Berra en Zehra (beiden 16) zitten met wiskundeboeken op schoot op een bankje in winkelcentrum Hoog Catharijne in Utrecht. Het is halverwege de middag. Voor hen geen milkshake of sapje, zoals langslopende leeftijdgenoten in hun hand hebben. Ramadan is begonnen en ze vasten. En dat is best te doen, zeggen ze, alleen op school is het lastig als andere leerlingen eten.
Nemen scholen maatregelen om vastende leerlingen te steunen, vooral als ze toetsen of examens moeten maken, was de vraag. X11 (vmbo en havo), de school van Berra en Zehra, heeft een lokaal ingericht voor vastende leerlingen zodat ze daar kunnen zitten tijdens de pauze. Dat vinden ze fijn. Leraren vragen ook hoe het gaat met vasten. En medeleerlingen houden er rekening mee door niet voor hun neus te eten – als ze eraan denken.
Meer kunnen ze niet verwachten, vinden ze. Toetsen en schoolexamens gaan gewoon door. Ramadan duurt gemiddeld dertig dagen. Vanwege die lange duur kan je niet verwachten dat school met toetsen gaat schuiven, denkt Berra. Zij hebben zelf deze periode ook toetsen die meetellen voor het eindexamen.
Wetenschappers van de Erasmus Universiteit berekenden afgelopen jaar dat vasten tijdens ramadan invloed heeft op de schoolprestaties. Vastende leerlingen die eindexamen deden in 2018 en 2019 haalden lagere cijfers dan de andere leerlingen.
Daardoor nam de kans dat ze zouden zakken toe. De onderzoekers keken daarbij naar statistische gegevens van onder meer Cito en CBS waarop ze een algoritme loslieten. Ze keken niet naar resultaten van individuele leerlingen.
Lees ook Eindexamen tijdens ramadan heeft nadelige gevolgen voor leerlingen die vasten
In 2018 en 2019 vielen de eindexamens ín de maand waarin ramadan plaatsvond. Islamitische leerlingen vasten, eten en drinken niet tussen zonsopgang en -ondergang. Vaak slapen ze minder dan normaal omdat er gegeten en gebeden wordt in de nacht. Dit keer valt ramadan eerder maar moeten er soms wel schoolexamens en toetsen gemaakt worden.
Praktijkexamens in Barendrecht
Een belronde langs twintig middelbare scholen leert dat scholen geen toetsen of examens aanpassen. Dat zou de planning te veel verstoren, zegt Marjon Schluter van de Focus BeroepsAcademie in Barendrecht. De praktijkexamens beginnen op 2 april, een overlap van ruim een week. Veel leerlingen en docenten op deze school vasten tijdens ramadan. Ze kan zich voorstellen dat leerlingen zich minder goed kunnen concentreren met een lege maag. „Gelukkig zijn de examens niet de hele dag.”
Op het Zuidwest College in Den Haag beginnen de praktijkexamens ook tijdens ramadan. Management-assistent Wendy Horn hoopt dat leerlingen tegen die tijd fysiek gewend zijn aan het vasten. Daarnaast wordt er zoveel geoefend dat ook vastende leerlingen de examens wel goed door zullen komen, verwacht ze.
Het Zuidwest College staat als openbare school stil bij álle feestdagen, dus ook ramadan. Er wordt een iftar (maaltijd om het vasten te breken na zonsondergang) georganiseerd, medewerkers ontvangen een ramadanpakketje en in de lessen wordt aandacht besteed aan de bijzondere maand. Horn: „Het woord rituelen staat centraal deze week. We bespreken welke rituelen bij ramadan horen.”
Op het Carmel College in Gouda weten alle docenten en leerlingen dat ramadan is begonnen en dat komt onder meer door docent levensbeschouwing Franka Brouwer. Over het leven en religie met leerlingen praten is haar vak, zegt ze, en dat vindt ze het leukste dat er is. In elke klas zitten gemiddeld drie of vier islamitische leerlingen die vaak ook vasten, dat maakt het belangrijk er aandacht voor te hebben, vindt Brouwer. Samen met leerlingen organiseert zij een iftar.
Klein beetje coulance
Op het Carmel College is ook best wat coulance. Vorig jaar viel de toets seksuele voorlichting tijdens ramadan. Het verzoek van de leerlingen was de toets later te maken zodat vastende leerlingen zich niet op dat moment in het onderwerp hoefden te verdiepen. De school vond dat prima. De lessen gaan gewoon door. Iedereen doet ook mee met de gymles, zegt Brouwer. „Maar de gymdocent houdt een oogje in het zeil.”
Examens en toetsen worden niet aangepast. Tijdens ramadan hoor je alles te doen wat je normaal doet, zegt Brouwer. „En daarbij óók te vasten als je daarvoor kiest.”
Onze toetsen tellen voor de helft mee voor ons eindexamen, zeggen Ahmed (16) en Anass (15) die allebei in hun examenjaar van het vmbo zitten op het Calvijn College in Amsterdam. Ze vasten beiden. „Vrijdag heb ik wiskunde en volgende week Nederlands. Ik had liever gehad dat de examens na ramadan waren, ik heb stress en hoofdpijn”, zegt Ahmed. Anass: „Gelukkig zijn mijn tentamens in de ochtend, dan merk ik nog niet zo dat ik niet heb gegeten. Na een paar uur zonder eten, wordt het wel moeilijker. Na 12.00 uur krijg ik meestal honger.” Ahmed: „Dan willen we zo snel mogelijk naar huis.”
