf moslim, deze demonstratie toestond én dat Wagensveld ook nog eens politiebescherming kreeg. Maar dat is nou eenmaal zijn plicht, zegt Marcouch, eenmaal in zijn werkkamer op het stadhuis. Voor hem ligt een door vrouwen geschreven koran, uit Marokko. „Dit leest echt als poëzie”, zegt hij. De burgemeester doet niet geheimzinnig over wat hij van de inhoud van Wagenvelds manifestaties vindt. Het woord „giftig” valt vaak. Momenteel lobby’t Marcouch zelfs voor een landelijk verbod op koranverbrandingen.
Vanuit zijn werkruimte kan Marcouch de demonstranten buiten horen scanderen. „Deze mensen staan op tegen onrecht en kwaad”, zegt hij. „Ik denk dat het belangrijk is dat de zwijgende meerderheid foute ideeën of kwaadaardige uitingen bestrijdt. Met betere uitingen. Met betere ideeën.”
Hoe kwam u tot het besluit de demonstratie te verbieden?
„Ik heb in de voorbereidingen voor de demonstratie constant overleg met de politiechef en het openbaar ministerie. We zagen dat er steeds meer tegendemonstraties werden aangemeld. Toen hoorde ik via politie-inlichtingen van een terroristische dreiging. De politie-inzet bij een risicowedstrijd is de norm voor maximale inzet. Zelfs met het viervoudige daarvan was de veiligheid niet te waarborgen. De politie adviseerde me woensdag daarom de demonstratie te verbieden.”
Om wat voor terroristische dreiging gaat het?
„Levensbedreigende situaties. Vorige week zijn er in Duitsland nog twee verdachten aangehouden die aanslagen beraamden op het Zweedse parlement. Dan kan je je er wel iets bij voorstellen. Maar of het explosieven zijn of een scherpschutter weet ik niet.”
Maar wel iets van dien aard?
„Ja. Het gaat er niet om dat iemand ‘boe’ roept. Het was gericht tegen de mensen van Pegida. Dat is op zichzelf ernstig genoeg. Maar als je zo’n betoging toestaat, raakt dat ook de veiligheid van bezoekers en inwoners van de stad.”
U heeft nog nooit een demonstratie verboden. Was het een moeilijk besluit?
„Natuurlijk. Mijn uitgangspunt is demonstraties maximaal faciliteren en beschermen. Het demonstratierecht is een essentieel en ook door mij bewierookt recht. Hoe walgelijk en hoe giftig ik de inhoud van een manifestatie ook vind, de burgemeester heeft geen recht dat oordeel mee te wegen in het al dan niet toestaan van de demonstratie. Dat heb ik 13 januari ook naar eer en geweten gedaan.”
De NCTV verhoogde mede vanwege koranverbrandingen het dreigingsniveau voor jihadistisch terrorisme al in december naar vier (van vijf). Dan was de manifestatie op 13 januari toch ook al onveilig?
„Op 13 januari was er sprake van een algemene dreiging, niet specifiek gericht op die betoging. Nu is de dreiging gericht op een plaats, datum en tijd. En op de Pegida-mensen. De beelden van 13 januari die rondgingen, zorgden er ook voor dat de dreiging toenam. Nederland is in beeld bij een aantal jihadistische groeperingen in het buitenland. Die werden ook verbonden aan deze specifieke dreiging. De koranboekverbrandingen zijn een groot risico voor de nationale veiligheid en voor de veiligheid van de Nederlanders die in het buitenland werken.”
De mensen die de koran wilden verbranden kunnen nu zeggen: dit terrorisme is bewijs van het gevaar en de verwerpelijkheid van de islam.
„Ja, dat zie ik ze zeggen. Maar ze zeggen ook: we wíllen deze reactie uitlokken. Het is een provocatie. Mijn ideaal is dat mensen democratisch reageren, geweld en bedreigen zijn hier taboe. Ik heb moslims opgeroepen om te reageren in lijn met de islam: vreedzaam en met compassie.”
U noemt het een provocatie. Maar wie is er dan fouter? De persoon die het boek verbrandt of de mensen die daar met terreur op reageren?
„Dat mag geen vraag zijn. Terrorisme, dat is vernietigend voor de manier waarop wij met elkaar leven. Terreur is angst zaaien en dat ontwricht de samenleving. Maar tussen terreur en wat deze verbrandingen met de rest van de mensen doen, zit ook nog een wereld.”
Wagensveld zegt nu dat de veiligheid voor u gewoon een excuus is om de demonstratie te kunnen verbieden.
„Ik zou bijna zeggen: zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Ik heb hem eerder de mogelijkheid geboden te demonstreren. En dat had ik nu ook gedaan, want wij hebben gewoon geprepareerd. Je zou kunnen zeggen, de kosten hebben we al gemaakt. Daar zit het hem helemaal niet in.”
Waarom kiest Pegida ervoor korans te verbranden, denkt u?
