Vertel je aan een relatief nieuwe collega je onzekerheden over je werk? Laat je een vriendin een weekend op je hond passen? Laat je de buurman een halve middag alleen in jouw huis, als hij zijn sleutel is vergeten en je moet zelf weg?
Het draait bij deze voorbeelden om vertrouwen – het gevoel of de overtuiging dat iemand je niet zal schaden. „Vertrouwen is sociale lijm voor alles, voor vriendschappen en andere relaties”, zegt Paul van Lange, hoogleraar sociale psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij onderzoekt al jaren samenwerking, sociaal gedrag en conflicten tussen individuen en groepen. Vertrouwen is een van zijn favoriete onderwerpen: „Het is een van de belangrijkste dingen die je kunt onderzoeken.”
Dat vindt ook Catrin Finkenauer, hoogleraar jeugdstudies bij Interdisciplinaire Sociale Wetenschap aan de Universiteit Utrecht. „Het is een zeer onderschat onderwerp, waar we nog te weinig van weten.” Zij heeft veel onderzoek gedaan naar vertrouwen in allerlei soorten relaties, onder meer in situaties van geschaad vertrouwen, zoals bij kindermishandeling.
De hoogleraren beantwoorden vijf vragen over vertrouwen.
1. Hoe bouw je vertrouwen op?
Wat maakt dat mensen die elkaar nog niet kennen elkaar gaan vertrouwen? Vaak wordt meteen gedacht, zegt Paul van Lange, dat mensen daarvoor op elkaar moeten lijken. Dat ze dezelfde groepskenmerken moeten hebben, zoals huidskleur, sociale status, religie of politieke voorkeur. „Maar in de praktijk is een-op-eencontact veel belangrijker voor het opbouwen van vertrouwen.”
Daar zijn minstens drie redenen voor, zegt hij. „Ten eerste faciliteert een-op-eencontact wederkerigheid en een soort mentaal boekhouden, misschien niet altijd helemaal bewust. Jij doet wat voor iemand, diegene doet wat voor jou. Zo bouw je heel snel vertrouwen op. Met andere ouders heb je dat bijvoorbeeld heel sterk, een soort zakelijke relatie waarin je voor elkaars kinderen zorgt. Ten tweede leidt een-op-eencontact snel tot empathie, je verplaatst je makkelijk in een ander. Als je je gehoord voelt en ziet dat de ander betrokken is, werkt dat ook vertrouwenwekkend. En ten derde kun je bij een-op-eencontact niet worden buitengesloten. Dat brengt een gevoel van veiligheid met zich mee. Coalities zijn niet mogelijk, waardoor er geen groepen tegenover elkaar komen te staan.”
De meeste en de beste interacties die mensen hebben, zijn dan ook een-op-een, blijkt uit onderzoek van Van Lange en zijn collega’s. „Je ziet op straat, in parken, in cafés en restaurants veel meer tweetallen dan groepen van andere groottes. Als je mensen vraagt naar het meest recente contact, was dat meestal een-op-een. En het meest positieve recente contact ook.”
Verschillen in huidskleur of andere groepskenmerken verdwijnen naar de achtergrond, zegt Van Lange, zodra je een-op-eencontact hebt. „Maar gá je interacteren?” Dat is het punt, zegt Van Lange. „Gá je praten met je buurman met een andere politieke voorkeur?”
Catrin Finkenauer vreest dat mensen dat vaak niet zullen doen. „Je ziet in het algemeen dat de segregatie in de samenleving toeneemt. Vroeger trouwde de dokter met de verpleegster, tegenwoordig trouwt de dokter met de dokter.”
„Als er eenmaal contact is”, denkt Paul van Lange, „zal dat in negen van de tien gevallen positief uitpakken.” Maar verschillen in groepskenmerken kunnen dus wel een drempel zijn. Gelijkenis is nu eenmaal een bron van vertrouwdheid. Gelijkenis in bijvoorbeeld sekse, leeftijd, politieke voorkeur, maar ook gelijkenis in muzikale voorkeur. „Die andere kenmerken”, zegt Van Lange, „kun je wel gebruiken om te zorgen dat politieke voorkeur minder belangrijk wordt.”
