‘Ik ga niet aan een tafel zitten bij iemand die vlees eet.” De opmerking, uit de mond van een overtuigd veganist, viel eens tijdens een etentje dat Anja Machielse had georganiseerd voor een vertrekkend collega van de vakgroep. En ze weet nog dat ze dacht: ho, wacht. Want natuurlijk, het is een zegen dat elke generatie het beter voor elkaar heeft dan de vorige. Meer kansen om te grijpen, meer vrijheid om je eigen leven vorm te geven, te bedenken wie je zelf bent, wat je zélf belangrijk vindt. Alleen…
In het gezelschap ontspon zich een discussie waarin een andere collega opmerkte: „En ík vind het heel vervelend om naast iemand te zitten die alleen maar groente op zijn bord heeft”.
Dit kan toch niet de bedoeling zijn, besefte Machielse. En als ze er nu op terugkijkt – het etentje is alweer even geleden – moet ze denken aan de conferentie met architecten die ze gisteren bijwoonde. Die ging over eenzaamheid en de gebouwde omgeving. Over de vraag wanneer je je thuis voelt op een plek en wat dat bijdraagt aan de betekenisgeving van je leven.
Een van de congresgangers haalde er oude plattegronden van Rome bij. Al die rommelige straatjes en pleintjes, een wirwar waarin je maar wilt blijven dwalen omdat je nooit weet welke verrassing om de volgende hoek wacht. Die oude stadscentra, was de consensus, zijn levendiger en gezelliger dan de wijken van nu met anonieme flats en kaarsrechte straten.
Wat zo’n overzichtelijke omgeving vooral mist, klonk op het congres, is de toevalligheid van een onverwachte ontmoeting. Een doorkijkje naar andere levens, mensen anders dan jijzelf. Zodat je nog eens verrast kunt worden door de gedachten van een ander, leert openstaan voor die gedachten en bewust raakt van je eigen gedachten. Zodat je niet almaar in je eigen gelijk blijft hangen, in je eigen bubbel met mensen die er precies hetzelfde over denken als jij, omdat niemand die gedachten ter discussie stelt. Een verarming van het leven, vindt Machielse.
Dus nee. „We blijven met z’n allen zitten aan één tafel”, had ze op het etentje gezegd.
O wacht, de thee. Anja Machielse had thee beloofd, thuis in Breda, maar het water in de ketel is alweer afgekoeld. Er is veel om te vertellen. Tot eind vorig jaar was Anja Machielse, 67 jaar, hoogleraar sociale weerbaarheid aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. En ze is nu met pensioen, maar het lijkt er nog amper op. Congressen, lezingen, er moeten nog artikelen af en ze denkt aan een boek, werktitel De Buitenstaander.
25 jaar lang deed Machielse, filosoof van origine, onderzoek naar eenzaamheid. Al die jaren omringde ze zich met afhakers in onze samenleving. Letterlijk. Ze legde talloze huisbezoeken af bij mensen die niet mee willen of kunnen doen, omdat ze het gevoel hebben niet te passen in de maatschappij, of bezweken onder de sociale druk, angstig zichzelf te verliezen. Mensen die in enquêtes bij de vraag ‘hoeveel persoonlijke contacten heeft u?’ invullen: nul.
Nul?
Machielse: „Ja, gewoon nul. Dat kwam 25 jaar geleden al uit het eerste grote bevolkingsonderzoek naar welzijn waaraan ik als onderzoeker deelnam: zo’n 8 tot 10 procent van de bevolking – een stabiel percentage in de tijd – leeft volledig sociaal geïsoleerd. En dat vond ik toen al zó intrigerend. Omdat het mij zo vanzelfsprekend leek om vrienden en familie om je heen te hebben.”
Jij wilde weten: wie zijn deze mensen?
„Ik dacht eerst: dit klopt niet. Sommige geënquêteerden hadden hun adres opgegeven, dus toen ben ik maar gewoon gaan aanbellen. Heel spannend vond ik dat. Ik ben filosoof, had zoiets nog nooit gedaan.”
Wat trof je aan?
„Een van de eerste die open deed was een Amsterdamse mevrouw in blauwe peignoir die gelijk zei: ‘ik wil met niemand praten’. Ja, dan houdt het op. Maar er bleken er genoeg die juist behoefte hadden aan sociaal contact. Mensen die gelijk zeiden ‘o kom maar binnen’ en niet meer ophielden met praten, urenlang. Ik trof mensen die van hun huis een paleisje hadden gemaakt, of juist één vieze bende. Sommigen waren niet meer gewend om iemand te ontvangen. Bleef de tv keihard aanstaan, of ze boden geen drinken aan, lieten je staan.”
Jij was de eerste die ze spraken in lange tijd?
„Vaak wel ja. Kijk, iedereen gaat anders met eenzaamheid om. Er zijn mensen die vier keer per dag naar de supermarkt gaan voor een praatje. Die weten precies welke caissière bij de Albert Heijn op welk moment achter de kassa zit. ‘Die vind ik aardig, die stelt nog eens een vraag’.”