Soms praten ze erover op school. Veel levert dat niet op: omdat veel docenten ook vasten, zijn die meestal net zo chagrijnig als zij. „De hele dag zitten we zonder eten”, zegt Ahmed. „Dus in de avond ga je heel veel eten. Dan word ik daar weer moe van. Dan moet ik eigenlijk leren, maar dan val ik gewoon in slaap.”
Wail (15) zit midden in zijn examenjaar. Ook hij vindt het vervelend dat zijn examens deels in ramadan vallen. „Ik maak me zorgen over de examens volgende week. Door het vasten heb ik geen energie, ik kan minder nadenken en concentreren lukt niet. Ik praat er niet over op school of met andere leerlingen. Ik denk dat ik over een paar dagen wel wat meer gewend zal zijn.”
In de vroege ochtend van donderdag 3 december 2020 stapt Dominique K. met zijn vriend Amir bij een hotel in Amsterdam-West in een taxibusje. Ze willen op bezoek bij iemand aan de andere kant van de stad. Maar eerst gaan ze langs het Dijkgraafplein, op vijf minuten rijden van het hotel. Daar wachten volgens Amir twee vrienden.
Vlak nadat Dominique uit het taxibusje is gestapt om de twee op te zoeken, begint Amir te roepen: „Hé, hé, hé, in die bus komen, in die bus. Loesoe, loesoe.” Weg moeten ze, weg. „Hé bro, ze willen je liquideren”, zegt Amir als Dominique weer in het taxibusje zit. Amir vertelt dat hij twee jongens had zien staan bij een Audi met een kalasjnikov die dienst weigerde.
De 25-jarige Dominique K. heeft niets gezien maar gelooft zijn vriend. De volgende dag stapt hij echter niet naar de politie om aangifte te doen. In plaats daarvan gaat hij samen met zijn vriend Amir op vakantie naar Egypte. De trip financieren ze met de buit van een gewapende overval op een belwinkel in Alphen aan den Rijn.
Na drie weken zee en zon wordt Dominique K. op 5 januari 2021 aangehouden op Schiphol. In eerste instantie voor de overval op een belwinkel. Later komt daar een veel zwaardere beschuldiging bij: betrokkenheid bij moord. Het slachtoffer: Serdar Ay, die op 20 oktober 2020 in Amsterdam wordt doodgeschoten als hij in de auto rijdt van het daadwerkelijke doelwit.
Nog voordat Dominique K. tot vijftien jaar cel wordt veroordeeld voor zijn rol bij die moord, meldt hij zich bij justitie met een advocaat die zich specialiseert in de bijstand van kroongetuigen. Dominique K. wil praten over een deal. Hij heeft zoveel vijanden dat hij geen andere opties meer ziet.
De reden wordt duidelijk uit de verklaringen die hij als kroongetuige heeft afgelegd in de strafzaak Eftermid, die draait om twee liquidaties, één poging en een serie overvallen en andere geweldsdelicten: „Ik werd belaagd door drie verschillende kampen in het criminele milieu.” Wie is Dominique K. en hoe belandde hij in een conflict tussen twee drugsbaronnen?
Barcelona
Dominique Marcus Sebastiaan K., ‘Do’, voor vrienden, is in maart 1995 geboren in het dan door een burgeroorlog geteisterde Sierra Leone in West-Afrika. In zijn tweede levensjaar komt zijn moeder in het geweld om het leven en haalt zijn vader hem naar Nederland. Bij hem en zijn stiefmoeder groeit Do op, in Amsterdam-West. Hij kan goed voetballen en staat op de radar van de Spaanse club Barcelona, zo meldde het ADafgelopen weekend op basis van een verklaring van zijn vader.
Do rondt met succes een juridische opleiding af op het mbo. Nu zijn droom om voetbalprof te worden is vervlogen wil hij graag advocaat worden. Hij begint onderaan de ladder bij een chique kantoor op de Zuidas met een goede reputatie: Loyens & Loeff.
Dat wordt geen succes. Hij belandt volgens dagblad Het Parool in een jeugdgroep die veel overlast veroorzaakt in Amsterdam-Osdorp, waar hij op dat moment woont. Zijn agressieve reputatie wordt bevestigd door een veroordeling in 2018 voor het mishandelen van een politieagent die hem wil aanhouden. Dominique is dan 23 jaar oud.
Nog geen jaar later wordt hij opnieuw veroordeeld, dit keer voor inbraak. Bij de politie is zijn reputatie dan bekend, blijkt uit dossierstukken die NRC heeft ingezien. „Ik heb hem tussen december 2019 en juni 2020 regelmatig staande gehouden”, verklaart een buurtagent die hem meteen herkent als hem een foto van Dominique K. wordt voorgehouden.
In die periode neemt zijn criminele carrière een cruciale wending. Voor zijn vader en stiefmoeder is de maat vol als in het voorjaar van 2020 blijkt dat Do gestolen spullen heeft opgeslagen in zijn ouderlijk huis. Volgens Do zetten ze hem het huis uit en belandt hij op straat. Hij is dan 25 jaar oud.
De Fiat van zijn vader
Tijdens de eerste coronalockdown krijgt de dakloze Dominique hulp van een jeugdvriend, die hem eten geeft en een slaapplek. Het is Amir, een jongen met Egyptische roots. Via hem leert Do jongens kennen die een paar divisies hoger spelen in het criminele milieu. Zij trekken hem dieper de onderwereld in.
