Om aan de nazi’s te ontsnappen, reisden sommige Engelandvaarders letterlijk de wereld rond

Dappere jongens die op wankele bootjes de Noordzee overstaken: het beeld van Engelandvaarders, de ruim tweeduizend Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog het bezette vaderland ontvluchtten naar de vrijheid van het Verenigd Koninkrijk. Vanaf donderdag zijn al hun vluchtverhalen online te lezen én kan dit clichébeeld definitief worden bijgesteld: slechts 10 procent voer rechtstreeks van de Nederlandse naar de Engelse kust.

Het online beschikbaar maken van hun verhalen is een project van het Nationaal Archief, WO2NET (voorheen Netwerk Oorlogsbronnen) en Museum Engelandvaarders in Noordwijk. Pepijn Lucker was namens het Nationaal Archief de projectleider. Het was drie jaar werk, vertelt hij. „Naast mij was er namens het archief nog een onderzoeker en een vrijwilligerscoördinator betrokken, want het uitpluizen van alle reisverslagen is gedaan door zeventig vrijwilligers.”

De basis voor het project vormden de verhoren die alle Engelandvaarders ondergingen als ze eenmaal hun doel hadden bereikt, zegt Lucker. „De Nederlandse functionarissen in Londen én de Britten wilden wel weten wat voor vlees ze in de kuip hadden. Het gevaar bestond dat de Duitsers via deze route dubbelagenten wilden laten infiltreren en dat moest tegen elke prijs voorkomen worden.”

Tijdens het onderzoek bleek dat lang niet alle verhoren even diepgaand waren, of dat de verslaglegging altijd bijzonder grondig was. Lucker: „Van sommige Engelandvaarders hebben we niet meer dan een briefje met daarop de data van vertrek en aankomst, van anderen een verhaal van tien kantjes lang. Aan de hand van de plaatsnamen in deze archiefstukken, hebben de vrijwilligers zoveel mogelijk routes gereconstrueerd.”

Het project heeft uiteindelijk de namen van 2.150 Engelandvaarders opgeleverd, van wie er 75 vrouw waren. Al hun dossiers staan vanaf deze dinsdag dus online. Van ruim 1.500 is ook een kaartje van hun route beschikbaar, zegt Lucker. „De rest komt hopelijk nog, maar het is soms echt een enorm puzzelwerk.”

Voor Duitsland op 22 juni 1941 de Sovjet-Unie binnenviel, vluchtte een enkeling via deze ‘oostelijke route’ naar de veiligheid, zegt Lucker. „Maar er waren in feite slechts drie échte routes – 10 procent nam dus de kortste weg, over de Noordzee. Veruit de meesten, circa 60 procent, bereisden de ‘zuidelijke route’ via Frankrijk en Spanje. Daar zaten ze vaak enige tijd geïnterneerd voor ze met de boot naar Engeland mochten. De rest kwam via de Zweedse ‘noordelijke route’ naar het VK.”

Het nu voor iedereen toegankelijk gemaakte archiefmateriaal over deze tochten bevat tal van prachtige verhalen, vindt Lucker. „Ik hoop dat veel mensen er een kijkje gaan nemen.”

zuidelijke routeCarla en Babs Musaph: Joodse zusjes trekken te voet naar Spanje

Beatrice ‘Babs’ Musaph, nadat ze in Engeland was gearriveerd.
Foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie

Hun broers Hans en Freddy waren hen al voor gegaan, toen de Joodse zusjes Carla en Babs Musaph in augustus 1942 besloten dat ook zij bezet Nederland wilden verlaten. Ze vertrokken vanuit Amsterdam met de trein naar Tilburg, waar Rachel ‘Tox’ Waterman zich bij hen aansloot. „Dit is de geschiedenis van ‘trois jeunes filles’ die alles op alles gezet hebben om naar Engeland te komen”, begint hun verslag van de tocht die volgde.

„Zoo zijn wij met zijn drieën op reis gegaan en hebben als drie meisjes alle ellende gedeeld”, ging het verder. „Want ellende en tegenslagen hebben we gehad.” Dat kwam mede doordat de jongeman die hen zou begeleiden bij de overtocht van de Nederlands-Belgische grens er met hun papieren en bijna al hun geld vandoor ging.