Voelen deze mensen zich zelf een buitenstaander?
„‘Het lijkt wel alsof ik aan de rand van het zwembad sta’, zei iemand eens. ‘Iedereen doet daar van alles in, maar ik doe niet mee.’ Velen voelen zich niet passen in deze maatschappij. Of ze wíllen deelnemen, maar zijn zo vaak teleurgesteld en afgewezen dat ze geen contact meer durven leggen. Sommigen weten gewoon niet meer hoe het moet.”
Niet elke geïsoleerde is eenzaam, zoals niet elk groepslid zich verbonden voelt. Zo sprak Machielse eens een jonge vrouw uit een groot christelijk gezin die zich zoekend naar een vlucht uit het geloof zó eenzaam voelde, maar tijdens het gesprek alle moeite moest doen om alleen te zijn. „Haar nieuwsgierige zusjes kwamen telkens de kamer binnenvallen.”
Andersom spreekt Machielse al zo’n vijftien jaar regelmatig af met een nu tachtigjarige „hele geestige” man. Dinsdagmiddag 14.00 uur stipt, als Machielse hem per brief – hij heeft geen telefoon – heeft aangekondigd te komen. Haar visitekaartje ligt steevast bij hem op tafel zodat als hij ooit thuis dood wordt aangetroffen, mogelijk na dagen of weken, instanties weten wie ze kunnen bellen.
Eenzaamheid, leerde Machielse, is een gevoel, een subjectieve ervaring die hoort bij het leven. De helft van de Nederlanders – jong en oud – is volgens onderzoeken regelmatig eenzaam. Meestal tijdelijk, zoals wanneer je in een nieuwe omgeving je weg zoekt. Of langduriger, zoals soms na verlies van een partner. Eenzaamheid kan een trigger zijn om de situatie te veranderen. Nieuwe vrienden maken, vrijwilligerswerk doen, naar de kaartclub.
Maar diepe eenzaamheid, waaruit mensen geen uitvlucht meer zien, is anders. Dat kan voelen als fysieke pijn, zo sterk dat sommigen hopen de volgende dag niet meer op te hoeven staan. „Ik spreek mensen die zich bij het afscheid vastklampen en niet meer loslaten.”
Hoe gaan zij met zo’n diepe eenzaamheid om?
„Ze ontwikkelen allerlei strategieën. Jongere mensen zoeken de oorzaak liever buiten zichzelf. ‘De samenleving deugt niet.’ ‘Ligt aan de politiek.’ Oudere mensen neigen meer naar reflectie op hun leven. Die willen de puzzel leggen. ‘Waar is het fout gelopen?’ ‘Waarom heb ik toen die keuze gemaakt?’ Hun jeugd is vaak bepalend. Moeizaam contact met moeizame ouders. Eenzaamheid is vaak intergenerationeel.”
Je leest weleens in de krant over mensen die jarenlang dood in een huis hebben gelegen en dat de buren er niet van wisten. Dan klinkt verontwaardiging: ‘waarom lette niemand op?’. Maar sommige eenzamen, weet Machielse, wíllen geen contact. Die zijn gesteld op hun privacy, bang voor bemoeienis. „Veel geïsoleerden keren zich af van de samenleving.”
Machielse glimlacht. De laatste keer dat ze bij die tachtigjarige meneer was voor een praatje, stonden ze voor zijn deur en kwam plots de overbuurman langs. ‘Goh, lang geleden dat ik je gezien heb! Je weet dat je altijd een beroep op me kan doen hè!’. Maar de buurman werd door de tachtigjarige volkomen genegeerd. „Daar zat hij dus helemaal niet op te wachten.”
Klinkt als een zelfverkozen isolement.
„Ja. Maar is het echt iemands diepe wens om geen contact te hebben? Ik geloof dat niet. Ik denk dat zoiets altijd voortvloeit uit een negatieve motivatie. Iemand heeft het opgegeven om contact te maken, zich te passen in de samenleving. Die gaat bij gebrek aan feedback op zijn gedachten leven in zijn eigen waarheid. Die gaat de buitenwereld als een bedreiging zien.”
Het bevolkingsonderzoek naar welzijn dat begin jaren 90 de ogen van Machielse opende, toonde nog een opvallende uitkomst. Tot dan toe dacht de overheid dat een gezonde leefstijl de belangrijkste voorspeller was van welbevinden. Niet roken, matig drinken. Maar de factor sociale relaties bleek van nog grotere invloed op de verwachte levensduur.
Eenzaamheid maakt ziek. Het werkt depressies in de hand, verzwakt het immuunsysteem, vergroot de kans op hartziekten. De need to be rooted, geworteld zijn, blijkt levensbehoefte nummer één.