In zijn verklaringen stelt Do dat hij betrokken raakt bij een onderwereldmoord zonder het te weten. In mei van 2020 leent Do de auto van zijn vader uit: een Fiat waarvan Do stiekem een reservesleutel heeft. Daarmee rijden de vrienden van Amir naar Rotterdam waar ze op 10 mei 2020 Ibrahim Azaïm liquideren.
Lees ook
De opkomst en ondergang van cokesmokkelaar Roger P.
Deze 25-jarige Rotterdammer met Marokkaanse wortels is niet zomaar iemand: hij behoort tot de kern van de organisatie van de Rotterdamse drugsbaron Piet Costa die in een gewelddadige onderwereldvete verzeild is geraakt.
Na die moord wordt Do naar een woning gestuurd die de schutters hebben gebruikt om te schuilen. Die woning moet Do schoonmaken en met chloor van vingerafdrukken en andere sporen ontdoen. Pas de volgende dag, zo vertelt hij, komt hij er achter waar die woning voor is gebruikt en haalt hij boos verhaal bij Amir. Die zegt dat hij zijn mond moet houden. „Anders zou ik er zelf aan gaan.”
Do vertelt aan de politie dat hij voor zijn gevoel niet meer terug kan en dieper het milieu in wordt getrokken. In juni 2020 speelt hij zelf een rol bij de voorbereiding van een liquidatie in Rotterdam. Opnieuw gaat het om een handlanger van Piet Costa: ene Hassan M. Die moet worden gevolgd.
Lees ook
Waarom kiest het OM toch weer voor een kroongetuige?
Dominique rijdt op 15 juni samen met drie andere mannen achter hem aan om zijn gangen in kaart te brengen. Maar Hassan heeft het in de gaten en weet de rollen om te draaien. Door een slimme manoeuvre komt Hassan achter de auto van Do en de zijnen terecht en rijdt hij de auto van Do en zijn vrienden van achteren aan. Op het filmpje dat Hassan daarna met zijn telefoon maakt, is Dominique K. goed te zien.
Bakens plakken
Het incident weerhoudt de groep mannen er niet van om opnieuw een moord te plegen. Do plakt in augustus een zender onder de auto van een Turkse man uit Amsterdam-West. Deze man zou volgens Do in het criminele milieu rondbazuinen dat de groep van de kroongetuige achter het geweld tegen de handlangers van Piet Costa zou zitten. Dat is volgens Do de reden dat zijn opdrachtgevers deze man dood willen.
Maar als op 20 augustus de chauffeur van deze auto wordt vermoord, zit niet het doelwit achter het stuur, maar een vriend: Serdar Ay.
Dankzij goed recherchewerk komt kroongetuige Dominique K. al snel in beeld als verdachte van deze moord. Om die reden worden ook zijn ouders afgeluisterd en ontstaat een beeld van de problematische situatie waarin Dominique K. is beland.
Na zijn arrestatie op Schiphol in januari 2021 komt Do erachter hoezeer hij in de problemen zit. In de gevangenis heeft hij contact met een familielid van Serdar Ay. Dan pas realiseert Do zich dat hij is betrokken bij een moord en wat daar de gevolgen van zijn, zo vertelt hij aan de politie. „Als jij een neef van een slachtoffer ziet huilen en écht vol met woede ziet… Dan denk je van: oké, het is echt zo.”
De spanning in de gevangenis leidt zelfs tot een handgemeen met het familielid: „Ik heb hem toen een klap gegeven.” Maar Do begrijpt dan wel dat het beoogde doelwit van die aanslag wraak wil nemen voor de dood van zijn vriend Serdar Ay. En deze man blijkt niet de enige.
Brieven in een vogelkooi
In april van 2021 komt Dominique K. in de gevangenis van Lelystad terecht in de cel naast Piet Costa. De Rotterdammer herkent Do van het filmpje dat zijn vriend Hassan heeft gemaakt na de achtervolging in Rotterdam. De drugsbaron weet dan ook dat Do betrokken is bij de moord op Ibrahim Azaïm.
Opnieuw ervaart Dominique K. druk uit het criminele milieu. Piet Costa heeft een grote staat van dienst in de onderwereld. Hij is niet alleen veroordeeld voor betrokkenheid bij grootschalige cocaïnehandel maar ook voor het laten bouwen van de martelcontainer die in 2020 is gevonden in Wouwse Plantage. Een van de mensen die daarin gemarteld moest worden is volgens justitie de opdrachtgever van kroongetuige Dominique K.
Het gaat blijkens dossierstukken om Ali ‘de Iraniër’ Reza D., die als boekhouder van Piet Costa heeft gewerkt. De twee staan elkaar naar het leven omdat de Iraniër een bedrag van 100 miljoen euro zou hebben gestolen van Costa.
Gezien het aantal mannen dat hem belaagt ziet Dominique K. nog maar één uitweg: verklaringen afleggen als kroongetuige
Uit verscheurde brieven die later onderin een vogelkooi in de cel van Piet Costa zijn gevonden, blijkt dat hij in de gevangenis gesprekken heeft gevoerd met Do over de aanslagen op zijn handlangers. In een van die brieven meldt Piet Costa dat Dominique „weinig euro’s heeft en vrijwel geen familie of andere ankers in Nederland”. Volgens Piet Costa is Dominique K. „de ideale kroongetuige”.
