Waarom Amerikaanse techbedrijven gevaarlijk diepe zakken hebben

Microsoft lapt wat kleingeld bij het instappen in Europese AI en Apple veegt een reuzenboete van Brussel als een stofje van de schouder. Kan Europa nog wel op tegen het financiële geweld van Big Tech uit de VS? Door


Animatie Anne van Wieren

Grote verontwaardiging in Brussel: het Franse Mistral, een start-up in kunstmatige intelligentie (AI), sloot vorige week een deal met het Microsoft. Het krijgt van de Amerikanen de beschikking over de enorme computercapaciteit die nodig is om een AI-model van de grond te krijgen. Microsoft doet er voor Mistral ook nog 15 miljoen euro bij.

De reactie: zo lukt het Europa natuurlijk nooit, wanneer de eerste de beste AI-poging meteen in bed springt bij een Amerikaanse techreus. Het lijkt erop dat je generatieve AI in Europa eigenlijk niet goed kan trainen en van data voorzien zonder Amerikaanse infrastructuur – of die zich nu in de VS of in Europa bevindt.

Er was óók grote voldoening in Brussel. Apple krijgt, zo bleek maandag, 1,8 miljard euro boete voor monopoliegedrag bij de apps die het via zijn platform aanbiedt. Dat zal ze leren! Alleen: die 1,8 miljard komt voor Apple neer op slechts 1 procent van zijn brutowinst over het afgelopen boekjaar, en het is nog geen promille van zijn huidige beurswaarde.

Brussel doet zo een beetje denken aan de schurk in de film Austin Powers: International Man of Mystery. Daarin wil een meestermisdadiger, die decennialang ingevroren was, de wereld in nucleaire gijzeling nemen tegen een losgeld van… één miljoen dollar. Waarna zijn ondergeschikten hem voorzichtig wijzen op zijn misschien wat verouderde opvatting over wat tegenwoordig een megabedrag is.

Want inderdaad: Europa is nauwelijks meer gewend aan, en bestand tegen, de nieuwe financiële verhoudingen met de VS. Zakenbank Goldman Sachs identificeerde onlangs een groep belangrijke Europese aandelen die verantwoordelijk zijn voor een flink deel van de stijging van de Europese beursindex. Deze elf Europese reuzen, in farmacie, luxeproducten en tech, worden naar hun beginletters de Granolas genoemd – van het Britse Glaxo Smith Klein (GSK) tot het Franse Sanofi. Maar hoe groot zijn deze giganten eigenlijk? Dat zie je hier:

Inderdaad, Apple is in zijn eentje evenveel waard als alle Granolas bij elkaar. En Microsoft, dat vorig jaar Apple van de troon stootte als duurste bedrijf ter wereld, nog ietsje méér. Voor wie hier even van moet slikken: pak een glaasje water, want hierna wordt het nog erger.

Er is niet één eenduidige reden voor de Amerikaanse dominantie. De techbedrijven konden ontstaan en groeien in een geïntegreerde Amerikaanse economie. De nieuwe markt die zij aanboorden, liet zich in monopolies omzetten voor de buitenwereld goed en wel wist wat er aan de hand was. De technologische voorsprong en ruime financiële middelen trokken het beste talent aan. En zo ontwikkelde zich de winner-takes-all-dynamiek die de huidige technologische revolutie kenmerkt.

Er is nóg een facet: het financieringsklimaat in de VS was, en is, ongekend vriendelijk. Verhoudingsgewijs lage risicoloze rentes (staatsleningen) en een bescheiden risico-opslag voor schulden van minder stevige bedrijven maken financiering met vreemd vermogen (schuld) relatief makkelijk. Het risicogerichte beursklimaat maakt ophalen van eigen vermogen (aandelen) relatief goedkoop, en de wisselkoers is stabiel.

Deze ‘financiële omstandigheden’ worden de laatste tijd steeds vaker vastgelegd in een Financial Conditions Index (FCI). En er zijn vermoedens dat deze financiële omstandigheden belangrijker aan het worden zijn dan het officiële monetaire beleid van centrale banken. Het IMF maakt dan ook een eigen Financial Conditions Index, net als de OESO. De Amerikaanse centrale banken hebben er eveneens zélf een ontwikkeld. Die hebben een frequentie van een kwartaal, een maand of een week. Er zijn maar een paar FCI’s op dagbasis, en de jongste is van Goldman Sachs. De New Yorkse afdeling van de zakenbank was zo vriendelijk de data ter beschikking te stellen voor deze rubriek. Hier zijn ze:

Wat hebben we dus? Een Amerikaanse techsector die in kennis, schaal en vaardigheden voorloopt op de Europese, en die door een structureel vriendelijker financieel klimaat veel diepere zakken heeft gekregen. Boks daar maar eens tegenop, zeker omdat hun dure aandelen een prima betaalmiddel zijn bij fusies en overnames – en voor personeelsbonussen.

Niet dat Europa geen snelgroeiende helden heeft: chipmachinebouwer ASML bijvoorbeeld, of het Deense Novo Nordisk dat een succesvol anti-obesitasmedicijn ontwikkelde. Maar laten we de kwestie in perspectief blijven zien. Hieronder een lijst van de gestegen beurswaarde van de grote Amerikaanse techbedrijven over de laatste vier jaar, in Europees perspectief.

Inderdaad, liefst drie Amerikaanse techreuzen maakten ieder apart een waardestijging door die groter is dan die van alle aandelen in eurozone bij elkaar opgeteld.

Nu kan het heel goed zijn dat een zeepbel op de beurzen is opgeblazen die even reusachtig is als de techbedrijven zelf. Een kleine groep aandelen voert die aan: tegenwoordig heten ze de Magnificent Seven – Meta (Facebook etc.), Amazon, Nvidia, Apple, Microsoft, Alphabet (Google) en Tesla. Van de techreuzen zijn door de jaren heen heel wat acronymen gemaakt: van Fang (2013) en Faang (2017), tot Mamaa (recent). En die allerjongste incarnatie dus: de Magnificent Seven.

Maar wacht, als je daar Tesla buiten laat en Netflix en chipmaker AMD toevoegt, krijg je een groep die het in de regel nog beter doet: de Manamana – alleen al 17,7 procent omhoog sinds begin dit jaar. Leuk acronym ook, al was het maar om de Muppet-liefhebbende lezer vandaag toch nog een fijne dag te bezorgen.