Wat vervolgens helpt om vertrouwen op te bouwen bij iemand die je vaker ziet, zegt hij, is om in je mentale boekhouding als norm aan te houden om nét iets meer te geven dan je gekregen hebt. „Wel op de Nederlandse manier hoor, niet overdrijven. Maar als je spontaan en persoonlijk bent, voedt dat het vertrouwen.” Geef eens een compliment, laat merken dat je aan iemand denkt, en geef mensen een beetje speling als ze hetzelfde niet altijd meteen met jou doen.
2. Is iedereen in principe even goed van vertrouwen?
Nee, zeker niet. Maar er zijn ook geen heel duidelijke verschillen als het gaat om bijvoorbeeld leeftijd of sekse. Vertrouwen wordt nu eenmaal grotendeels bepaald door ervaringen met andere mensen, benadrukken Van Lange en Finkenauer. „Over het algemeen vertrouwen mensen hun eigen gezinsleden het meest”, zegt Finkenauer. Maar niet altijd. Mensen verschillen ook in hoeverre ze de overheid vertrouwen, of andere mensen in het algemeen. „Mensen die bijvoorbeeld beroofd zijn, kunnen wel vertrouwen hebben in de overheid, maar niet in ‘de gemiddelde ander’. En sommige mensen vertrouwen niet op instituties, maar hebben wel heel veel vertrouwen in andere mensen. Sowieso is vertrouwen een luxe. In een veilig land, waar alles goed geregeld is, kun je je meer vertrouwen veroorloven.” En omgekeerd: „Vertrouwen en een veilige en faire omgeving versterken elkaar”, zegt Finkenauer.
3. Wat bepaalt of iemand makkelijk wordt vertrouwd?
Daar zitten drie aspecten aan, zegt Finkenauer. Ten eerste: reliability, voorspelbaarheid van gedrag. „Heeft iemand zelfcontrole? Houdt hij zich aan zijn afspraken? Als hij zegt dat hij op dieet is, neemt hij dan toch een extra koekje? Vertelt hij geheimen door als hij beloofd had van niet?” Ten tweede: evidence of honesty, transparantie. „Is het duidelijk dat iemand eerlijk is, is die persoon transparant in zijn gedrag en beweegredenen?” En ten derde: competence, kennis van de eigen capaciteiten. „Dat iemand naar zichzelf kan kijken en denken: hier moet ik iemand anders bij halen die het wel kan – dat is vertrouwenwekkend gedrag.”
4. Hoe raakt vertrouwen beschadigd?
Ja, vrij makkelijk dus. „Ik deed een keer een project over vechtscheidingen”, zegt Finkenauer. „Toen zag ik: als een van de partners één keer met zijn ogen rolt is het klaar, dan kunnen ze geen gesprek meer voeren. Het kunnen héél kleine dingen zijn waar mensen in relaties goed naar kijken.”
hoogleraarCatrin Finkenauer Als iemand één keer met zijn ogen rolt, is het klaar. Het kunnen héél kleine dingen zijn waar mensen naar kijken
Ook kunnen hogergeplaatsten het vertrouwen van de mensen onder zich aantasten. Als je baas of iemand van de overheid zich oneerlijk gedraagt, dan vermindert dat het vertrouwen tussen mensen (ondergeschikten, burgers) onderling. Dat toonden Van Lange en collega’s aan in een spelsituatie waarin iemand toezicht hield op twee spelers die hij kon bestraffen: als de toezichthouder duidelijk oneerlijk was, gingen de twee spelers minder vaak samenwerken en kozen ze vaker voor hun eigenbelang. Het was al bekend dat in samenlevingen met meer corrupte instituties het onderling vertrouwen tussen mensen ook lager is; dit onderzoek suggereert dat het verband causaal is. De eerlijkheid van politieke leiders kan dus bepalen of mensen elkaar onderling gaan vertrouwen. „Ik hoop dat politici deze bevinding ter harte nemen”, zegt Van Lange.
Als de toezichthouder in een spel duidelijk oneerlijk was, gingen de twee spelers ook minder vaak samenwerken
Finkenauer vreest wat dat betreft ook het effect van alle wereldproblemen, met name de onvoorspelbaarheid daarvan. „Oorlogen, klimaatverandering, rechts-extremisme… Mensen worden daar onzeker van en dat doet iets in hoe we met elkaar omgaan.”
