Scrollend langs een oeverloze reeks kookfilmpjes op sociale media die mij stuk voor stuk werden aanbevolen met ronkende kwalificaties als vegan, sugar free, dairy free, protein packed, good for the gut danwel super healthy in het algemeen, kreeg ik plots een epifanie. Het was zo’n cruijffiaans gevalletje van ‘je gaat het pas zien als je het doorhebt’. Broden gebakken van niets dan boekweitkorrels en water. Pannenkoeken van quinoa en linzen. Smoothies op basis van kikkererwten. Tofu voor, tofu na. Gefermenteerde zus, gefermenteerde zo. Verdraaid, dacht ik, het lijkt wel of we terug zijn in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Terug in de tijd van de macrobiotiek.
Voor wie de macrobiotiek niet (meer) helder voor de geest heeft, het gaat hier om een gezondheidsleer die is ontwikkeld door de Japanner George Ohsawa. Voor zijn filosofie combineerde Ohsawa, die lange tijd in Europa woonde, ideeën uit het zenboeddhisme met westerse theorieën over voeding en gezondheid. In Zen Macrobiotics, het boek dat hij in 1960 publiceerde en dat het begin van een wereldwijde beweging zou vormen, verwijst hij naar de Duitse natuurarts Christoph Hufeland, die aan het einde van de achttiende eeuw een verhandeling schreef getiteld Makrobiotik oder Die Kunst, das menschliche Leben zu verlängern. De naam – afgeleid van de Griekse woorden voor groot: ‘makros’ en leven: ‘bios’ – pikte Ohsawa dus, om er vervolgens een geheel eigen, oosters sausje over te gooien.
Hoewel de macrobiotiek veel meer behelst dan alleen een voedingsleer, is het macrobiotische dieet wel altijd het meest in het oog springende onderdeel ervan geweest. Ohsawa streefde naar een evenwicht tussen yin en yang, waarbij ongeveer vijf keer zoveel yin- als yangvoedsel zou moeten worden gegeten. Ter indicatie: granen, peulvruchten, groenten en zeewier gelden als yin, dierlijke producten en suiker als yang. In de praktijk komt het dieet neer op een voedingspatroon dat bestaat uit grofweg 50 procent volle granen, 25 procent groenten en 10 procent peulvruchten, aangevuld met zeewier, misosoep, plantaardige olie, fruit en desgewenst vis, alles bij voorkeur uit eigen omgeving, biologisch en deels gefermenteerd.
En nu vraag ik u: klinkt dit nu niet verdraaid veel als het eetpatroon van een gemiddelde getatoeëerde food influencer anno 2024? In ieder geval zijn dieethypes van alle tijden, inclusief de polarisatie die ze teweegbrengen. Online vond ik een artikel over macrobiotiek uit The New York Times van 19 juli 1978 waarin uitgebreid wordt ingegaan op controverse rond wat in de jaren 60 bekendstond als ‘the brown rice diet’, een dieet voor hippies, dropouts en druggies. „A major public health problem”, aldus de American Medical Association in 1971.
Twee Harvard-dokters zijn dan inmiddels tot het inzicht gekomen dat het juist om een heel gezond dieet gaat. Alleen al door minder dierlijke vetten te eten, zouden Amerikanen er tussen de 10 à 15 pond van afvallen, zegt dr. Frederick W. Stare in The New York Times. Zijn collega-arts Edward H. Kass heeft het over de opvallend lage bloeddruk en extreem lage cholesterolniveaus van Ohsawa-volgers. Waarna het artikel keurig afsluit met quotes van enkele overtuigde macrobioten, die allen, na talloze andere diëten te hebben geprobeerd, zielsgelukkig zijn met hun dagelijkse bordje bruine rijst.
Ik bedoel maar: er is écht weinig nieuws onder de zon.