‘Na hun trouwen stond mijn moeder aan de grond’

‘In 1946 werd mijn moeder door de KLM aangenomen als stewardess. Vlak na de oorlog en de Hongerwinter die ze in Amsterdam had doorgemaakt, na voedseltochten op een fiets zonder banden, vloog ze nu de wereld over. Niet lang daarna ontmoette ze mijn vader. Een stewardess was in die tijd een exotisch wezen. Mijn vader had een goede vangst gedaan. Op de foto nemen ze op Schiphol afscheid van elkaar toen mijn moeder in 1948 door de KLM voor een half jaar in Buenos Aires werd gestationeerd.

Mijn vader zal zich wel zorgen gemaakt hebben, en inderdaad had deze blonde stewardess uit Nederland in Buenos Aires over mannelijke belangstelling niet te klagen. Als negentigjarige had ze nog steeds een ondeugende glinstering in haar ogen als ze daarover vertelde. Maar ze kwam toch terug om uiteindelijk in 1950 met mijn vader te trouwen. Toen was het afgelopen met vliegen. Een getrouwde vrouw mocht niet meer werken, sterker nog: door haar huwelijk werd mijn moeder – net als alle andere getrouwde vrouwen – juridisch handelingsonbekwaam. In de loop van haar leven werd ze daar met terugwerkende kracht steeds kwader over. Toen mijn vader in 1971 – veel te vroeg – overleed, ging ze dan ook niet lang daarna weer werken. Hoewel ze dat door het goede weduwenpensioen waarmee hij haar had achtergelaten financieel niet nodig had.

Na haar daadwerkelijke ‘pensionering’ besloot ze een aantal landen waar ze op gevlogen had weer te bezoeken omdat ze als stewardess nooit de tijd had gekregen goed rond te kijken. Ze kwam thuis met enthousiaste verhalen over een veranderde wereld, maar het meest enthousiast was ze als ze door een vrouwelijke piloot gevlogen was.”