5. Hoe herstel je beschadigd vertrouwen?
Dat is moeilijk. Als je iemands vertrouwen hebt beschadigd, moet die persoon je vergeven voordat diegene je weer kan vertrouwen, zegt Van Lange. Daarvoor moet je eerst spijt betuigen. „Dat is een belangrijke voorspeller voor vergeving. Maar spijt betuigen moet je wel goed doen. Mensen doen vaak alsof het heel makkelijk is.”
Is niet zo. Zomaar even ‘sorry’ zeggen werkt zeker niet. Een goede spijtbetuiging moet volgens Van Lange aan vier voorwaarden voldoen: „Je moet schuld bekennen, verantwoordelijkheid nemen voor wat je hebt gedaan. Daarin moet je heel precies zijn, het moet duidelijk zijn waarover je praat. Het moet ook duidelijk zijn dat je het perspectief van de ander inneemt: je moet vertellen wat het voor de ander heeft betekend en dat je dat beseft. En ten slotte, dat klinkt een beetje kinderachtig maar het is toch belangrijk, moet je beloven het niet meer te doen.” En daarna kun je opnieuw beginnen met het opbouwen van vertrouwen – zie vraag 1. Ook nog best een klus.
En dat is dan nog het optimistische antwoord. Catrin Finkenauer vraagt zich af of het überhaupt mogelijk is om vertrouwen te repareren dat écht heel erg beschadigd is geraakt. „We weten daar onvoldoende van. Mensen kunnen elkaar zó kwetsen. Aan de Vrije Universiteit was ik hoogleraar kindermishandeling en in dat veld merk je: er is iets kapot en we weten niet wat er nodig is om dat robuust en duurzaam te repareren. Vertrouwen is mensenwerk, dat moet je iedere dag waarmaken. Je ziet dat veel in de hulpverlening. Dan zegt een hulpverlener ‘bij mij ben je veilig’, maar dan heeft die hulpverlener een keer een ziek kind en zegt een afspraak af, en dan denkt de beschadigde persoon toch: zie je wel, ik moet het zelf doen, ik kan verder op niemand bouwen. We verwachten vaak dat mensen gefikst zijn als ze niet meer mishandeld worden, maar dat zijn ze zeker niet.”
Finkenauer is dus een stuk pessimistischer over het herstellen van vertrouwen dan Paul van Lange. „Paul heeft niet met getraumatiseerde mensen gewerkt”, zegt ze daar droogjes over. „En er zijn steeds meer getraumatiseerde mensen. Vertrouwen is ook niet iets wat je kunt opeisen, mensen kunnen niet reguleren of ze iemand vertrouwen. Beide partijen moeten het willen – en er hard aan werken.” Maar met het initiatief van één partij, zegt Van Lange, is er in ieder geval een begin.
‘Mijn ouders zijn allebei in de jaren dertig van de vorige eeuw geboren in Surabaya, voormalig Nederlands-Indië. Ze ontmoetten elkaar echter pas in 1960 in een pension in Haarlem. Beiden waren vlak daarvoor als ‘nieuwkomers’ met hun families per boot naar Nederland gekomen. Mijn moeder zette in februari 1958 voet aan wal in Amsterdam, waar ze in ballerina’s haar allereerste sneeuw trotseerde.
Mijn moeder, tante en grootmoeder woonden in hetzelfde pension als mijn vaders broer en zijn gezin. Mijn vader, die op de grote vaart werkte, logeerde daar wanneer hij in Nederland was. Mijn moeders droom om naar Amerika te emigreren, iets dat ze veel Indische vriendinnen zag doen in die tijd, verdween als sneeuw voor de zon toen ze hem ontmoette.
Een tijd van intensieve overzeese correspondentie volgde. Flinterdunne blauwe velletjes volgeschreven vanuit exotische havens, van Calcutta en Basra tot Montevideo en Buenos Aires, maar ook een ansichtkaart met groeten uit Marseille. Op haar beurt zorgde mijn moeder, met behulp van de vaarschema’s van de Nautische Dienst, dat er in elke haven waar mijn vader aanlegde een brief op hem lag te wachten. Dit vaak maanden achtereen, tot zijn paar weken verlof in Nederland weer begon.