„Het is provoceren en het zwijgen opleggen. Ik heb aangeboden met Wagensveld te spreken, maar hij weigert. Ik begrijp niet wat iemand bezielt om in een beschaafd land boeken te verbranden. Helemaal boeken die voor heel veel mensen heilig zijn. Hij komt naar Arnhem omdat hier een burgemeester zit met een islamitische achtergrond. En: hier wordt boa’s toegestaan hun beroep met hoofddoek uit te voeren. En ook omdat hier gewoon een islamitische gemeenschap aanwezig is.”
Vindt u het verbranden van een koran een racistische daad?
„Ik vind Wagensveld wel degelijk racistisch en discriminatoir. Maar de daad zelf… Ik kan me goed voorstellen dat mensen het zo ervaren. Als ik het racisme noem, dan denkt iedereen meteen aan de juridische betekenis en dat het OM hem maar moet vervolgen. Pegida is een extreemrechtse groepering, en het is een extreemrechtse en giftige daad en de motieven daarvoor kunnen wat mij betreft niet anders zijn dan provoceren. Daartoe dient de vrijheid van meningsuiting niet. Die bestaat zodat ieder zich verbaal of op papier kan uiten zonder toestemming. Dat betekent niet dat het dan goed is zolang je de wet niet overtreedt. Giftige polarisatie en mensen beschimpen om wie ze zijn, tast de democratie aan. In deze tijd van sociale crises is er een groep mensen die moslims als zondebok aanwijst. Dan ben je fout bezig.”
Lees ook
De staat holt recht op demonstratie uit: dat moet stoppen
Na de eerste poging van Wagensveld tot het verbranden van de koran in Arnhem, kondigde Marcouch meteen aan in Den Haag te gaan lobbyen voor een verbod op de vernietiging van „religieuze symbolen”. „Juist in een democratie waarin de seculariteit overheerst, moet je religieuze minderheden beschermen”, zegt hij. „Discriminatie of groepsbelediging mag ook niet. In die lijn kan je een verbod opleggen als het gaat om het vernietigen of verbranden van heilige boeken.”
Marcouch wil een voorbeeld nemen aan het Deense parlement, dat vorig jaar een wet aannam op het verbod van het „ongepast behandelen” van „teksten die van belang zijn voor een religieuze groep” in de openbaarheid.
Bij uw aanstelling als burgemeester in 2017 kwam Wilders voor het stadhuis demonstreren vanwege uw islamitische achtergrond. Daarover zei u in NRC: „Ik ben trots in een land te wonen waar je in vrede kunt protesteren.” Zijn uw denkbeelden sindsdien veranderd?
„Dat vind ik nog steeds. Ik pleit voor het verbod op een handeling, dat is iets anders. Kijk, mij raakt Pegida met zijn uitingen niet hoor. Ik word geraakt door de impact die het heeft op onze samenleving. Dat gold ook voor het protest van Wilders toen. Ik dacht, wat voor signaal geef je af aan kinderen die op school hun best aan het doen zijn? Dat je door een zware selectieprocedure voor het burgemeesterschap komt en je achtergrond alsnog reden is om je uit te willen sluiten. Mijn ideaal is dat je niet per se een wet nodig hebt om een debat redelijk te houden. Nu denk ik: het kan helaas niet anders dan dat je hier een wet voor maakt. De noodzaak voor deze wet is gegroeid.”
Speelt de verkiezingswinst van Wilders ook mee in die noodzaak?
„Ja, de protesten tegen het verbranden van de koran gebeuren in die context. Wilders heeft de koran volgens mij stelselmatig een haatboek genoemd. Hij heeft het over een haatideologie, en kopvodden, over de moskeeën die moeten worden gesloten, de islamitische scholen die moeten worden gesloten. Dat zijn giftige woorden, die leiden tot giftige daden. En sommige moslims denken: waarom komt niemand voor me op? De maatschappelijke verontwaardiging over die uitingen is niet voelbaar of zichtbaar. Het houdt kinderen bijvoorbeeld ook bezig. Mijn zoontje van acht kwam heel verdrietig thuis toen Wilders werd besproken bij een vak op school. Van hem had ik het niet verwacht.”
Er wordt door moslims een beroep op u gedaan rond dit soort protesten, juist omdat u moslim bent. Hoe vindt u dat?
„Ik vind het niet lastig als mensen, door mijn achtergrond, weten dat ik me enigszins kan verplaatsen in hun gevoel. Iedere Arnhemmer mag verwachtingen hebben van zijn burgemeester. Ik ben doordrongen van het belang van de waarde van onze wetten en de neutraliteit van mijn rol. Ik was tien jaar politieagent, toen deed ik niets anders. En ik krijg niet alleen van moslims brieven die zeggen: ‘waarom laat je dit soort manifestaties toe?’ Dit gevoel leeft breed in Nederland, óók bij niet-moslims.”