Veel popmuzikanten op Nederlandse podia treden op voor een habbekrats

Popmuziek Het duurt te lang voor Nederlandse popartiesten kunnen leven van hun muziek. Het ministerie van OCW wil eerlijke betaling, maar veel bandleden houden maar 100 euro per concert over.

Singer-songwriter Rita Zipora tijdens het Noorderslag festival in Groningen in 2014. Nu is ze bestuurslid van beroepsvereniging BAM! Popauteurs.
Singer-songwriter Rita Zipora tijdens het Noorderslag festival in Groningen in 2014. Nu is ze bestuurslid van beroepsvereniging BAM! Popauteurs.

Foto Andreas Terlaak

Rond popmuziek hangt een aura van gouden bergen. De sterren kunnen zich een villa in Beverly Hills veroorloven, of de eis dat in de kleedkamer een fles Hennessy-cognac klaarstaat. Maar voor veruit de meeste Nederlandse popmuzikanten is optreden juist een te schamele bron van bestaan, blijkt uit een inventarisatie die de popsector vrijdag tijdens het Groningse festival Eurosonic Noorderslag aanbood aan staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur, D66).

De vele Nederlandse popmuzikanten die al wel in bekende poptempels staan maar daar geen grote zaal vullen, houden gemiddeld slechts zo’n 100 euro over aan een concert. Dat blijkt veel te weinig: om een eerlijke beloning (‘fair pay’) mogelijk te maken, zoals het ministerie van OCW zich voor de cultuursector ten doel heeft gesteld, zouden de gages voor deze artiesten moeten verviervoudigen.

Daarvoor is landelijk 7,8 miljoen euro nodig, concludeert adviesbureau Berenschot, en dat geld hebben de podia niet. „Als er gemakkelijke oplossingen waren om meer inkomsten te vergaren, hadden de podia dat al gedaan”, zegt adviseur Bastiaan Vinkenburg.

Het onderzoek volgt na een jaar van gesprekken tussen podia en festivals, artiesten en andere belanghebbenden in de Nederlandse popsector.

Eerlijke betaling is een speerpunt geworden in de cultuursector. In 2019 voerde toenmalig OCW-minister Van Engelshoven de eis in dat culturele instellingen, om rijkssubsidie te ontvangen, de ‘Fair Practice Code’ moeten onderschrijven. Streven naar eerlijke betaling is een belangrijk onderdeel van die code.

Al snel bleek echter dat fair pay vele miljoenen zou kosten – en dat dat geld niet in de cultuursector voorhanden is. Sinds eind 2021 onderzoeken meerdere culturele beroepen hoe Fair Practice, en daarmee eerlijke betaling, in de praktijk kan worden geregeld. De popmuziek is de eerste sector die binnen dat door OCW gefinancierde ‘Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst’ (Platform ACCT) hun project afrondt. Staatssecretaris Uslu wil voor ‘fair pay’ vanaf 2025 structureel geld vrijmaken.


Lees ook het interview met staatssecretaris Uslu: ‘Bewindspersonen neem ik mee naar het theater. Want cultuur is chefsache’

Talent gaat verloren

„Als popmuzikant kun je in Nederland in een groot deel van je carrière niet leven van muziek maken”, zegt Rita Zipora, tot enkele jaren geleden actief als singer-songwriter en nu bestuurslid van beroepsvereniging BAM! Popauteurs. Dat gebeurt pas als je een grote zaal uitverkoopt, zoals in Paradiso (Amsterdam) of 013 (Tilburg). Maar die weg naar een eigen inkomen is lang, volgens Zipora ook langer dan bijvoorbeeld in België. „We missen doorstroom naar de echte top. Daardoor gaat talent verloren.”

Een grote groep artiesten waar het onderzoek om draait, treedt op als professioneel popmuzikant – ze staan in de kleinere zalen, hebben een manager, ze komen op de radio en soms op tv. Een gage van 1.100 euro per optreden voor de hele band is dan gangbaar. Daar houdt elke muzikant slechts 100 euro van over nadat de technici, de manager en de tourbus zijn betaald. Om toch rond te komen, geven ze bijvoorbeeld muziekles of hebben een baan buiten de muziek.

Om een ‘sociaal minimum’ te verdienen voor een optreden (inclusief de voorbereidingstijd), zou de gage per bandlid 258 euro moeten bedragen, plus onkosten. Voor een eerlijk loon zou dat 414 euro moeten zijn. „Poppodia schrokken van die berekening”, zegt Zipora. „De kosten die de act maakt, zijn voor hen niet zichtbaar.” Voor die hogere gages zou landelijk 3,1 tot 7,8 miljoen euro extra nodig zijn, afhankelijk van hoe fair er betaald wordt.

Directeur Berend Schans van de Vereniging voor Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF), met 65 podia en 57 festivals als leden, wist wel dat muzikanten slecht betaald werden. In 2020 al concludeerde een studie in opdracht van OCW dat popmuzikanten een „zwakke inkomenspositie” hebben en dat er een „machtsongelijkheid” bestaat ten opzichte van boekers en podia.

Pas afgelopen najaar, bijvoorbeeld, sprak NPO af dat muzikanten voor optredens in radio- en tv-programma’s 250 euro krijgen – eerst kregen ze vaak niets. Verder bestaat het Nationaal Podium Plan, dat gages van pop- en jazz-artiesten vanuit een fonds bijpast tot de ‘Sena-norm’ van 290 euro. Maar dat fonds is voor bijvoorbeeld muziekcafés, niet voor de VNPF-poppodia.

Zakken vullen

De nieuwe inventarisatie, waaraan VNPF meewerkte, wijst uit dat de poppodia te weinig inkomsten hebben voor hogere gages. Volgens Berend Schans en Rita Zipora leidde dat tot wederzijds begrip. „Wij wilden af van de gepolemiseerde discussie dat wij onze zakken vullen”, zegt Schans. „Het geld zou blijven hangen bij de podia. Dat is gewoon niet waar. De hele sector wordt sterker als we muzikanten beter betalen.”

Poppodia krijgen weliswaar subsidie van de gemeente, maar die gaat bijna geheel op aan huur en andere vaste lasten. Subsidies voor programmering zijn in de popmuziek schaars; de gages moeten worden betaald uit tickets en horeca. Als een artiest in een kleine zaal niet uitverkoopt, wat regelmatig gebeurt, schiet het poppodium er nu al bij in.

Hogere gages zouden verdiend kunnen worden via duurdere drankjes of tickets. Volgens Berenschot-onderzoeker Vinkenburg ervaren podia echter dat daar weinig of geen ruimte zit: wordt pop duurder, dan blijven bezoekers weg. „Dat is niet systematisch onderzocht, maar natuurlijk experimenteren podia met de prijzen.”

VNPF-directeur Schans ziet wel enige mogelijkheden. „De ticketprijs kan hier en daar best omhoog, maar juist voor de kleinere, meer avontuurlijke programmering die we belangrijk vinden, zal dat vermoedelijk een negatief effect hebben.” De oplossing waar hij het meest in ziet, is een fonds voor fair pay. „Daarin zou de overheid het voortouw kunnen nemen. Andere partijen zouden dat kunnen aanvullen. Denk aan cultuurfondsen, auteursrechtenorganisaties, misschien wij zelf wel.”