Die suggestie wordt reëel als Dominique K. ook door zijn voormalige vrienden wordt belaagd omdat hij tijdens de strafzaak voor de moord op Serdar Ay te veel zou hebben gepraat. Dat zou met name de opdrachtgevers voor al het geweld in het verkeerde keelgat zijn geschoten.
Geen uitweg
Een jaar nadat hij door zijn ouders de deur is gewezen, is Dominique K. het middelpunt van een heftig conflict in de top van de Nederlandse cocaïnemaffia. Bovendien wordt hij belaagd door de nabestaanden van Serdar Ay, het onbedoelde slachtoffer in al dit onderwereldgeweld.
Ook de mannen met wie hij samenwerkte willen van Do af. Het gaat om drie Amsterdammers: de 32-jarige Fouad A., de 30-jarige Imraan B. en de 33-jarige Mouad K. Zij hebben volgens het Openbaar Ministerie gehandeld in opdracht van twee mannen die nog voortvluchtig zijn: de 41-jarige Ali Reza D. en zijn 28-jarige rechterhand Mehdi M. Daarnaast is volgens Het Parool de mogelijke schutter van de moord op Serdar Ay aangehouden in Dubai. Het gaat om de 30-jarige Anis B. Bij een poging om hem in 2021 te liquideren is zijn vriendin Ayla Mintjes om het leven gekomen.
Gezien het aantal mannen dat hem belaagt ziet Dominique K. nog maar één uitweg: verklaringen afleggen als kroongetuige. Deze zomer is Dominique K. als zodanig gepresenteerd, na een lang proces.
In die rol zal hij scherp worden ondervraagd door de advocaten van zijn voormalige handlangers. Zijn opvallende contacten in de gevangenis zullen daarbij nadrukkelijk onder de loep worden genomen. Maar ook details uit zijn verklaringen waar bepaalde inconsistenties in zitten.
Over het incident bij het Dijkgraafplein in Amsterdam-Osdorp bijvoorbeeld, waarbij hij door zijn vriend Amir in de taxibus wordt getrokken vanwege de dreiging van een aanslag op zijn leven. In eerste instantie heeft Do verklaard dat hij „iemand heeft gezien die een kalasjnikov op hem richt”.
Dat blijkt echter anders te zitten. „Ja, dat had ik niet zo moeten zeggen”, zegt hij daarover later tegen zijn verhoorders. „Ik had moeten zeggen dat Amir dat had gezien.” Volgens Dominique K. is dat gewoon „spraakverwarring”. Maar is dat de enige keer geweest?
Daarover zal hij ongetwijfeld stevig worden ondervraagd. Is het in Sierra Leone geboren voetbaltalent dat carrière maakte als inbreker daartegen bestand? Dat is de cruciale vraag in de strafzaak Eftermid die woensdag verder gaat met een tussentijdse zitting bij de rechtbank in Amsterdam.
Lees ook
Nieuws en achtergronden over de georganiseerde misdaad
Stel, je bent vijftig jaar. Je gaat twee keer per week als mantelzorger naar je vader, die in een verzorgingshuis woont. Je hebt één dochter. Over haar ben je soms bezorgd. Ze had het niet makkelijk tijdens corona, leeft niet zo gezond, haar gewicht is aan de hoge kant. Hoe ziet de toekomst eruit? Is er later iemand die jou elke dag wast, aankleedt, voor je kookt? Wie komt er met je wandelen? Is je dochter net zo gezond als jij wanneer zij vijftig is?
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) doet een gooi. Niet voor ieder individu, maar voor de Nederlandse bevolking.
In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024 tekent zich een dubbel beeld af: we worden ouder, we blijven ook langer gezond. Maar verwacht geen bezoek van de burgemeester als je honderd wordt, want je bent allang niet meer uniek. De kans om honderd te worden is in 2050 drie keer groter dan nu.
Honderd worden. Hoe aanlokkelijk is dat als je ziet dat veel meer mensen mantelzorg nodig hebben, terwijl er naar verhouding juist minder kinderen, buren en vrienden zijn om te helpen? En dan te weten dat veel meer mensen dan nu aan dementie zullen overlijden. Het vormt in 2050 de grootste ziektelast, naast een aanzienlijke groep mensen met psychische problemen.
Dat alles gaat hand in hand met een verdubbeling van de zorguitgaven, hoewel dat niet alleen door vergrijzing komt. Van nieuwe behandelingen en technologieën profiteren alle generaties. Maar meer en betere zorg heeft een prijs.
Mensen die minder verdienen, minder goed wonen en minder sociale contacten hebben zullen net als nu gemiddeld minder gezond zijn. Die ongelijkheid neemt niet af, verwacht het RIVM. En allemaal krijgen we in meer of mindere mate te maken met de gevolgen van klimaatverandering. Denk aan infectieziekten of huidkanker. Of aan de mentale stress die klimaatverandering kan geven.
Niets nieuws onder de zon, zo lijkt het. Veel prognoses stonden ook al in de toekomstverkenning van vier jaar geleden. Maar de blik is wel anders. Corona knabbelde in 2020 aan de levensverwachting, infectieziekten waren „terug van weggeweest”. De pandemie legde een vergrootglas op kwetsbare groepen en knelpunten in de zorg. De hoop was dat die crisis een duwtje zou geven naar een gezondere, groenere, duurzamere samenleving.
