Wat hebben Pieter Omtzigt, Martin Bosma en Sigrid Kaag met elkaar gemeen? Ze hebben allemaal een studie in het buitenland gedaan. En ze zijn niet alleen: volgens de laatste cijfers uit 2019 volgen bijna 20.000 Nederlanders een bachelor of master in het buitenland. Deze studenten worden niet meegenomen in de internationaliseringsdiscussie.
Dat is opvallend, want er is genoeg reden toe. Zo blijft Nederland fiks achter op andere Europese landen. Uit onderzoek van het Nederlandse instituut voor internationalisering (Nuffic) blijkt dat gemiddeld maar 3 procent van de Nederlandse studenten voor een volledige studie naar het buitenland gaat. Europawijd is dat 4 procent.
Wel is de afgelopen 20 jaar dit aantal studenten in Nederland bijna verdubbeld, maar in dezelfde periode steeg het aantal internationale studenten dat een volledige studie in Nederland volgt veel harder, naar 115.000 in 2021. Waar de verhouding tussen deze twee groepen eerst 1 op 3 was, is die nu gezakt naar 1 op 7 – zo liet demissionair minister van Onderwijs Dijkgraaf (D66) afgelopen week weten.
Gemiste kans
Gezien deze trend is het begrijpelijk dat het publieke debat zich focust op de instroom van internationale studenten. NRC heeft bijvoorbeeld alleen al dit jaar meerdere artikelen gepubliceerd over internationale studenten in Nederland. Waarom is de groep vertrekkende studenten verhoudingsgewijs zo klein?
Deels komt dit door een goed studieaanbod binnen eigen land, waardoor Nederlandse scholieren en studenten niet over de grenzen hoeven te kijken. Maar dit is niet het hele verhaal. Uit onderzoeken van de stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten (NWS) en Nuffic blijkt namelijk steeds dat onder studenten en scholieren ook een gebrek aan kennis, (financiële) begeleiding en stimulering vanuit de overheid een rol spelen.
Dit is een gemiste kans. Veel Nederlanders die in het buitenland studeren keren terug en brengen internationale kennis en interculturele competenties met zich mee. Daarnaast zijn Nederlanders in het buitenland (inclusief studenten die daar blijven) een visitekaartje voor Nederland. De netwerken die hierdoor worden gevormd zijn cruciaal voor de internationale concurrentiepositie van onze kenniseconomie.
Deze netwerken zijn extra zichtbaar in de academische wereld. Ik heb zelf het voorrecht om in Oxford te studeren. Toen ik aan mijn scriptiebegeleider vroeg waar ik het best heen zou kunnen voor een PhD, zei hij meteen: Wageningen. Hij was verbaasd dat ik daar zelf nog niet op gekomen was, omdat er zo veel studenten over en weer masterprogramma’s volgen. Nederlandse kennisinstellingen hebben over de hele wereld een ongekende reputatie en hebben baat bij een constante mobiliteit van studenten beide kanten op.
Maak een inhaalslag
Er zijn een paar in het oog springende oplossingen voor de obstakels die studenten kunnen ervaren als ze in het buitenland willen studeren. Zo kunnen studenten nu al hun studiefinanciering (inclusief basisbeurs) ‘meenemen’ naar het buitenland, wat veel mogelijk maakt. Maar soms is het collegegeld in het buitenland zo veel hoger, dat het niet toereikend is. Daarom is een verhoging van het collegekrediet voor bepaalde (top)instellingen noodzakelijk. Daarnaast zou de overheid studiefinanciering flexibel moeten kunnen uitbetalen (om in één keer het buitenlandse collegegeld voor de gehele studieperiode te kunnen betalen).
Verder is het belangrijk om meer onderdelen van de waaier te betrekken dan alleen universiteiten – ook voor hbo’ers en mbo’ers moet een studie in het buitenland mogelijk zijn. Het vergroten van de aandacht voor internationalisering zou dan ook een prioriteit moeten zijn voor hbo- en mbo-instellingen. Universiteiten beschikken vaak over specifieke medewerkers op het dossier internationalisering. Hierin valt op hbo- en mbo-instellingen nog een inhaalslag te maken.
Hierbij is het belangrijk om te kijken naar studenten met achtergronden die minder vertegenwoordigd zijn, zoals eerstegeneratiestudenten. Specifieke beurzenprogramma’s en bredere voorlichting op scholen door het hele land zijn een goed begin.
Door als overheid de regie te nemen in het stimuleren van de uitgaande stroom wordt het antwoord op het internationaliseringsvraagstuk geloofwaardiger. Maar nog belangrijker: alle Nederlandse studenten, ongeacht hun achtergrond, verdienen de kans op een waardevolle buitenlandervaring. De persoonlijke en maatschappelijke voordelen, in de context van de Nederlandse geïnternationaliseerde kenniseconomie, spreken voor zichzelf.
Lees ook
Het wordt lucratief als de internationale student hier gaat werken