Waarom heeft het zo lang geduurd voordat de rolkoffer werd uitgevonden? Internationale Vrouwendag is bij uitstek het moment om deze vraag te stellen. Vreemd, wellicht, want wat hebben wieltjes onder een koffer in godsnaam te maken met vrouwenemancipatie? Maar wie het recent vertaalde boek De moeder van de vooruitgang van Katrine Kielos-Marçal erbij pakt, zal het verband snel zien. In dit boek vraagt de Zweedse wetenschapsjournaliste, werkzaam voor het Zweedse dagblad Dagens Nyheter, zich af hoe het toch mogelijk is dat een zekere Bernard Sadow, nauwelijks een jaar nadat NASA drie astronauten naar de maan had gestuurd, op het simpele idee kwam om een paar wieltjes te plaatsen onder een zware reiskoffer. En waarom zijn patent voor ‘The Luggage That Glides’ pas in 1972 kwam waarna het nog tijden duurde voordat de warenhuizen deze rare nieuwigheid in hun assortiment wilden opnemen.
Volgens Kielos-Marçal heeft het antwoord deels te maken met gender: niet alleen gaan mensen ervan uit dat alle goede uitvindingen al zijn gedaan waardoor nieuwe ideeën als te ‘eenvoudig’ worden afgedaan. Maar daarnaast werd de rolkoffer destijds gezien als iets exclusief voor vrouwen – de heersende machomentaliteit was immers dat een man ‘zijn eigen koffer behoort te dragen’. Dus pas toen vrouwen ook geregeld alleen gingen reizen, werd de rolkoffer commercieel interessanter. Curieus, meent Kielos-Marçal, terwijl de uitvinding van het wiel minstens vijf eeuwen oud is, laat zoiets simpels als een rolkoffer dus eeuwen op zich wachten?
Hoe kon de heersende opvatting over mannelijkheid koppiger blijken dan het verlangen van de markt om geld te verdienen? Het is de kernvraag die ze in haar boek stelt en waar ze, in het eerste hoofdstuk, meteen ook al een antwoord op formuleert. Want, zo schrijft ze: ‘De ideeën van onze samenleving over mannelijkheid behoren tot de meest onwrikbare die we hebben, en onze cultuur hecht vaak meer waarde aan het behoud van bepaalde concepten van mannelijkheid dan aan het leven zelf.’ Een baanbrekende innovatie, zoals de rolkoffer, werd dus belemmerd in de ontwikkeling, simpelweg omdat die als ‘te vrouwelijk’ werd bestempeld.
Innovatie en gender
Het verhaal over Sadow is een van de vele geschiedenissen waarmee Kielos-Marçal in haar boek aantoont hoe, als we de factor gender in overweging nemen, innovatie en technologie voortdurend worden beïnvloed door vooropgezette ideeën over de economie en onszelf. ‘Als het vrouwelijk perspectief net zo universeel als het mannelijke perspectief zou zijn belicht, zou onze wereld misschien wel onherkenbaar anders geweest zijn’, stelt ze. Een interessant uitgangspunt dat ze vervolgens op allerlei mogelijke manieren toetst aan de hand van verschillende voorbeelden. Zo schrijft ze hoe de elektrische auto, die in dezelfde periode werd ontwikkeld als de benzineauto, uiteindelijk de markt niet wist te veroveren. Dit was deels te wijten aan accuproblemen maar ook omdat men vond dat een elektrische auto iets voor vrouwen was. En dat terwijl de auto pas een groot succes werd toen de benzineauto elektrischer werd – de gevaarlijke slinger voorop werd vervangen door een elektrische starter – en dus ‘gefeminiseerd’.
Ook beschrijft ze hoe NASA in de jaren zestig, in de zoektocht naar het beste ruimtepak, verschillende malen een aanbesteding deed en dat het beste ontwerp kwam van ILC, een latexbedrijf dat zich specialiseerde in damesondergoed onder de naam Playtex. Dat leverde een probleem op: hoe kon zo’n bedrijf zoiets belangrijks als een ruimtepak produceren? Pas na meerdere tests, en met tussenkomst van een ander bedrijf, kon men het idee accepteren dat naaisters van ondergoed ook prestigieuze zachte ruimtepakken konden produceren. ‘Zonder de duizend jaar oude technologie van naald en draad zouden we de maan nooit hebben bereikt’, aldus Kielos-Marçal.
Lees ook
Nee, de geschiedenis van de mensheid is echt niet lineair
Het zijn prikkelende voorbeelden, en het boek leest dan ook als een trein, alleen heb je wel het gevoel dat Kielos-Marçal zo graag haar punt wil maken dat ze alle smakelijke voorbeelden met geweld in haar theoretische mal wil gieten. Het leidt tot wat simplistische aannames die deels tot uiting komen in genderstereotypen. Zo schrijft ze, zonder het te onderbouwen, dat we aannemen dat de speer eerder is uitgevonden dan de graafstok (een gereedschap waarmee vrouwen naar voedsel zochten in de grond) en dat de eerste uitvinder dus een man moet zijn geweest. Stelt ze dat we dingen ‘die zacht zijn’ vaak beschouwen als ‘minder technisch’ en dat een van onze economische aannames is dat ‘taken die met de handen worden uitgevoerd in plaats van met gereedschap, op de een of andere manier minder expertise vereisen’. En: ‘Als een man een abstract werk maakt in olieverf op doek, heet dat kunst. Als een vrouw een identiek stuk textiel maakt, heet dat handwerk.’
Tegen het kapitalistische denken
Net als in haar eerste boek Je houdt het niet voor mogelijk (2015) over het mannelijk egoïsme in de economie, houdt ze uiteindelijk een sterk feministisch betoog tegen het kapitalistische denken. Helaas volgt ze daarin niet de wat meer genuanceerde blik op de westerse geschiedenis, zoals deze in de afgelopen jaren wordt herzien door antropologen en historici zoals Yuval Noah Harari en David Graeber en David Wengrow, die in hun analyses van de menselijke geschiedenis het westerse, eurocentrische perspectief hebben verlaten. De menselijke geschiedenis behandelt ze vooral als een lineaire beschavingsgeschiedenis waarbij ze de denkwijze van bijvoorbeeld Noord-Amerikaanse inheemse volken buiten beschouwing laat. Zo stelt ze dat we een verhaal hebben gecreëerd waarin mensen worden gezien als een vorm van technologie en refereert daarbij aan Descartes’ opvatting van mensen als hydraulische standbeelden (complexe machines) en de wijze waarop we het menselijk lichaam gelijkstellen aan computers. We zijn dus weggerend van alles wat we vrouwelijk in onszelf noemen, ‘waardoor we het brein als een computer zijn gaan zien en de mensheid als een algoritme-gestuurde robot’.
Dat is wel erg boud gesteld, alhoewel ze een punt heeft door te stellen dat we inmiddels ontkennen dat we deel uitmaken van de natuur, ‘die we als vrouwelijk en dus als minderwaardig zien’. Technologie krijgt zo voorrang op de natuurlijke wereld en ‘dit alles leidt ertoe dat we de aarde reduceren tot niet meer dan een gigantische opslag voor energie’. Een reden om vrouwen terug te brengen in het verhaal. ‘Als we ophouden met het negeren van vrouwen en van alles waarvan we hebben besloten dat vrouwen ervoor staan, dan wordt het hele verhaal dat we over onszelf, de economie en de wereld vertellen anders. De grond waarop we staan begint te bewegen: er ontstaat een nieuwe weg.’
En die weg, dat is de moeder van de vooruitgang.