Was het een keerpunt? Zonder naar het kabinet-Schoof te wijzen, ademt het rapport nu bezorgdheid over de bezuinigingen op preventie, het voorkómen van ziektes. Het RIVM levert zelf ook in, en uitte eerder al de vrees dat de paraatheid voor infectieziekten afneemt.
Explicieter dan vier jaar geleden noemt het RIVM armoede als oorzaak van gezondheidsongelijkheid. De omgeving van mensen moet gezonder. „Individuele maatregelen om een ongezonde leefstijl aan te pakken werken niet goed als er geen aandacht is voor iemands woon-, werk- en leefomstandigheden.”
„Preventie is een zaak van een lange adem”, schrijft het RIVM nu, de overheid is aan zet. Pas jaren later zie je effecten van maatregelen die aanvankelijk duur lijken. „We zijn nog niet goed voorbereid op de grote en urgente opgaven. Als we ook in 2050 een gezonde bevolking en leefomgeving willen, dan is het nodig om nu een standvastig gezondheidsbeleid in te zetten en vol te houden.”
Jong breekt de gezonde trend
Als er niets verandert, heeft 64 procent van de Nederlanders in 2050 overgewicht. Nu is dat de helft. Overgewicht neemt het sterkst toe bij de jongere generaties, kinderen worden ook eerder te zwaar. In 1990 had 17 procent van de 20- tot 29-jarigen overgewicht, in 2020 was dat 32 procent.
De twintigers van nu halen de vijftigers op termijn in. Van de huidige twintigers heeft in 2050 meer dan 70 procent overgewicht, een BMI (body mass index) van 25 of hoger. Bovendien zijn er grote verschillen tussen hoge en lage inkomens. Bekend was al dat in arme wijken, waar het aanbod van ongezond voedsel groter is, meer obesitas is. Met de overtollige kilo’s neemt ook het risico toe op diabetes type 2, hart- en vaatziekten, kanker en slijtage van gewrichten.
Lees ook
Hoe word je te zwaar?
Het RIVM gaat bij zijn berekeningen uit van de situatie zoals die nu is. Er is al een preventieakkoord, dat overgewicht, roken en drinken moet terugdringen. En het stikt van de initiatieven, om kinderen een gezonde start te geven bijvoorbeeld, en om gezondheidsachterstanden terug te dringen. Maar het is dus niet genoeg.
Misschien zijn obesitasmedicijnen op termijn net zo goedkoop en net zo makkelijk verkrijgbaar als maagzuurremmers nu. Het RIVM neemt die ontwikkeling niet mee. Het verandert bovendien niets aan de noodzaak van een gezondere voedsel- en leefomgeving. „Daar is nog veel aan te verbeteren”, schrijft het RIVM. Een suikertaks wordt met name genoemd als een effectief middel. En een buurt die uitnodigt om te bewegen bijvoorbeeld.
Nederlanders zijn gemiddeld wat gezonder gaan leven – ze eten en drinken iets vaker uit de Schijf van Vijf, en ze roken en drinken minder. Maar gemiddelden zeggen niet alles. Jongeren zijn de uitzondering op de positieve trends. Ze bewegen en sporten minder dan jongeren twintig jaar geleden, en sociale media hebben niet altijd een positieve invloed: de ongezonde snacks en energiedrankjes spatten van het scherm. Niet alleen scholen, sportkantines en buurten, ook de sociale en digitale omgeving moeten dus gezonder.
De ambitie in het preventieakkoord uit 2018 was een rookvrije generatie in 2040, maar die laat nog op zich wachten. Van de 18- tot 44-jarigen rookt in 2050 naar verwachting nog steeds zo’n 15 procent. E-sigaretten, gemaakt om jonge doelgroepen te verleiden, zijn een opstapje naar een nicotineverslaving.
Het RIVM wijdt een aparte ‘verkenning’ aan de leefomgeving. „Schonere lucht zal in de toekomst minder ziekte veroorzaken, maar klimaatverandering juist meer.” Muggen die infectieziekten overdragen kunnen beter overleven als het warmer wordt, en meer blootstelling aan uv-straling zal leiden tot meer huidkanker. Ook hier weer: mensen in bestaansonzekerheid, omringd door stenen en asfalt en in slecht gekoelde woningen, hebben het meest te lijden van klimaatverandering.
Hoeveel extra sterfgevallen klimaatverandering in de toekomst veroorzaakt, is moeilijk te zeggen. Maar dat meer mensen aan warmte en minder mensen aan kou overlijden, ligt voor de hand, laat het RIVM zien. Vooral ouderen en mensen met een zwakke gezondheid zijn kwetsbaar voor hoge temperaturen.
Het RIVM benadrukt dat de overheid veel kan doen, niet alleen met maatregelen die de uitstoot van broeikasgassen verminderen, ook met de aanleg van groen en water bijvoorbeeld. Het stimuleren van een minder dierlijk en meer plantaardig eetpatroon snijdt aan twee kanten: het beperkt de uitstoot van broeikasgassen en leidt tot minder sterfte en overgewicht, schrijft het RIVM. Meer lopen en fietsen helpt ook uiteraard.
De opgaven zijn „taai”, maar niet onmogelijk. Investeren in gezondheid levert later winst op. Duidelijk beleid en concrete doelen helpen om effectieve maatregelen te nemen. Een veelgebruikte term daarbij is ‘health in all policies’: bij elk besluit op elk beleidsterrein – kijken of dit helpt om mensen gezonder te laten leven.