Ze trouwden in 1962, en toen mijn oudste broer in 1964 werd geboren, besloot mijn vader een baan ‘aan wal’ te zoeken. Terwijl het gezin groeide – ik was de jongste van vier – verdween de reislust nooit. Elke zomer vertrokken we vier tot zes weken met een volgepakte auto richting Spanje of Frankrijk, maar altijd met een omweg: via het Zwarte Woud, de Zwitserse bergen of Noord-Italië. Mijn ouders – hier op de foto in 1978 in Playa de Aro, in Spanje – wisten als geen ander dat niet de bestemming telt, maar de reis ernaartoe.”
Nieuw licht op gedane zaken is altijd opwindend. Daar stond het, met grote letters in het Amerikaanse tijdschrift Rolling Stone: „Charlotte York is het coolste en meest herkenbare personage van Sex and the City.”
De hitserie van 94 afleveringen, oorspronkelijk uitgezonden tussen 1998 en 2004, heeft vier hoofdpersonages: Carrie Bradshaw, Miranda Hobbes, Samantha Jones en Charlotte York. Charlotte, gespeeld door Kristin Davis, was eerder nooit de publiekslieveling. Nu wel. Gen Z’er Alaina Demopoulos schreef in The Guardian dat de „onderschatte steunpilaar” van de groep de wijste van het hele stel is. Volgens modetijdschrift Glamour is 2025 hét jaar van het Charlotte-kapsel.
Sinds de originele serie een tweede leven kreeg op de streamingdiensten – samen met het vervolg And Just Like That… (2021) – wordt ‘meisjesmeisje’ Charlotte op socialemediakanalen geprezen om haar positieve blik en vrouwelijkheid. „Ze is precies zoals ik”, echoot het op TikTok. Of: „Charlotte leeft haar leven als een romcom. Wat een icoon!” „Ik zit in mijn Charlotte York-fase”, schrijft de Deense influencer Freya Bryndorf op Instagram. Sommige filmpjes oogsten een half miljoen likes. Meesurfend op al die nieuwe belangstelling, besloot actrice Kristin Davis in januari de podcast Are You a Charlotte? te beginnen.
Buitenbeentje
Toen de HBO-serie Sex and the City in 1998 het licht zag, was het ingetogen personage Charlotte een buitenbeentje. The New York Times zette haar weg als een „traditionele vrouw, die doodsbang is dat ze geen man kan vinden en vervolgens oud en alleen achterblijft”. Net als bij een kind bevolken sprookjesachtige, maar vaak onrealistische ideeën over de toekomst de wereld van Charlotte. Ze kent maar één doel: het huwelijk. Onvermoeibaar speurt ze cocktailbars, huisfeestjes en countryclubs af op zoek naar de perfecte echtgenoot.
Cynthia Nixon, Kristin Davis, Kim Cattrall en Sarah Jessica Parker in 1999, tweede seizoen van Sex and the City, 1999.
Foto Paramount Pictures
Als eerste-generatiekijker wilde je beslist geen Charlotte zijn. Haar preutse, statusgerichte personage paste niet bij het postfeminisme dat de show destijds zoveel succes bracht: die draaide geheel om de seksuele escapades en de garderobes van de vier vrolijke, vrije New Yorkse vrouwen.
Bij Gen Z (geboren tussen 1997 en 2012) lijkt dat anders. Deze jongere kijkers identificeren zich met Charlotte, haar klassieke wereldbeeld en haar zweverige hartstocht.
Waarom? De droom die Charlotte najaagt lijkt veel onbereikbaarder voor deze generatie. Haar ‘lang en gelukkig’ is een anachronisme. Al jaren neemt in het Westen het aantal mensen zonder partner toe, het is de bevolkingsgroep die het hardst stijgt. Scandinavische landen als Zweden staan in de top van de ‘sololanden’, maar ook in Nederland is de liefde steeds vaker een nevenkwestie.