Het trio liet zich niet uit het veld slaan, en vond een groep smokkelaars die hen van dienst was. Hierna ging het lopend richting Frankrijk. „Onderweg vonden wij uit, dat het noodzakelijk is bij zo’n tocht dat je elke dag een tegenslag ondervindt. Toen we daarachter gekomen waren, bereidden we ons vast voor op de volgende. We noemden dat ‘De klap op ons hoofd’.”

Babs, Carla en Tox reisden als het kon per trein, maar moesten soms ook te voet. „Uren en uren hebben we gelopen de zon brandde en onze koffers werden hoe langer hoe zwaarder, blaren kwamen onze voeten en handen versieren.” Ze ontweken als het even kon de grote wegen. „Tox beweerde dat we op onze reis een kapitaal aan groenten hebben vertrapt.”

Op 12 augustus, zes dagen na hun vertrek uit Amsterdam, bereikten ze Vichy-Frankrijk. Dit zuidelijke deel van het land was niet door Duitsers bezet, maar de drie dames verdwenen er toch in een kamp, „waar er op meisjes helemaal niet gerekend was”. Na twee maanden ontsnapten ze en vluchtten naar Toulouse, „maar daar de gehele gendarmerie gealarmeerd was, moesten we terugkomen”.

Enige tijd hierna kregen ze toestemming om buiten het kamp te overnachten. Die kans grepen de zusjes Mustaph en Cox aan om de benen te nemen naar Spanje. „We hebben twee dagen en twee nachten heel alleen door de Pyreneeën gedwaald.” Ze werden opgepikt door de Spaanse douane en kregen vijf weken gevangenisstraf. Eenmaal overgedragen aan de Nederlandse consul schreef Carla hun verslag, dat ze afsloot met: „We hebben vier grenzen illegaal overschreden, we hebben gevochten voor ons ideaal en we hopen dat onze beloning zal zijn dat we mee kunnen helpen in den grooten strijd voor de eindoverwinning.”

Ze kregen hun zin, want na een reis via Lissabon, Paramaribo en New York kwamen ze aan in Engeland, waar ze werkten voor verschillende departementen.

noordelijke routeHans van der Stok: als messroom-boy naar Zweden

De pagina van Hans van der Stok in het dodenboek van het Oranjehotel.
Collectie NM Oranjehotel

Naar Engeland gevlucht en tóch in Duitsland gestorven, dat is het verhaal van Hans van der Stok. Zijn broer Bob was een van de beroemdste Engelandvaarders. Hij vluchtte samen met de ‘Soldaat van Oranje’ Erik Hazelhoff Roelfzema naar Engeland, ging als piloot bij de Royal Air Force, werd neergeschoten boven Duitsland, ontsnapte tijdens de beroemde Great Escape uit krijgsgevangenkamp Stalag Luft III en bereikte uiteindelijk via Spanje opnieuw Engeland. Maar ook het verhaal van zijn jongere broer Hans is de moeite waard.

Hij diende tijdens de Duitse invasie in 1940 als vaandrig bij de marine en dook twee jaar later onder, toen alle Nederlandse officieren zich van de bezetter in krijgsgevangenschap moesten begeven. Van der Stok vervalste een persoonsbewijs en kreeg hierna toestemming van de Duitsers om te werken aan boord van een koopvaardijschip. Hij meldde zich bij de verzetsgroep ‘Zwaantje’ in het noorden van het land. Het avontuur kon beginnen.

„Op 29 juni monsterde ik te Delfzijl als messroom-boy op de s.s. ‘Rijn’”, vertelde hij zijn Londense ondervragers. „Via Emden, Kielerkanaal en Stettin voeren we naar Noord-Zweden, n.l. Sandvik en vandaar naar Munksund. Daar ben ik gedeserteerd met een walpasje.”

Zweden was neutraal, maar Van der Stok nam geen risico. Hij hield zich drie dagen verborgen in de bossen, voordat hij te voet koers zette naar Skellefteå, zo’n tachtig kilometer zuidelijker. „Aldaar meldde ik me bij de politie, die mij 2 dagen hield, waarna ik op eigen gelegenheid en eigen kosten per trein vertrok naar Stockholm.”