Oud helpt oudst
Ouderen zullen er in 2050 allereerst met velen zijn. Een kleine vijf miljoen 65-plussers telt Nederland in dat jaar. Onder hen bevinden zich bijna twee miljoen mensen van boven de tachtig. Mensen worden ouder en ze brengen op die gevorderde leeftijd gemiddeld ook meer jaren door in goede gezondheid.
Maar eens zal het oude lichaam kuren vertonen, dat geldt helaas ook in 2050. En hoe meer ouderen, hoe groter de optelsom van aandoeningen. De behoefte aan hulp stijgt, het beroep op de zorg neemt toe.
Het aantal mensen met dementie verdubbelt bijna. Van 261.000 in 2022 naar 506.000 in 2050, schat het RIVM op basis van historische datareeksen van zorgregistraties. Dementie kent een hoge ‘ziektelast’: niet alleen groeit het aantal jaren in slechte gezondheid, het snoept ook jaren van het leven af.
Ook artrose – verslechterend kraakbeen in de gewrichten – is aan een opmars bezig. In 2050 kampen er bijna twee keer zoveel mensen mee als nu: drie miljoen. Voor een idee: dat zijn alle huidige inwoners van de vier grote steden én Eindhoven én Almere. De niet-aflatende pijn aan knieën en schouders verkleint de kwaliteit van leven. Niet voor niets bestempelde de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie chronische pijn onlangs als een ‘ziekte op zich’ en sprak ze van een ‘pijn-epidemie’, voor een groot deel aangedreven door de voortschrijdende vergrijzing.
Met het ouder worden neemt ook de kans toe op het krijgen van meerdere chronische aandoeningen tegelijk, mogelijk aangewakkerd door ingesleten leefpatronen die de gezondheid niet ten goede komen. Denk aan diabetes type 2 én artrose én een vorm van kanker.
Die veelkoppige zorgvraag zal de medische stand op de proef stellen, schrijft het RIVM: meerdere medische specialisaties moeten samenkomen voor goede remedies en aanbevelingen. Of neem mensen met dementie én hart- en vaatziekten. „Die groep heeft meer hulp nodig om medicatie op de juiste manier te gebruiken.”
Maar is de zorg in 2050 in staat hulp te bieden aan al die ouderen? Het RIVM zinspeelt op een „verminderde toegankelijkheid van de zorg”, tenminste: „als de sector niet voldoende middelen krijgt om aan de vraag te voldoen.” Het tekort aan personeel zal in 2050 vermoedelijk niet zijn afgenomen, schrijft het RIVM: onder de zorgmedewerkers zélf zijn er nu velen ouder dan 55 jaar. In 2050 zijn zij ruimschoots pensioengerechtigd.
De vraag naar informele zorg, naar mantelzorg, neemt toe. Maar de leeftijdsgroep die doorgaans de meeste mantelzorg levert, de vijftig- tot 64-jarigen, stijgt veel minder hard dan het aantal 85-plussers, de groep die hulp nodig heeft. En dus verlegt het RIVM de blik naar de vitale 65-plusser. Zij die net met pensioen zijn: gingen zij niet een hoger aantal gezonde jaren tegemoet? Ervaren zij niet een hoge mate van grip op hun leven? Zij kunnen zich nuttig maken. En dat wíllen velen ook.
Dat is niet alleen goed nieuws voor al die individuen: hun hulp is, schrijft het RIVM, „noodzakelijk om onze samenleving draaiend te houden.” Met hun op dit moment „onderbenutte arbeidspotentieel” kunnen zij personeelstekorten dempen. Ze kunnen vrijwilligerswerk verrichten. En bovendien, schrijft het RIVM, kunnen zij hun steentje bijdragen aan de zorg voor de alleroudste mensen. Oud helpt oudst.
Prestatiedruk en eenzaamheid
De jongeren van nu, ‘Gen-Z’ en ‘Gen-Alpha’, groeiden op met hun telefoon in de hand. Tijdens de covidpandemie konden zij uit solidariteit met ouderen en kwetsbaren een aantal vormende jaren van hun jeugd niet met vrienden en klasgenoten doorbrengen. En ze kampen met psychische klachten – vooral de meisjes. Prestatiedruk op school is een groot probleem; een derde van de twaalfjarigen en bijna tweederde van de zestienjarigen heeft er last van.
Het RIVM nam twee leeftijdscohorten apart onder de loep: de huidige 12-tot 24-jarigen en de mensen van 50 tot 67 jaar. Hoe staan deze generaties er in 2050 mentaal voor?
De kranten stonden de afgelopen jaren vol met berichten over de alarmerend slechte mentale toestand van jongeren, maar volgens het RIVM is er geen reden voor grote zorgen. Nederlandse jongeren zijn vergeleken met leeftijdsgenoten in andere landen mentaal erg gezond. Nergens gaven meer jongeren aan tevreden te zijn met hun leven dan in Nederland. Het percentage jongeren dat regelmatig te maken heeft met psychosomatische klachten ligt hier ook lager dan in andere landen.
Het ‘pandemie-effect’ was er wel degelijk, maar zal in de loop van de jaren afvlakken, voorspelt het RIVM. Het aantal psychische klachten onder jongeren steeg in die periode aanzienlijk – vooral onder meisjes en jonge vrouwen – maar zij veerden na de pandemie grotendeels terug. Bovendien is niet helemaal duidelijk of de pandemie de grootste aanstichter was van die problemen. De puberteit is voor veel jongeren een verwarrende fase die gevoelens van angst, onzekerheid en neerslachtigheid kunnen versterken.