Deze ‘singleficatie’ zorgt dat de vraag naar geschikte woningen toeneemt. Alleen zijn die er amper, onder meer omdat de maatschappij nog steeds ingericht is op het klassieke gezin. En de huizen die er zijn, zijn vaak onbetaalbaar. Ruim 10 procent van de jongeren in de Europese Unie spendeert 40 procent van hun inkomen aan hun huis. De weelde aan late etentjes, Cosmopolitans en Upper East Side-appartementen die voorbijkomen in Sex and the City is voor Gen Z’ers onhaalbaar en onbetaalbaar.
De genderkloof komt daar nog bij. Algoritmes duwen jonge mannen en vrouwen tegengestelde kanten op. Dat maakt relatievorming moeilijker, want manfluencer Andrew Tate en feministisch actrice Emma Watson tref je nu eenmaal niet snel samen op een kussen. Mannen stemmen vaker rechts; vrouwen stemmen juist (veel) progressiever dan voorgaande generaties. Deze trend staat haaks op het Oilily-conservatisme van Charlotte, een ‘tradwife light’ uit een Republikeins gezin.
Puppy-ogen
Het lijkt paradoxaal dat juist een generatie vol progressieve jonge vrouwen die brave, conservatieve Charlotte verheerlijkt. Waarom blijven deze vrije vrouwen achter Charlottes puppy-ogen, witte kraagjes en hallucinante droomwereld aanlopen?
Zou het kunnen dat jongeren dagdromen nodig hebben? Gen Z is een generatie die moeilijk aansluiting lijkt te vinden bij de maatschappij. Ze zijn idealistisch (denk aan thema’s als het klimaat), maar zien hun ideeën niet terug in de politiek. Dit voedt politieke apathie. Slechts 12 procent van de Amerikaanse jongeren heeft vertrouwen in het parlement. Een luttele 15 procent vertrouwt de media.
Of het nu gaat om de huizenmarkt, mentaal welzijn of sociale armoede: Gen Z wordt weinig gehoord. Cultuurcriticus Rayne Fisher-Quann (geboren in 2001) spreekt in The New York Times van opkomend ‘Gen Z-nihilisme’. Door ideële en financiële tegenslag denkt deze generatie allang niet meer dat ‘normale dingen’ als een huis en een partner mogelijk zijn. Wat ligt dan meer voor de hand dan maatschappelijke onthechting en escapisme?
Kristin Davis, circa 1986.
Foto Getty Images
En dan herkennen Gen Z’ers zich nog in Charlottes terughoudendheid qua seks („mannen trouwen niet met het ‘up the butt’-meisje”). Deze generatie is conservatiever. Jongeren worden steeds moralistischer over seks, blijkt bijvoorbeeld uit een recente enquête van The Times. De Gen Z-generatie begint later met seks en heeft minder behoefte aan naakt op tv.
Het personage Charlotte, eerder verguisd om haar preutsheid, past daar wonderwel bij. Kuis of niet, zij wil als vrouw zelf haar seksleven kunnen begrenzen. Je kunt deze seksuele omslag zien als herpakte autonomie, schrijft journalist Sophie Gilbert in The Atlantic: „Deze generatie hunkert weer naar echte intimiteit.”
De nieuwe generatie vindt Charlottes zachte ziel niet verwerpelijk, maar ontwapenend. Wat maakt het uit dat zij haar leven romantiseert? Dat ze zich al zwijmelend verzet tegen de morsige realiteit waarin het vinden van een liefdespartner lastiger is dan ooit? Smachtende Charlotte belichaamt de onvervulbare verlangens van hun generatie.
Ja, slecht nieuws en tegenslagen zijn alomtegenwoordig. En nee, op Park Avenue (waar Charlotte resideert) zullen Gen Z’ers niet snel belanden. Maar zijn de onvervalst hartstochtelijke dromen van Charlotte niet gewoon verrukkelijk?