In haar afscheidsrede als hoogleraar haalde Anja Machielse er onlangs tal van filosofen bij om dit fenomeen te verklaren. Wie je bent en wat je belangrijk vindt, is het idee, wordt bepaald in relatie tot anderen. Pas als je weet hoe de ander je ziet, kun je bewust kiezen wie je zelf wilt zijn en bepalen wat het leven voor jou de moeite waard maakt. Alleen in relatie tot anderen, kortom, kun je uitgroeien tot een autonoom individu.
Maar dit belang van sociale relaties drong in de jaren 90 nog niet gelijk door tot de overheid. Die zag in het tegengaan van eenzaamheid geen rol voor zichzelf weggelegd. Of iemand geworteld is, vond ze, is een individuele keuze.
Machielse was het daar helemaal niet mee eens. Want Machielse, zelf liefdevol opgegroeid op een boerderij in Brabant, was de eerste van haar familie die ging studeren. Filosofie nog wel. En al ervoer ze steun van haar ouders, ze ervoer hoe moeilijk het kan zijn om in een sociale omgeving je eigen keuzes te maken.
De overheid is wél verantwoordelijk om eenzaamheid te bestrijden, vond Machielse. En dat werd haar grote drijfveer: bewustwording creëren. Ze is ooit vijf jaar voorzitter van het PvdA-bestuur in Breda geweest, maar Machielse merkte dat ze als onderzoeker veel meer kon bereiken dan in de politiek. Ze raakte betrokken in vele gemeenten bij de opzet van pilots tegen eenzaamheid. Ze werkte mee aan talloze campagnes en aan landelijke actieprogramma’s zoals ‘Een tegen Eenzaamheid’, ‘Kom erbij!’, ‘Week tegen eenzaamheid’.
En ja, soms voelt Machielse zich meer actievoerder dan onderzoeker. Maar dat mag, vindt ze, als humanist. „Dan heb je een normatief idee over het verbeteren de wereld.”
En, heb je iets kunnen verbeteren?
„Ik weet nog dat we tien jaar geleden op zo’n conferentie drie managers van een zorginstelling aan het woord lieten. Presentatrice Anita Witzier had vlak ervoor bewoners geïnterviewd die openlijk over hun eenzaamheid vertelden. En toen werd die drie managers zelf gevraagd of ze wel eens eenzaam waren geweest. ‘Ik? Nee hoor… echt nooit’. Stuk voor stuk. Alsof eenzaamheid alleen zielige kwetsbare mensen treft. Ik werd er zó….”
Kwaad van?
„Ja. Ik dacht: dit kán gewoon niet. Maar nu, dat weet ik zeker, zouden die managers dit niet meer zo zeggen. De bewustwording is gegroeid, de schaamte is minder. Ook onder jongeren. Met dank aan die programma’s, maar ook aan de coronatijd, toen we plots allemáál geïsoleerd raakten.”
Maar het aantal mensen dat eenzaamheid ervaart lijkt in al die jaren eerder gestegen dan gedaald, volgens bevolkingsonderzoek. Doorgeschoten individualisering, de prestatiemaatschappij, technologie die voorziet in minder offline contact; dat zijn enkele verklaringen. En Anja Machielse ziet het ook: steeds meer mensen haken af. Ouderen die het gevoel hebben vooral een last te zijn. Jongeren die zich niet gehoord voelen in beleid en politiek. Mensen met gezondheidsproblemen die een achterstand hebben op de arbeidsmarkt. Migranten die zich niet gezien voelen. „Het tempo in de samenleving ligt hoog.”
Ze hoort het terug in de gesprekken met eenzamen. „Ouderen zeggen: ‘de samenleving is zó veranderd, ik snap ’r niet meer’. Nou, dat hoorde ik niet in de jaren 90.” En wat ze ook hoort: dat mensen geen tijd meer voor elkaar hebben. „Ze doen hun boodschappen, gaan naar thuis, trekken de voordeur dicht, en dat was het dan. Niet meer even groeten op straat, ‘hoe was je dag?’. En mensen doen daar vaak lacherig over: het praatje bij de kassa. Maar vluchtige contacten zijn voor eenzame mensen juist heel belangrijk. Die geven hun een thuisgevoel. ‘Ik hoor ergens bij’.”
Het aantal vluchtige contacten neemt af, blijkt ook uit onderzoek. Het gevolg, zegt Machielse, is vervreemding. Hup, de voordeur dicht. Of je eigen bubbel in, zoals de overtuigd veganist. Je verschansen in de groep die het meest op je lijkt.
Zo’n bubbel is eigenlijk net zo geïsoleerd als het eenzame individu dat jij in je onderzoeken beschrijft.
„Ja inderdaad! En je ziet dat een bubbel ook dezelfde strategieën hanteert om ermee om te gaan. Steeds meer geloven in het eigen gelijk en alles buiten de groep als een bedreiging zien. Terwijl, we kunnen ons pas thuis voelen in een samenleving als we ook de ander kennen, die níét op ons lijkt.”