Lees ook
Het leven is soms verrekte lastig, zegt hoogleraar Levi van Dam
Dat neemt niet weg dat een kleine groep kwetsbaar de toekomst in zal gaan, want pubers en jongvolwassenen die al eens psychische problemen hebben doorgemaakt, hebben een verhoogde kans daar later in hun leven opnieuw last van te krijgen.
Vraag je het de jongeren zelf, zoals het RIVM ook deed in een reeks focusgroepen, dan noemen ze al snel sociale media. Via de telefoon komt het nieuws de hele dag op hen af. Ingrijpende gebeurtenissen – de opwarming van de aarde, de oorlogen, de polarisatie in de samenleving – drukken zwaar op het gemoed van jonge mensen.
De invloed daarvan op hun mentale gezondheid, nu en in de toekomst? Daar valt eigenlijk niets zinnigs over te zeggen, zegt het RIVM. Er is simpelweg nog geen onderzoeksmethode waarmee een oorzakelijk verband kan worden aangetoond tussen mentale problemen en sociale media.
De nu 50- tot 67-jarigen gaan de komende jaren met pensioen en op weg naar de echte ouderdom. In de regel knappen mensen op als ze stoppen met werken, zeker degenen met een hogere sociaal-economische status. Maar voor een deel van de huidige 50- tot 67-jarigen, met een zwakkere sociaal-economische status en een fysiek zwaar beroep, kan dat kwartje over 25 jaar de andere kant op vallen. De pensioengerechtigde leeftijd blijft de komende jaren stijgen, en daarmee ook de kans – zeker bij de zwaardere beroepen – om lichamelijk versleten en mentaal oververmoeid aan het pensioen te beginnen.
Steeds meer mensen zullen bovendien blijven doorwerken na hun pensioengerechtigde leeftijd. Voor sommigen zal dat prettige afleiding en voldoening opleveren, maar voor een steeds grotere groep is het een financiële noodzaak. Nu al heeft ongeveer een derde van de pensioengerechtigden moeite om rond te komen. Met het groeiende aantal zelfstandigen zal dat percentage waarschijnlijk stijgen. Geldzorgen kunnen zwaar op het gemoed drukken.
De vraag naar mantelzorg zal de komende jaren stijgen en voor een groter deel op de schouders van dit cohort belanden. Voor een zieke partner of kennis zorgen gaat de meeste mensen niet in de koude kleren zitten. Gevoelens van angst en neerslachtigheid, of zelfs depressie, komen bovengemiddeld vaak voor bij mantelzorgers, vooral bij mensen die voor een dementerende partner of ouder zorgen.
Eenzaamheid onder ouderen zal de komende jaren verder toenemen, doordat er nu meer alleenstaande vijftigers en zestigers zijn dan vroeger: mogelijk zullen zij ook de herfst en winter van hun leven alleen doorbrengen.
Lees ook
Nederland staat voor opgave van jewelste: steeds meer mensen hebben zorg nodig, maar het aantal mantelzorgers neemt af
Hij wilde een hervormer zijn, maar werd meegezogen in een revolutie die hem bijna het leven kostte. André Haakmat, jurist en publicist, werd minister enkele maanden na de militaire coup van begin 1980 in Suriname, in de overtuiging dat de democratie snel zou worden hersteld. Maar hij onderging hetzelfde lot als zoveel anderen die de omwenteling in goede banen meenden te kunnen leiden.
Eind 1982 viel hij in ongenade bij legerleider Desi Bouterse, toen hij met gelijkgezinden aandrong op vrije verkiezingen en herstel van de democratie. Op 8 december 1982 namen de militairen bloedig wraak: vijftien tegenstanders van het regime, onder wie vrienden van Haakmat, werden vermoord in Fort Zeelandia. Zelf was hij na een aanslag op zijn leven net op tijd het land ontvlucht.
Haakmat, die maandag op 85-jarige leeftijd in Amsterdam overleed, zo bevestigde zijn familie aan NRC, werd daarna in Nederland een van de bekendste critici van het Bouterse-regime. Al werd hij in de politiek sterk verdeelde Surinaamse gemeenschap soms ook gewantrouwd door zijn wendbaarheid en eerdere verbintenis aan de militairen.
Over de Surinaamse militaire periode schreef hij De revolutie uitgegleden (1987), over de latere ontwikkelingen in het land Herinneringen aan de toekomst van Suriname (1996). In dat laatste boek wees hij op de ingrijpende culturele veranderingen die hij in Suriname waarnam sinds de jaren tachtig. Het land verschoof in zijn ogen mede door toedoen van de militairen van een op Nederland geënte, burgerlijke samenleving naar een ruigere, Zuid-Amerikaanse vorm van kapitalisme. Tot op hoge leeftijd bleef hij ook actief als advocaat, vanuit zijn woonplaats Amsterdam-West.
Nationalist
André Richard Haakmat, een bedachtzame man met een onderkoeld gevoel voor humor, was van jongs af aan betrokken bij de nationale politiek. Geboren in 1939, groeide hij op in een Suriname dat zich traag loswrikte uit de koloniale greep van het moederland. Met het Statuut van 1954 kreeg de voormalige kolonie een nieuwe status als rijksdeel, een verzelfstandiging die nationalisten als Haakmat niet ver genoeg ging.