Op een veel te warme dag in het voorjaar bellen we aan bij een statig herenhuis in Nijmegen. De roos in de voortuin is al ontloken, de blauwe regen tegen de gevel loopt op z’n eind. Johan Vollenbroek (76), in kanariegele broek en blouse, doet breed lachend open. Anne, zijn vrouw, staat in de keuken en vraagt of we de koffie zwart drinken of met plantenmelk. Frans Vollenbroek (74) zit in de achtertuin met voor zich op de plastic tuintafel een stapel A4’tjes, een thermoskan en een zakje stroopwafels. Hij wijst naar het open raampje op één-hoog. Hij woont in Tervuren, nabij Brussel, maar voor hem is er altijd een bed bij zijn broer thuis.
Naar dit huis waren in 2020 honderd woedende boeren uit de Achterhoek onderweg met hun tractors. Ze wilden Johan Vollenbroek laten weten dat zij, hun bedrijven en gezinnen ‘monddood en kapot’ werden gemaakt door zijn rechtszaken tegen het stikstofbeleid van de overheid. Een jaar eerder, in 2019, had Johan Vollenbroek na jaren procederen gelijk gekregen van de Raad van State: Nederland deed volgens Europese wetgeving te weinig om de achteruitgang van de natuur tegen te gaan. De stichting Mobilisation for the Environment (MOB) van Johan Vollenbroek had overtuigend aangetoond dat het stikstofbeleid (PAS) van de Nederlandse overheid niet deugde.
Johan Vollenbroek zei tegen iedereen die dat niet wilde horen dat de „ammoniakdeken” boven Nederland niet veroorzaakt werd door de industrie of het verkeer, maar door de landbouw. En dat het feit dat boeren almaar vergunningen kregen om te blijven uitbreiden en bemesten, bewees dat Nederland „een boerenkalifaat” is. De politie kon de colonne tractors op de snelweg nèt voor de afrit Nijmegen tegenhouden.
Dat NRC vandaag ook voor Johan komt, is logisch, zegt Frans Vollenbroek. Sinds zijn broer de rechtszaak won, zit Nederland in een stikstofcrisis. Bouwen en boeren gaan niet tegelijk, ergens moet iemand zorgen voor minder stikstofuitstoot. Alle plannen die landbouwministers daar de afgelopen zes jaar voor bedachten, mislukten. ‘Stikstofstrijder’ Johan van Vollenbroek, de ‘pitbull’ van milieuclub MOB saboteert de overheid, vinden ministers, Kamerleden en bestuurders en met zijn ‘dreigende oorlogstaal’ wakkert hij de woede aan van activisten van Farmers Defence Force. En steeds weer belooft én begint Johan Vollenbroek een ‘tsunami aan rechtszaken’ – die hij keer op keer wint.
„Johan is veel in de pers”, zegt Frans Vollenbroek. „Ik ben de stille kracht op de achtergrond.” We beginnen over de brief aan de Koning die ze samen schreven in 2021, gepubliceerd in dagblad Trouw. Naar voorbeeld van de open brief J’accuse…! van schrijver Émile Zola uit 1898 gericht aan de Franse regering, uitten de broers hun beschuldigingen jegens de Nederlandse regering: de kabinetten Lubbers en Rutte I tot en met IV hebben slecht gezorgd voor het klimaat, het milieu en de mensen. Ze schetsen wat ze zien gebeuren: Nederland is circa 85 procent van zijn biodiversiteit kwijt. Nederland is ecologisch gezien een rampgebied. Er is een massa-extinctie aan de gang en de aarde en alles wat erop leeft, is stervende. Ze schrijven hoe zij denken dat dit komt: Schiphol en Lelystad mogen ten koste van alles groeien. Economie wordt belangrijker gevonden dan ecologie. Consumenten kopen, vliegen, rijden en verbruiken zonder rem. De vee-industrie is uit z’n krachten gegroeid. Er wordt aangerommeld met megastallen, vervuilingsrechten en mestvergisting en de overheid staat dat toe. Ze sluiten de brief af met elf aanbevelingen: hoe zij vinden dat het beter kan en moet.
Johan: „Die brief heeft Frans geschreven, hoor.”
