De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) „betreurt” het dat demissionair minister Dilan Yesilgöz (Justitie en Veiligheid, VDD) het dragen van religieuze uitingen door buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) wil verbieden zonder daarover met gemeenten overeenstemming te hebben bereikt. De belangenorganisatie reageert hiermee op een besluit van Yesilgöz, dat ze woensdagavond voor de camera van actualiteitenprogramma EenVandaag kenbaar heeft gemaakt. Een aangekondigde Kamerbrief over dit besluit is nog niet gestuurd.
In de Kamer bestaat een meerderheid voor het verbieden van het dragen van bijvoorbeeld een hoofddoek door handhavers.
Met het aanstaande verbod passeert Yesilgöz gemeenten die als werkgevers van de boa’s verantwoordelijk zijn voor de kledingvoorschriften van de handhavers. Inmiddels hebben de gemeenteraden van Arnhem, Tilburg, Den Haag, Amsterdam en Groningen besloten hun boa’s toe te staan tijdens contactmomenten met burgers bijvoorbeeld een hoofddoek of een kruisje te dragen. Deze gemeenten hopen hiermee dat ook vrouwen met een hoofddoek zich sneller voor een boa-opleiding willen aanmelden, om zo de tekorten aan boa’s op te vangen. Over die tekorten bestaan geen exacte cijfers.
Een meerderheid in de Tweede Kamer volgt met argusogen de ontwikkelingen in gemeenteland. De Kamer vraagt al zeker sinds eind 2021 om landelijke regelgeving met de neutrale uitstraling van het boa-uniform als uitgangspunt. In navolging van een aangenomen motie, ingediend door VVD en BBB, stelde Yesilgöz in 2022 samen met de VNG de niet-afdwingbare Richtlijn lifestyle en neutraliteit boa’s op. Daarin valt te lezen dat een boa tijdens contacten met burgers „in ieder geval afstand neemt” van zichtbare uitingen van religie, politieke overtuiging, geaardheid of een andere levensstijl.
Lees ook
Ook Amsterdam gaat religieuze uitingen bij boa’s toestaan
Uniform
Nu verschillende steden sinds vorig jaar ingaan tegen het uitgangspunt van de richtlijn, vraagt de Tweede Kamer expliciet om een landelijk verbod, in navolging van het ministerieel verbod op religieuze uitingen bij het politie-uniform. Yesilgöz zei tijdens een debat over de politie „bereid” te zijn om met de VNG te overleggen. „Als de stap gezet zou worden om dat echt te regelen, dan is het inmiddels aan een nieuw kabinet om daar vervolgstappen in te zetten”, aldus Yesilgöz.
Yesilgöz wacht dus niet op een nieuw kabinet. Het besluit van een „aantal gemeenten” om „een andere richting in te slaan dan de richtlijn uit 2022” heeft de situatie veranderd, verklaart haar woordvoerder. De minister voelt zich, ondanks haar demissionaire status, gesteund door een grote Kamermeerderheid die „eenduidigheid” over het boa-uniform wil.
„Ik vind dit een uiterst wonderlijke gang van zaken. Het is aan burgemeesters om te beoordelen of boa’s een hoofddoek, keppeltje of kruisje mogen dragen”, zegt Kamerlid Esmah Lahlah van GroenLinks-PvdA. Ze wijst op gemeentelijke besluiten en noemt het onwenselijk dat de minister met haar aankondiging burgemeesters „buitenspel” wil zetten. Lahlah spreekt van een „autoritaire aanpak”.
Tussen gemeenten en de minister zijn überhaupt geen gesprekken gevoerd over kledingvoorschriften voor boa’s, aldus een woordvoerder van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema. „Er is in ieder geval geen overleg met ons geweest.” Het ministerie kon niet bevestigen of afzonderlijke gesprekken met gemeenten werden gevoerd.
Kamerbrief
De VNG spreekt van „een verdeelde overheid” op het onderwerp en spoort aan tot verder overleg tussen het Rijk en afzonderlijke gemeenten. De gesprekken met de VNG hebben tot niets geleid, getuige het aangekondigde verbod. Dat moet wat Yesilgöz betreft de discussie beslechten. „De minister kan ons niet vragen om gemeenten tot een verbod te dwingen”, aldus een VNG-woordvoerder. De organisatie stelt dat „gemeenten als werkgever” gaan over het uniform van hun handhavers. „De minister gaat daar niet over.”
Voor een ministeriële regeling is een wettelijke grondslag nodig. Wat die grondslag is, zal in een Kamerbrief worden uitgelegd, zegt de woordvoerder van Yesilgöz. Die brief werd vóór 1 maart beloofd, maar komt waarschijnlijk „eind deze maand”. Binnen de huidige wettelijke regelingen – het Wetboek van Strafvordering en het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar – lijkt geen ruimte te bestaan om als Rijk de kledingvoorschriften te regelen.
Lees ook
Een hoofddoek voor een boa zegt niets over neutraliteit