Na zijn middelbare school in Paramaribo kreeg hij ondanks goede cijfers geen beurs om in Nederland te gaan studeren. „Om politieke redenen”, zei hij later, nog steeds gekrenkt, in een interview met NRC. „Ik was actief in de nationalistische beweging en toenmalig premier Pengel, die een dictator aan het worden was, zag dat als een bedreiging.”
Toch vertrok hij naar Nederland, waar hij op eigen kosten rechten studeerde en het Nederlandse juridische en intellectuele milieu leerde kennen. In 1966 was hij assistent van de officier van justitie die schrijver Gerard Reve vervolgde in het roemruchte ‘Ezelsproces’ (Reve had God voorgesteld als een ezel, wat in christelijk Nederland tot grote woede leidde). De schrijver werd vrijgesproken. Haakmat kwam opnieuw met hem in botsing in 1975, toen Reve op de radio had gezegd het blanke ras „superieur” te achten, volgens Haakmaat een teken van „vuil racisme”.
Toen de militairen in 1980, vijf jaar na de Surinaamse onafhankelijkheid, de macht grepen in het land werkte Haakmat als onderwijsinspecteur in Amsterdam. Hij werd naar Suriname gehaald door zijn oude vriend Henk Chin A Sen, die op verzoek van de militairen als premier was aangetreden. Ze kenden elkaar van de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam, waarvan destijds veel Surinaamse studenten lid waren.
Eenmaal in Suriname was Haakmat aanvankelijk adviseur van de regering. Nadat de grondwet was opgeschort en Chin A Sen was benoemd tot president, werd hij in de tweede burgerregering na de coup vicepremier en ‘superminister’ met de portefeuilles van Buitenlandse Zaken, Justitie, Leger en Politie. Hij was onder meer verantwoordelijk voor de oprichting van het Bijzonder Gerechtshof, een omstreden juridisch vehikel om ambtenaren en oud-regeringsleden te vervolgen voor corruptie. Wegens gebrek aan bewijs kwam het maar tot enkele veroordelingen. Tegen oud-premier Henck Arron, die de onafhankelijkheid tot stand had gebracht, kon niets worden ingebracht.
Parlementaire democraat
Aan Haakmats ministerschap kwam al in januari 1981 een eind, niet onverwachts. Met toespraken waarin hij zich „in hart en nieren een parlementaire democraat” noemde, had hij het ongenoegen van de legertop over zich afgeroepen. Ook was hij ongerust dat de militaire leiding zich zou ontpoppen tot een ware junta, onder druk van de steeds heviger protesten uit de Surinaamse samenleving. Als adviseur van de Moederbond, een grote vakbond, probeerde Haakmat in overleg met de militairen tevergeefs een terugkeer naar de democratie te bewerkstelligen. Eind 1982 escaleerden de spanningen, met een grote staking en dreigende taal van Bouterse.
Haakmat overleefde op het nippertje een aanslag op zijn leven, die hij beschrijft in zijn memoires De revolutie uitgegleden. Hij was thuis, hoorde buiten een claxon en liep naar het raam. Haakmat: „Toen – ik was een halve meter van het raam verwijderd – hoorde ik zes, acht of tien oorverdovende knallen, gevolgd door zware inslagen in de muur. Als een blok liet ik me op de grond vallen. (…) Plotseling hoorde ik in het Surinaams: ‘Hij is morsdood, laten we geen tijd verliezen, snel weg.’ Korte looppasjes, het starten van een auto, motorgeronk dat oplost in de nacht.”
Kort daarop vluchtte Haakmat via de rivier de Marowijne naar het buurland Frans-Guyana en vandaar naar Nederland. Vakbondsleider en vriend Cyrill Daal van de Moederbond besloot op het laatste moment niet mee te gaan, omdat hij de bond niet in de steek wilde laten. Daal werd op 8 december met veertien anderen doodgeschoten.
Spil in het verzet
In Nederland werd Haakmat een spil in het verzet tegen het bewind van Bouterse, al bleef hij door zijn politieke verleden ook omstreden. Hij hervatte zijn werk als jurist in Amsterdam en werd actief in de kinderbescherming. Geregeld kwam hij in de publiciteit met opiniestukken, interviews en boeken over Suriname. Zestien jaar na zijn vlucht reisde hij voor het eerst weer naar Suriname, waar hij een verzoeningsgesprek had met Bouterse, inmiddels leider van de politieke partij NDP. Niettemin bleef hij volhouden dat de voormalige legerleider moest worden berecht voor de Decembermoorden.
Op 83-jarige leeftijd wist hij alsnog een lang gekoesterde droom waar te maken. Aan de Open Universiteit in Heerlen promoveerde hij op een omvangrijk onderzoek naar de geschiedenis en aard van corruptie in Suriname, vooral in de verdeling van grond. Hij pleitte voor wetgeving en meer internationale samenwerking om de machtige drugsmaffia in het land te bestrijden. Maar vooral moest Suriname afscheid nemen van de etnische politiek, volgens hem de belangrijkste bron van corruptie in het land. Toen het werkstuk in 2022 eindelijk klaar was, zei hij tevreden: „Het heeft lang gerijpt, maar ik moet nog zien dat over dertig jaar iemand iets zinnigers weet te zeggen over dit onderwerp.”