Frans: „Dat vind ik wel leuk, brieven schrijven. Maar om meteen het verschil aan te geven: Johan strijdt ervoor dat de overheid zich aan de eigen wetten houdt, ik zat aan de beleidskant wetten te maken die vervolgens niet werden nageleefd.” Hij is gepromoveerd scheikundige en ooit bij Philips begonnen op het natuurkundig laboratorium. Maar toen werd hij vader van een zoon en een dochter. „Ik was veertig en zag de wereld kapotgaan, ik vond dat ik iets moest doen.” Hij deed eerst een studie milieufilosofie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en werd milieuambtenaar bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), daarna bij de Europese Commissie. „In 2014 ging ik met pensioen en dacht: ik laat de boel mooi aan de volgende generatie over. Maar toen werd ik grootvader, en je wil toch een goede toekomst achterlaten. Johan won toen in 2019 ook nog met MOB die grote rechtszaak.” Hij sloot zich aan bij de actiegroep ‘Grootouders voor het klimaat’ en hij richtte ‘Advocaat van de aarde’ op, een fonds dat aanvankelijk bedoeld was om geld in te zamelen voor de milieustichting van zijn broer. „Johan krijgt zoveel mails van mensen die hem willen helpen. Soms zit er iemand tussen, die stuurt hij dan naar mij.”
Johan: „Zo van: kan jij er wat mee?”
Frans: „En zo kwam ik aan Robert Amelung. Hij zei: ik ben geen jurist, ik ben geen chemicus, maar ik ben wel fondsenwerver geweest, heb je daar wat aan? We zijn ondertussen twee jaar onderweg en we steunen nu ook burgers bij hun juridische aanpak. Geen NIMBY-kwesties hoor [not-in-my-backyard], maar mensen die naar de rechter stappen omdat er in hun omgeving met chemicaliën wordt gespoten, of die zien dat de natuur naar de knoppen gaat en dat een halt willen toeroepen.”
Johan: „Wij van MOB zijn maar een klein clubje, vijf freelance juristen en een handvol vrijwilligers. Zoveel mensen vragen hoe ze ons kunnen helpen, ook grote partijen hè. Ze zeggen: roep maar wat je nodig hebt. Nu hebben we een button op de website staan en regent het giften en donaties. Een heel gedoe hoor, als eens per maand de boekhouder komt.” Hij spreidt lachend zijn armen. „Zó’n lijst met donaties.”
Johan Vollenbroek heeft een auto gehuurd en tassen gepakt – morgen vertrekken Anne en hij voor een maand naar Frankrijk en als het hem bevalt blijven ze langer.
Frans: „We hebben een jaar of zeven geleden een huis gekocht in de Morvan. Johan, ik en een zus, Ans.”
Johan: „We hebben nog een oudere broer, Henk, maar die mocht niet meedoen van ons. Hij heeft vroeger een bouwbedrijf gehad en begon meteen van: we kunnen een weg aanleggen door het bos en dan kan daar een ingang. Dat strookte niet helemaal met onze ideeën.”
Frans: „Het huis staat in een beschermd natuurgebied, het is heerlijk vertoeven daar.”
Johan: „Flink stuk grond eromheen, we hebben er een stukje bos bij kunnen kopen. We hebben er een wildcamera neergezet. Op een nacht zagen we 30, 35 wilde varkens door de tuin banjeren. Reeën, vossen, dassen. Prachtig.”
Frans: „Henk kwam ook kijken toen ik destijds mijn huis kocht in Tervuren. Hij zegt: schuif maar aan de grond en bouw een leuk bungalowtje. Ben je gek, het is een historisch pand, meer dan honderd jaar oud. Het moest opgeknapt worden, maar dat vind ik nou juist leuk.”
Johan: „Het was gebouwd als woning voor een maîtresse van de koning.”
Frans: „Leopold de Tweede.”
Johan: „Eronder zou een onderaardse gang lopen, rechtstreeks naar het paleis. Ik sprak Frans Timmermans [nu fractievoorzitter GroenLinks-Pvda, tot 2023 Eurocommissaris] en die wist dat verhaal nog precies.”
Frans: „Timmermans woonde ook in Tervuren toen hij in Brussel zat.”
Johan: „Prachtig mooi daar.”
Frans: „We hebben besloten het huis niet op onze oude dag te verkopen. We laten het aan de volgende generaties, zij zoeken maar uit wat ze ermee willen. Met het oog op de klimaatverandering zitten ze goed. