Het is haast onmogelijk om geen compassie te hebben met de inwoners van Haïti. Nog geen drie jaar terug werden zij getroffen door een zware en dodelijke aardbeving terwijl het land nog niet eens was opgekrabbeld na een nog veel heviger aardschok in 2010. Aan wederopbouw is Haïti, dat al decennia in een trieste neerwaartse spiraal zit, nooit echt toegekomen. Het armste land van het westelijk halfrond draait vooral op hulpgelden en particuliere giften van Haïtianen overal in de wereld.
Niet natuurrampen maar een machtsvacuüm waarin criminele bendes met grof geweld de straten van Port-au-Prince terroriseren, bedreigt nu de veiligheid en gezondheid van de ongeveer elf miljoen Haïtianen. De man -made politieke crisis heeft het land op de rand van anarchie gebracht. De weinige journalisten die zich nog buiten wagen, berichten over plunderingen, intimidaties en bloedige confrontaties tussen de politie en de rivaliserende bendes. Door het geweld zijn volgens de Verenigde Naties meer dan 300.000 mensen hun huizen ontvlucht. Voor hongersnood valt te vrezen.
De crisis begon eind 2021 met de moord op president Jovenel Moïse door Colombiaanse huurmoordenaars. De toen net benoemde premier Ariel Henry nam, vooral op aandringen van de Verenigde Staten, tijdelijk het landsbestuur over. Maar de impopulaire Henry verzaakte bij het uitvoeren van zijn belangrijkste taak: het uitschrijven van nieuwe verkiezingen om een opvolger voor Moïse te vinden. Dat was volgens hem vanwege de veiligheidssituatie. Een internationale politiemacht, die hij met steun van de VN en de VS in Kenia wilde betrekken, had eerst orde op zaken moeten stellen. Eerdere missies, zoals de op vele fronten falende VN-stabiliseringsmissie Minustah, waren daar niet in geslaagd.
Daar was op zich best wat voor te zeggen maar het duurde allemaal veel te lang, waardoor Henry er begrijpelijkerwijs van beticht werd de macht te willen behouden. Juist toen Henry vorige maand in Nairobi was om de laatste afspraken met de Kenianen te maken, namen de bendes de facto het gezag over. Zou de premier terugkeren, dan dreigde „burgeroorlog” of zelfs „genocide”, zei de beruchtste bendeleider, Jimmy Chérizier, een oud-politieman. Terugkeren deed hij niet. Maar die concessie was even onafwendbaar als te laat. Te lang heeft Henry de democratie in Haïti op pauze gezet en te lang zijn de VS hem daarbij blijven steunen. Daardoor is veel tijd verloren en is de crisis nu bijkans uitzichtloos.
Lees ook
Wie kan de chaos in Haïti nog bedwingen?
