Heeft de top van het Openbaar Ministerie zijn rechtsstatelijk kompas wel goed gekalibreerd? Dat is nog maar zeer de vraag, moet je concluderen na het lezen van de onthulling in NRC (13/3) over de manier waarop justitie omgaat met overlastgevende asielzoekers.
Het is onrustig binnen het OM. De oorzaak is een werkinstructie van topman Rinus Otte. De werkinstructie komt erop neer dat officieren van justitie asielzoekers – anders dan normaal het geval is – voor lichte misdrijven, zoals winkeldiefstal, een strafbeschikking in de vorm van een geldboete opleggen én dat asielzoekers deze boete ‘betalen’ door het aantal dagen dat zij in voorarrest zitten. Het OM noemt deze nieuwe boetevorm ‘strafbeschikking met aftrek’. Iedere dag in de cel is 50 euro waard. Na drie dagen heeft een asielzoeker zo bezien een boete van 150 euro voldaan. En diegene houdt ook een strafblad over, waarmee de asielaanvraag sneller kan worden afgewezen.
Dit beleid is echter in strijd met zowel de letter als de geest van de wet. De wet bepaalt dat een verdachte in deze eerste periode (inverzekeringstelling) alleen mag worden vastgehouden als dat in het belang van het onderzoek is. Zonder deze onderzoeksgrond moet een verdachte worden vrijgelaten. Als de onderzoeksgrond alleen nog bestaat uit het uitreiken van een mededeling over een strafzaak, zoals een dagvaarding, dan eist de wet dat dit zo spoedig mogelijk gebeurt – en dat een verdachte vervolgens in vrijheid wordt gesteld.
Het OM suggereert in de werkinstructie manieren om, op ogenschijnlijk juridisch correcte wijze, overlastgevende asielzoekers tóch langer op te sluiten. In feite moeten officieren gefingeerde onderzoeksbelangen bedenken, zoals het opvragen van justitiële documentatie in het buitenland. Dan is het tijdens het wachten op die papieren ‘gerechtvaardigd’ om de asielzoeker in de cel te houden.
Juridische kunstgreep
De gang van zaken doet denken aan de hardnekkige praktijk van het OM van jaren geleden die bekend kwam te staan als het ‘weekendarrangement’. Ook dat was lik-op-stukbeleid, waarbij meerderjarige verdachten van uitgaansgeweld tot maandagochtend achter slot en grendel bleven. Een juridische kunstgreep maakte dit mogelijk: wachten tot na het weekend met het uitreiken van de dagvaarding, zodat de verdachte in de tussentijd kon worden vastgehouden. Twijfelachtig met het oog op de wet, die immers voorschrijft dat mededelingen over het strafproces, zoals een dagvaarding, zo snel mogelijk gedaan moeten worden. De Hoge Raad zette in 2011 dan ook een streep door het weekendarrangement.
De nieuwe werkinstructie is op dezelfde wijze onrechtmatig. De inverzekeringstelling wordt de facto een vrijheidsstraf, waarbij het OM als aanklager, rechter en beul opereert. Het opleggen van een vrijheidsstraf is echter voorbehouden aan de rechter. Daarom maakt het OM op deze manier een oneigenlijke, verregaande inbreuk op het recht op vrijheid en veiligheid.
Beleid waarbij een specifieke groep verdachten op oneigenlijke gronden wordt vastgehouden, is in feite een vorm van door de top van het OM geïnitieerde vrijheidsbeneming, die onder het bereik van artikel 282 in het Wetboek van Strafrecht valt te brengen: het opzettelijk iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroven. In lekentaal: ontvoering.
In een tijdsgewricht waarin veel te doen is over de ongrondwettelijke initiatiefvoorstellen van de PVV, is het opmerkelijk dat de OM-top via deze bokkesprong juist eerder ingevroren onrechtsstatelijke kliekjes opdist. Gelukkig zijn er ook officieren van justitie die intern hun zorgen hebben geuit over de ‘asielzoekersboete’. Daarmee toont het OM te beschikken over een bemoedigend zelfreinigend vermogen. Zeker gezien de aanwakkerende populistische wind verdienen deze magistraten een schouderklop. De top van het OM zou beter naar hen moeten luisteren.
Lees ook
Onrust binnen het OM over aanpak van overlastgevende asielzoekers, die een boete betalen middels een celstraf