De jarenlang als ‘internationalisering’ gepropageerde verengelsing van de Nederlandse universiteiten ligt de laatste tijd onder vuur. Het Nederlands als wetenschapstaal komt in het gedrang, net als de studeer- en carrièrekansen van Nederlandse studenten. En er dreigt een situatie te ontstaan waarin de elite letterlijk een andere taal spreekt dan de rest van de bevolking. Daar tegenover zou dan het voordeel van een echt wereldwijd samengesteld studenten- en docentencorps staan, wat onderling bevruchtend zou werken.
Over een ander gevolg van de internationalisering wordt nog amper expliciet gerept. Namelijk dat buitenlandse studenten en docenten ook een ander wereldbeeld met zich meenemen, wat op cruciale punten haaks staat op het hier vanzelfsprekende. Dat speelt vooral bij geschiedenis en andere menswetenschappen. Veel indringender dan voorheen confronteert deze mondiale instroom de academische wereld ermee dat men buiten het Westen heel anders aankijkt tegen bloedige gebeurtenissen uit het verleden – en dus ook de doorwerking daarvan in het heden.
Waar voor ons de Shoah het vanzelfsprekende morele ijkpunt vormt, is dat voor de rest van de wereld – dat de Shoah terecht als een Europese genocide beschouwt, waar het zelf volledig buiten staat – het westerse kolonialisme. Dat verklaart ook waarom Amerika en Europa nu inzake Israël wereldwijd geïsoleerd staan, omdat elders Israël als een westers koloniaal project wordt beschouwd. Lange tijd had de eigen Israëlische visie, mede dankzij de westerse schuldgevoelens over de Shoah, ook in Nederland vrij spel. Maar nu verandert de komst van steeds meer (aanstaande) academici met een Arabische achtergrond het speelveld.
VOC-mentaliteit
Ook op een ander gebied lopen nu door een veranderde samenstelling van de universiteitspopulatie de gemoederen hoog op: alles wat met het eigen Nederlandse koloniale verleden samenhangt. De lang als ‘politionele acties’ gebagatelliseerde anti-dekolonisatieoorlog, de nationale rol bij slavernij en slavenhandel, de Gouden Eeuw met J.P.Coen – het is nog geen achttien jaar geleden dat premier Balkenende het lieve vaderland opriep toch wat meer een VOC-mentaliteit te ontwikkelen. Over de concrete zegeningen van die mentaliteit wordt elders toch wat anders gedacht, en dat verschil drong lang maar mondjesmaat tot Nederland door.
In de bioscoop draait momenteel de documentaire Indië verloren…, over de wijze waarop Nederland na 1945 zijn Indiëbeleid probeerde te verkopen. Wie nu toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Van Kleffens daarin met een bijna racistische ondertoon tegen Soekarno tekeer hoort gaan, geneert zich voor het geborneerde zelfingenomen provincialisme van onze toenmalige regering – die overigens nog steeds bij een behoorlijk deel van de huidige Nederlanders het historische denken bepaalt, en bij de PVV zelfs de infantiele kern ervan vormt.
Hoewel dat oude, scheve beeld van het eigen koloniale verleden bij historici allang verdwenen is, vond de academische discussie erover – soms kritisch, soms meer vergoeilijkend – lange tijd vooral plaats tussen de nazaten van de daders. Velen bestudeerden het onderwerp als emotionele buitenstaanders, op een vrij ‘zakelijke’ wijze. Een beetje zoals een bioloog het gedrag van zeeleeuwen bekijkt, en in alle controverses over de bio-industrie wel daders en medeplichtigen – boeren, agrobedrijven en consumenten – aan bod komen, maar bij de geslachtofferde koeien niet naar hun opinie wordt geïnformeerd.
Met het groeiende aantal studenten en docenten met een niet-blank-Nederlandse achtergrond verandert dat. Voor nazaten van de slachtoffers van het westerse kolonialisme vormt dat verleden geen afgesloten academisch, maar een met emotie beladen, actueel thema (zoals dat vanouds voor de Shoah geldt, waarvan de slachtoffers zich immers al sinds 1945 in ons midden bevinden). Dat zet de verhoudingen onder druk, want nazaten stellen zo’n ‘zakelijke’ benadering, met kille berekeningen over de economische winst- en verliesrekening van pakweg de slavernij, niet op prijs.
Beklaagdenbank
Door deze nu pas echt hardhandige confrontatie met het koloniale verleden, waarvan de gemiddelde Nederlander de gevolgen – ver weg over zee – lange tijd buiten zijn eigen wereldbeeld wist te houden, voelen veel inheemse studenten en docenten zich plots in de beklaagdenbank gezet. Wat deed, om op een bekende vraag te variëren, jouw (groot)vader eigenlijk ná ‘De Oorlog’? Of ervóór? Een voor hen ongekende ervaring, waarmee Duitse collega’s al driekwart eeuw moeten leven.
De universiteiten hebben daarmee nog niet leren omgaan, en hun besturen schieten, vanwege dit onvoorziene gevolg van de door hen zo bejubelde internationalisering, meteen in een kramp. Waar men twee jaar geleden zijn sympathie voor Oekraïne van de daken schreeuwde, duikt men nu angstvallig onder tafel voor elk debat over het Midden-Oosten, omdat een deel van de academische populatie zich daardoor onveilig zou voelen. Na 24 februari 2022 werd naar de gevoelens van Russische studenten – want die zijn er in Nederland óók – nog niet gevraagd.
Lees ook
Universitaire taalstrijd is te laat: we zijn cultureel al verengelst