Afgelopen winter lag een heel rijtje mannen in slaapzak onder het afdak van het Maritiem Museum. Daklozen die daar de nacht doorbrachten. Soms lazen ze ’s avonds voor het slapengaan nog wat op een tablet of in een boek.
Het aantal daklozen in Rotterdam is volgens de gemeenteraad afgelopen anderhalf jaar flink toegenomen. Er is een vaste groep van rond de 160 en een lossere groep van ongeveer zo’n honderd personen. Hulpverleners schatten dat twee derde uit Oost-Europese landen komt. Rotterdam wil dat aantal fors terugdringen en begint binnenkort als eerste stad met een 24-uursopvang, met zestig plekken voor Oost-Europeanen. De opvang zou 1 juni moeten opengaan.
Hoewel lang niet alle daklozen voor overlast zorgen, is dat wel de aanleiding om de nieuwe opvangplek op te richten. Bewoners uit de wijken Centrum en Oude Westen én rond het Zuidplein hebben last van bedelende en agressieve daklozen op straat. Ze doen hun behoeften in parkjes en bloembakken. Er wordt uit winkels gepikt en op straat worden openlijk drugs gebruikt. Ronald Buijt, Wethouder Zorg (Leefbaar Rotterdam), is het beu.
Lees ook
Bij -5°C onder een viaduct slapen: zelfs in deze kou wil niet iedere dakloze naar de noodopvang
‘Stevig aangepakt’
In principe is de wethouder geen voorstander van opvang, omdat Oost-Europanen daar geen recht op hebben. Zij mogen wel in Nederland werken, volgens het CBS deden in 2022 zo’n 375.000 van hen dat, maar wat de wethouder betreft kunnen de arbeidsmigranten terug zodra hun werk stopt. Daarnaast was hij huiverig voor de ‘aanzuigende werking’ van opvang. Omdat de werkelijkheid weerbarstig blijkt – ook zonder opvang blijven mensen hangen – komt Buijt nu met het Actieplan buitenslapers.
Die opvang is „vrijwillig maar niet vrijblijvend” want aan strikte regels gebonden, benadrukt de wethouder. Oost-Europanen kunnen maximaal acht weken onderdak krijgen, om tot rust te komen, maar moeten in die tijd wel openstaan voor hulp. Bijvoorbeeld bij het vinden van werk of om af te kicken van hun alcohol- of drugsverslaving. Buijt: „De mensen die op straat blijven hangen en níét meewerken, worden stevig aangepakt.”
Met een stevige aanpak bedoelt de wethouder dat aan blikjes bier stelen of poepen in een portiek wél consequenties worden verbonden. „Als de welwillenden in de opvang zitten, kunnen politie en boa’s de overlastgevenden op de nek zitten.” Bij zes registraties van serieuze overtredingen, zoals overlast of diefstal, kan iemand worden uitgezet.
Buijt bestrijdt het beeld dat alleen Oost-Europeanen die lang in Nederland werkten na verlies van hun baan op straat leven. „Dat is een deel, en dat zijn vaak trieste gevallen. Ze werkten voor weinig geld. Hun woonruimte was gekoppeld aan hun baan. Zij verdienen hulp.” Maar daarnaast is er een groeiende groep die „in Boekarest de Flixbus neemt naar Nederland”. Zo arriveren volgens de wethouder Bulgaren, Roemenen en Polen die liever hier dakloos leven dan aan de onderkant van de maatschappij in hun eigen land. Buijt: „Hier krijgen ze nog een douche en een kop soep.”
Ongedocumenteerden
Andere steden kijken met interesse naar het Rotterdamse initiatief, al is de samenstelling van overlastgevende daklozen niet overal gelijk. Den Haag heeft een vergelijkbare groep, met veel Oost-Europeanen, die voorheen in het Westland werkten. Utrecht heeft veel ongedocumenteerden uit Noord-Afrika die geen recht hebben op asiel. Amsterdam heeft een mix van beide groepen.
Wethouder Buijt hoopt met de nieuwe opvang ongeveer driehonderd daklozen per jaar te kunnen helpen.
Lees ook
Wel werk, geen woning, geen hulp: economische daklozen moeten zichzelf redden