Een tovertasje dat slaafgemaakten in de VS spirituele bescherming gaf

Eigenlijk kon het niet, wat Tiya Miles wilde. En toch is het haar gelukt. Met Alles wat ze dragen kon schreef de Amerikaanse historica een familiegeschiedenis op basis van een bijzondere bron: een tas.

Op die tas, zak is misschien een beter woord, is een tekst geborduurd:

Mijn overgrootmoeder Rose
moeder van Ashley gaf haar deze zak toen
ze op 9-jarige leeftijd in South Carolina werd verkocht
er zat een afgedragen jurk in 3 handenvol
pecannoten een vlecht van Roses haar. Vertelde haar

laat hem vervuld zijn met mijn Liefde altijd
ze heeft haar nooit meer teruggezien
Ashley is mijn oma

Ruth Middleton
1921

Wie waren deze vrouwen? Ashley werd verkocht, dus zij moet een slaafgemaakte zijn geweest, net als haar moeder Rose. Probleem is dat mensen die zelf bezit waren nauwelijks iets hebben nagelaten. Geen dagboeken, geen brieven, en als ze al voorkomen in archieven dan is dat vaak alleen met een voornaam. Toen Tiya Miles, zelf ook een nakomeling van slaafgemaakten, in 2016 voor het eerst hoorde over ‘Ashleys tas’ was daar dan ook weinig over bekend.

In 2007 dook de zak op op een vlooienmarkt in Nashville, Tennessee. Een witte vrouw, moeder van drie kinderen kocht hem samen met andere stoffen voor 20 dollar. De vrouw dreef een handeltje op eBay om haar inkomen aan te vullen. Ze begreep dat dit niet zomaar een lap stof was, daarom zocht ze contact met een taxateur. Zo kwam de tas terecht in de collectie Middleton Place, ooit het landgoed van rijke slavenhouders uit Charleston, nu een museum. Dat gaf het later weer in bruikleen aan het Smithsonian National Museum of African American History and Culture in Washington D.C..

‘Ik had Afro-Amerikaanse musea bezocht, ongelovig naar beenkettingen en nekijzers gestaard, maar geen enkel overblijfsel uit die donkere tijden maakte zoveel indruk op me als dit’, schrijft Tiya Miles. ‘Ik had nog nooit zo’n meeslepend, zo’n verontrustend, zo’n prachtig overblijfsel van de slavernij gezien, dat me, in al zijn spookachtigheid, leek te ‘begroeten’, leek op te roepen om er iets mee te doen.’

Ze besluit uit te zoeken wie de vrouwen uit dit ‘testament’ zijn. Veel meer aanknopingspunten dan de tekst op de tas heeft ze niet. De tas zelf, stellen deskundigen vast, dateert van ergens tussen 1840 en 1850. Hij is gemaakt van katoen. Dit soort zakken werd gebruikt om bloem, zaden en andere voedingswaren in te bewaren.

Rose is geen ongewone naam in de archieven van plantages in South Carolina. Tiya Miles vindt er maar liefst 198, dus dat schiet niet echt op. Ashleys zijn gelukkig zeldzamer, daarvan zijn er maar drie. En er blijkt één slavenhouder te zijn geweest die zowel een Rose als een Ashley in bezit had. Tiya Miles weet aannemelijk te maken dat dit de Rose en Ashley zijn van de tas, niet alleen omdat de leeftijden lijken te kloppen.

Inventarislijst

Rose en Ashley komen voor op een inventarislijst van het bezit van Robert Martin, opgemaakt in 1853 toen deze planter en handelaar overleed. Met een geschatte waarde van 700 dollar was Rose de duurste vrouw in Martins herenhuis in Charleston. Ze moet over de nodige vaardigheden hebben beschikt, mogelijk was ze de kokkin van het huishouden. Dat zou kunnen verklaren hoe ze aan de pecannoten kwam waarvan het borduursel melding maakt. Pecannoten waren voor de Amerikaanse burgeroorlog een delicatesse, in Rose’s tijd zou je er in het zuidoosten van de VS niet makkelijk aan zijn gekomen. Maar misschien waren het niet alleen haar kookkunsten die maakten dat Rose zoveel waard was. ‘Hoe akelig het ook is om onder ogen te zien’, schrijft Miles, ‘misschien was het bedrag wel zo hoog omdat ze seksueel aantrekkelijk was voor witte mannen.’

Natuurlijk is Alles wat ze dragen kon geen klassieke familiegeschiedenis. Het is veel ‘zou’ en ‘misschien’. En toch slaagt Tiya Miles er op knappe wijze in je als lezer het gevoel te geven dat je dicht bij haar hoofdpersonen komt. Dat doet ze door, met die tas als uitgangspunt, te vertellen over tal van onderwerpen die betrekking hebben op het leven van slaafgemaakten in het zuiden van de VS. Naar aanleiding van het jurkje dat in de tas moet hebben gezeten vertelt ze over de kleding die slaafgemaakten als Rose en Ashley droegen: blauw, grijs, gestreept, gemaakt van grove stoffen, vormloos en oncomfortabel. ‘Uniformiteit in kleding moest onderwerping uitstralen, anonimiteit aanmoedigen, iemands culturele identiteit opheffen.’ Sommige staten hadden zelfs ‘weeldewetten’ waarin was vastgelegd welke kleding slaafgemaakten mochten dragen.

Naar aanleiding van de haarlok die in de tas moet hebben gezeten, vertelt Miles over het belang dat veel onvrije Afro-Amerikanen hechten aan haarverzorging, een gemeenschappelijke activiteit, en over de religieuze betekenis die daar mogelijk aan verbonden was. Voor Rose was de zak met inhoud wellicht een ‘tovertasje’ dat haar dochter spirituele bescherming moest bieden.

Sommige staten hadden zelfs ‘weeldewetten’ waarin was vastgelegd welke kleding slaafgemaakten mochten dragen

Andere onderwerpen die zo de revue passeren zijn onder meer de naamgeving van slaafgemaakten, hun familiebanden, voeding, de kunst van het borduren en de bezittingen die mensen die zelf bezit waren soms toch hadden. Dit soort informatie vult Tiya Miles op een handige manier aan met getuigenissen van tijdgenoten van Rose die wél op schrift gesteld zijn. Van Elizabeth Keckley bijvoorbeeld, een slaafgemaakte vrouw die zich dankzij haar naaiwerk wist vrij te kopen, naar Washington verhuisde, en kleding maakte voor de echtgenotes van hooggeplaatste politici, onder wie president Abraham Lincoln. Ze schreef een autobiografie waarin ze vertelt over het moment waarop ze hoorde dat ze van haar vader zou worden gescheiden: ‘De schaduw verduisterde de zon en liefde sloeg om in wanhoop. De scheiding was voor eeuwig. (…) Wij die in zware ketenen op de aarde worden geworpen, die een vermoeiende, onregelmatige, doornige weg moeten gaan, tastend door de duisternis van de nacht, verdienen ons recht om in het heerlijke hiernamaals van de zonneschijn te genieten.’

Door slim gebruik te maken van schamele bronnen weet Tiya Miles een ontroerend verhaal te vertellen. Dat ze hiervoor veel bijvoeglijke naamwoorden gebruikt (‘gruwelijk’, ‘hartverscheurend’, ‘onverdraaglijk’) had van mij niet zo gehoeven. De feiten maken dat ook wel duidelijk. Maar een prestatie is het niettemin.