De politie in de Zweedse hoofdstad hield Van der Stok een dag vast, voordat ze hem overdroegen aan de Nederlandse consul-generaal. „Daarna heb ik een half jaar gewerkt bij een bloemenkweker in Trelleborg. Op 22 februari 1943 arriveerde ik in Schotland per vliegtuig vanuit Zweden.”

Eenmaal in het VK wilde Van der Stok zo gauw mogelijk deelnemen aan de strijd tegen de nazi’s. Hij trad in dienst van het Bureau Inlichtingen en werd op 19 september 1943 gedropt boven de Wieringermeerpolder. Als radiotelegrafist verzorgde hij enkele maanden de communicatie tussen een aantal verzetsgroepen. Zijn uitvalbasis was de woning van zijn oudste broer Felix in Amsterdam.

Daar werd Hans op 2 februari 1944 door de Sicherheitsdienst gearresteerd, samen met Felix. Ze werden beiden op transport gezet naar Duitsland. Felix stierf in januari 1945 in concentratiekamp Neuengamme, Hans drie maanden later in Mauthausen. Van de drie broers Van der Stok overleefde alleen Bob de oorlog. Hij emigreerde naar de Verenigde Staten.

oostelijke routeBen Ubbink: twee keer de tocht gemaakt

Ben Ubbink was voor de oorlog werkzaam als stuurmansleerling.
Collectie Streekmuseum De Roode Tooren

Ben Ubbink hoort bij een select gezelschap: hij vluchtte twee keer met succes van Nederland naar Engeland. Zijn eerst tocht begon op de ‘noordelijke route’. Verzetsgroep ‘Zwaantje’ uit Delfzijl hielp hem via een plekje op een vrachtschip – Ubbink was stuurmansleerling – naar Zweden. Hij vertrok op 15 maart 1941, deserteerde op Gotland en voer van daar naar Stockholm. Vanuit de Zweedse hoofdstad ging het echter niet per vliegtuig naar het Verenigd Koninkrijk, zoals normaal was op de ‘noordelijke route’. Ubbink zette koers naar de Sovjet-Unie.

Dit land verkeerde op dat moment nog niet in oorlog met nazi-Duitsland en de grens met Scandinavië was open. Dit maakte dat er ook een ‘oostelijke route’ naar Engeland beschikbaar was – een zeer lange tocht. Engelandvaarder Chris Krediet reisde bijvoorbeeld via Siberië, Japan en de Verenigde Staten naar het de vrijheid , maar Ubbink koos voor een meer zuidelijk pad: via de Kaukasus, Perzië, Bombay, Kaapstad, Trinidad en Tobago en Canada belandde hij op 1 oktober 1941 in Glasgow.

Zoals meer Engelandvaarders raakte Ubbink hierna betrokken bij spionage. Hij werd op 30 november 1942 gedropt bij Leersum, waar helaas de Duitsers op hem stonden te wachten. De Duitse contraspionagedienst was erin geslaagd het Nederlandse inlichtingennetwerk te penetreren – het beruchte Engelandspiel – en wist precies wanneer nieuwe agenten zouden arriveren.

In een verslag dat hij later van zijn arrestatie maakte, verklaarde Ubbink dat hij een sigaret aannam van zijn ondervragers. „Ik rook veel en de emotie van de ochtend maakte van de sigaret een welkome afleiding, helemaal omdat mijn hersens op koortsachtige snelheid werkten.” Toen duidelijk was dat de Duitsers die hem verhoorden al over zeer veel informatie beschikten, gaf Ubbink hen zijn code, „misschien uit lafheid, maar ik kan verzekeren dat iedereen die wordt ondervraagd door een ervaren lid van de Sicherheitsdienst uiteindelijk praat”.

