In de moskee Nour al Houda weten ze dat bidden alleen niet genoeg is

Eenmaal glinsteren de ogen van Khaled Mouhouti (49) deze vrijdagmiddag van trots. Als hij ten overstaan van een groep van vijftien moskeeleden vertelt over zijn verleden als talentvol jeugdvoetballer bij Vitesse. Veel vaker is in Mouhouti’s ogen bezorgdheid en ook vermoeidheid te zien.

Op 13 januari dit jaar nam hij in Arnhem een megafoon van de politie in handen om de tegendemonstranten bij een aangekondigde koranverbranding tot bedaren te brengen: „Mensen, ga alsjeblieft naar huis. Het is het allemaal niet waard.” Sindsdien is hij als voorzitter van Islamitisch Cultureel Centrum Nour al Houda voortdurend in conclaaf met medegelovigen. „We brengen juridische experts samen om te onderzoeken of dit soort acties niet net als in Denemarken kunnen worden verboden.” Niet dat je niet tegen zijn geloof mag demonstreren, haast hij zich te zeggen. „Ga voor mijn part met een bord ‘Ik haat de Islam’ de straat op en we lopen je schouderophalend voorbij.” Maar dat het zó moet, met het verbranden van een heilig boek, „dat doet gewoon pijn.”


Lees ook
Op de maandag na de afgeblazen koranverbranding in Arnhem vechten verslagenheid en vastberadenheid om voorrang

Burgemeester Ahmed Marcouch in gesprek met tegendemonstranten van de koranverbranding door Pegida-voorman Edwin Wagensveld.

En dat het uitgerekend een openlijk islamitische burgemeester was [Ahmed Marcouch, red.] die aangaf niet anders te kunnen dan deze vergunde demonstratie te faciliteren? Ja, dat deed toch net wat extra pijn, vertellen de vijftien mannen – de jongste begin twintig, de oudste ruim zeventig – die na het vrijdaggebed bij elkaar komen om met NRC te spreken. Maar de aangekondigde koranverbrandingen – Wagenveld meldde intussen een nieuwe actie aan voor 23 maart – zijn lang de enige zorg niet in het voormalige schoolgebouw dat tegenwoordig als moskee dienstdoet. „Het is de optelsom”, zeggen meerdere aanwezigen.

Dat Nederlandse gemeenten undercover onderzoek lieten doen in moskeeën. Dat je meteen een telefoontje van de bank krijgt als je bij wijze van coronasteun een donatie overmaakt aan een stichting in Marokko. Dat het na een overwinning van het Marokkaanse voetbalelftal „nooit” over de goede prestaties van de Marokkaanse Nederlanders in dat team gaat, maar „alleen” over de plekken waar de festiviteiten uit de hand lopen. Zelfs het lijden van moslims elders wordt anders beschreven dan dat van niet-moslims, zo klinkt het. „Dan lees je bijvoorbeeld in één bericht dat er Palestijnen gedóód zijn en Israeliërs zijn vermoord. Dat is toch scheef?”


Lees ook
‘Doei Nederland’: zo reageren veel Nederlandse moslims op de verkiezingszege van de PVV

Ilyasse El Boujadayni ging viral met een foto over de eerste exitpoll (links), jongeren op TikTok grappen over vertrekken uit Nederland.

Foto’s: Merlin Daleman

Voortdurend bewijzen

Met name de jongeren zeggen zich niet te herkennen in het beeld dat van moslims geschetst wordt. „Gelukkig zijn er nu sociale media,” zegt één van hen, „dan kunnen we zelf ons beeld neerzetten.” Halverwege verlaat één van de aanwezigen hardop scheldend de ruimte. „Dit is allemaal onzin!” Hij zegt desgevraagd niet te geloven dat er nu wél een gebalanceerd artikel komt.

Wat hem en zijn geloofsgenoten steekt, legt Mouhouti uit, is het gevoel dat zelfs de vierde en de vijfde generatie moslims tweederangs in Nederland is, en zich voortdurend moet verantwoorden en bewijzen. De aanwezigen geven stuk voor stuk aan ook wel eens met iets anders dan met problemen te willen worden geassocieerd. Niet als daders, maar ook niet als slachtoffers. „We willen de slachtofferrol niet, maar we worden telkens geslachtofferd”, zegt een jonge man met een montuurloze bril.

Wat steekt, is het gevoel dat zelfs de 4de en 5de generatie moslims hier tweederangs is

Khaled Mouhouti ziet dit als een fase waarin het geduld van gelovigen op de proef wordt gesteld. „Ik houd me vast aan één van de laatste soera’s uit de koran”, zegt hij. „Daarin staat dat dit soort tijden erbij horen, maar dat er óók weer een tijd van voorspoed komt.” En, benadrukt hij, „om dat te bereiken zijn we ook zelf aan zet. Dua’s (smeekbeden, red.) zijn niet alleen gebeden, maar ook daden. Je kunt wel thuiszitten en achterover leunen, maar wat kun je zelf doen om het tij te keren?”

Een aantal Arnhemse geloofsgemeenschappen besloot op een zaterdag korans uit te delen aan winkelende voorbijgangers. Nour al Houda zet deze ramadanmaand in op dagelijkse iftars [vastenmaaltijden, red.], voor verschillende doelgroepen. Ook de buurt wordt uitgenodigd. Mouhouti: „Iedereen zit in deze tijd maar alleen op zijn telefoon. We hopen dat mensen hun huizen uitkomen om elkaar te ontmoeten.”