Bernhards NSDAP-kaart overgedragen aan Duits archief: ‘Dit is eigenlijk een vorm van rechtsherstel’

De originele NSDAP-lidmaatschapskaart van prins Bernhard, waarvan het bestaan vorig jaar werd onthuld, is terug naar Duitsland. Afgelopen vrijdag 15 maart is de kaart, met een aantal andere documenten, overgedragen aan het Bundesarchiv in Koblenz, het nationale archief van Duitsland dat ook het archief van de nazi-partij beheert. De Koninklijke Verzamelingen, die het archief van de prins beheren, namen daartoe het initiatief omwille van „het archivistische herkomstprincipe”.

Hoewel historici er niet aan twijfelden dat de in 2004 overleden prins lid is geweest van de NSDAP, was het toch groot nieuws toen daarvan in oktober vorig jaar het ultieme bewijs opdook: de originele partijkaart van de prins. Historici hadden eerder bewijzen gevonden voor dat lidmaatschap, maar de prins zelf had altijd ontkend dat hij voor zijn huwelijk met Juliana in 1937 was toegetreden tot de partij van Hitler.

Pikant was daarom de plek waar de kaart werd gevonden: in het archief van de prins. Flip Maarschalkerweerd, oud-directeur van de Koninklijke Verzamelingen, onthulde de vondst in zijn boek De achterblijvers, over de hofhouding tijdens de Tweede Wereldoorlog.


Lees ook
Bernhard had bewijs van lidmaatschap in eigen archief

Bernhards lidmaatschapskaart van de NSDAP, woensdag vrijgegeven. Dit is een andere kaart dan historici Aalders en Hilbrink in 1996 onthulden, en deze week ook door NRC is gepubliceerd.

‘Dear Prince Bernhard’

Bij de kaart vond Maarschalkerweerd een briefje uit 1949 van Lucius Clay, militair bewindvoerder van de Amerikaanse zone in Duitsland. „Dear Prince Bernhard”, schreef die, „Ik heb dit een aantal jaren in mijn kluis bewaard. Toen ik op het punt stond het te vernietigen, bedacht ik me dat u het recht hebt verdiend dit zelf te vernietigen.” Claudia Hörster, de opvolger van Maarschalkerweerd als directeur van de Koninklijke Verzamelingen, geeft tekst en uitleg.

Welke stukken zijn er nu overhandigd?

„Het gaat om twee dossiers met stukken die na de oorlog door de geallieerden zijn onttrokken aan de Duitse administratie. Behalve de lidmaatschapskaart zitten daarin documenten over de beëindiging van het lidmaatschap van de prins. Het gaat vooral om correspondentie tussen Duitse partijleden. Ze probeerden die kaart op te sporen, want in eerste instantie vonden ze hem niet. Verder gaat het om een verslag van een gesprek van de prins met een medewerker van de Duitse Emigrantenzentrale in Amsterdam. Aanleiding voor dat gesprek zijn spanningen in de Duits-Nederlandse betrekkingen die de overkomst van de Duitse gasten voor het huwelijk tussen Bernhard en Juliana [in 1937] dreigen te bemoeilijken.”

En waarom is besloten die stukken over te dragen?

„Omdat dit het juiste is om te doen. Het principe is: stukken horen thuis bij de archiefvormer. De archiefvormer is degene die de administratie bijhoudt. Een stuk hoort te worden opgeslagen waar het werd bewaard voordat het een archief werd. Als jij mij een brief stuurt, dan hoort die brief bij mij, als ingekomen stuk. Het gaat dus om Duitse stukken die zijn afgedwaald, stukken die hier niet horen. Het is misschien een groot woord, maar dit is eigenlijk een vorm van rechtsherstel.”

Wat is de gedachte achter dat principe?

„De gedachte is dat je de context intact laat voor historisch onderzoek. Als je een kaart onttrekt aan een archief dan verteken je de geschiedenis. Het lijkt misschien uitzonderlijk wat we doen. Maar in de loop der jaren zijn er meer stukken uit de Koninklijk Verzamelingen overgedragen aan andere archieven. Er zaten bijvoorbeeld ook stukken van Bernhard in het archief waarin hij de Nederlandse regering advies geeft over de voorwaarden van een Duitse overgave. Daarin waarschuwt hij dat er niet een heleboel land onder water moet worden gezet. Die stukken zijn volgens hetzelfde principe overgedragen aan het Nationaal Archief in Den Haag, waar ze thuishoren.”

Claudia Hörster, directeur van Koninklijke Verzamelingen.

Als directeur van de Koninklijke Verzamelingen bent u lid van de hofhouding. Heeft u hierover overlegd met de koning?

„Het is aan de koning als voorzitter van de Stichting Archief van het Huis Oranje Nassau om zo’n besluit te nemen. Je moet je voorstellen dat zo’n beslissing onderdeel is van een veel groter en langlopend proces. Per 1 januari is de toegang tot een aantal archieven van de koninklijke familie verruimd tot 1948. Het gesprek met de koning over die verruiming is al jaren geleden begonnen. Daar hoort bij dat je kijkt wat er precies in de archieven zit en inventarissen maakt. Als gevolg daarvan komen ook dit soort vragen vanzelf op. Soms gaat dat mondeling, soms schriftelijk. Ik adviseer daarbij. Maar ik weet natuurlijk wat de principes van de koning zijn: dat we werken aan openbaarheid en daarbij rechtvaardig omgaan met de geschiedenis.”

Bent u niet bang dat mensen zullen zeggen: alles wat met de prins te maken heeft, is cultureel erfgoed, dit hoort in Nederland?

„Misschien denken sommige mensen: je ontdoet de Nederlandse geschiedenis van bronnen. Maar we willen niks wegstoppen. We willen het onderzoekers niet moeilijker maken, we faciliteren historisch onderzoek door de stukken in hun juiste context te plaatsen en alle informatie hier ook aan te bieden. Daarom zijn er van alle teruggegeven stukken kwalitatief goede kopieën gemaakt, die hier voor onderzoekers te raadplegen zijn. Het briefje van Clay blijft overigens hier, omdat dat áán Bernhard is gericht. Daarvan hebben we weer een kopie aan het Bundesarchiv gegeven.”

Uw collega van het Bundesarchiv wist tot voor kort niet van deze stukken. Hoe reageerde hij toen u contact met hem opnam?

„Hij was geraakt. Hij had het over onderling vertrouwen. Daarom wilde professor Michael Hollmann, de Präsident van het Bundesarchiv, die twee enveloppen afgelopen vrijdag ook zelf in ontvangst nemen. Dat was ongelooflijk mooi. Je moet weten: na de Tweede Wereldoorlog hebben de geallieerden Duitse archieven, waaronder het NSDAP-archief, van verschillende locaties weggehaald en samengebracht in het Berlin Documentation Centre. In Berlijn dus, dat onder geallieerd gezag stond. Er was namelijk onvoldoende vertrouwen dat de Duitsers zelf zuiver zouden kunnen omgaan met hun geschiedenis. Het heeft lang geduurd voordat dat vertrouwen er was, het Berlin Documentation Centre is pas in de jaren negentig overgedragen aan het Bundesarchiv in Koblenz. Bij de overdracht zei Hollmann afgelopen vrijdag: ‘We gaan de geschiedenis niet herschrijven, maar dit brengt wel ein Stück Normalität terug.’ Deze stap weerspiegelt ook de onderlinge relatie. Dat maakt hem betekenisvol.”