De Duitsers brachten Ubbink over naar Kamp Haren, waaruit hij in augustus 1943 met een kameraad wist te ontsnappen. Via Zwitserland en Spanje kwam hij op 1 februari 1944 voor de tweede keer aan in het Verenigd Koninkrijk. De Britten vonden dit allemaal iets té fortuinlijk; ze vermoedden dat hij een dubbelagent was en gooiden hem in de cel. Ubbink schreef vanachter de tralies een wanhopige brief aan de Nederlandse autoriteiten: als hij gevangen zat vanwege een tip uit Nederland, moesten ze weten dat die van de Gestapo kwam, die een vuil spelletje speelde. „Ik zweer bij de Machtige God, in wie ik geloof, dat ik onschuldig ben. (…) Ik voel dat ik niet langer onder deze omstandigheden kan leven en ik ben bang dat ik spoedig gek zal worden.”

Zijn smeekbede werd verhoord en hij kwam vrij. Dat Ubbink écht boven elke verdenking verheven was, werd duidelijk op 30 april 1980. Die dag was hij één van de vier verzetsmensen die als herauten en wapenkoningen Beatrix vergezelden bij haar kroning.

NoordzeerouteJaap van Hamel en Rudi van Daalen Wetters: vanuit Katwijk met een kano

Jaap van Hamel werd na zijn succesvolle vlucht piloot bij de RAF.
Foto Nederlands Instituut voor Militaire Historie

De meeste Engelandvaarders werden pas ná 1945 bekend, maar Jaap van Hamel en zijn kameraad Rudi van Daalen Wetters haalden als tijdens de Tweede Wereldoorlog de (Engelse) kranten. Hun tocht over de Noordzee was dan ook bijzonder gewaagde onderneming, die maar nét goed afliep.

De Nederlandse ambtenaar die hun relaas noteerde, had er zeven volgetikte blaadjes voor nodig. „Van Februari 1941 hadden zij reeds plannen om Nederland te verlaten en naar Engeland over te steken”, begon hij zijn verslag. „Zij hadden daartoe een opvouwbare kano gekocht. (…) Ook kochten zij een buitenboordmotor . Het wachten was op goed weer, en op een tijd dat er geen maan was.”

Op 21 juni was het zover. Een dag eerder hadden Van Hamel en Van Daalen Wetters hun kano nabij het strand van Katwijk in de bosjes verstopt. Geholpen door twee vrienden ging het duo te water, hees een zeiltje en zette koers naar het westen. „Na een uur te hebben gezeild, werd getracht de motor aan te zetten. Dit lukte echter niet, daar de motor vol met zand zat. Zij hebben toen de motor weggegooid, evenals de 25 liter benzine die ze bij zich hadden. Verder hebben ze uitsluitend gezeild.”

De tocht was niet zonder gevaren, want de mannen passeerden een Duits marine-konvooi en moesten zich een keer verschuilen onder een camouflage-zeil toen er een toestel van de Luftwaffe overvloog. Twee mannen in een kano, gekleed in uniformen van het Nederlandse leger, hadden ongetwijfeld bekijks getrokken.

Helaas voor Van Hamel en Van Daalen Wetters ging niet lang nadat ze hun motor overboord hadden gezet de wind liggen, waardoor de reis aanzienlijk langer duurde dan gepland. Pas na vijf dagen en vijf nachten pikte een schip van de Britse marine hen op, dertig kilometer ten westen van Lowestoft. Van Hamel verklaarde daarover: „Toen wij van boord kwamen konden we niet meer lopen. Wij hebben erg te lijden gehad van dorst, eten hadden we genoeg.” Hij was op een gegeven moment zelfs gaan hallucineren en dacht telkens dat hij land zag, terwijl er rondom niets dan water was.

De kano van Van Hamel en Van Daalen Wetters was er één van de vier die tijdens de oorlog de overkant zou bereiken. Het duo ging bij de Royal Air Force, en diende bij het Nederlandse 322 Squadron. Ze voerden gevechtsvluchten uit boven bezet Europa, totdat voor Van Hamel op 11 mei 1944 het noodlot toesloeg. Hij voerde op die dag een hoogtetest uit met een nieuwe Spitfire. De zuurstoftoevoer functioneerde niet naar behoren en Van Hamel verloor het bewustzijn en stortte neer. Van Daalen Wetters overleefde de oorlog wel, en emigreerde naar de Verenigde Staten.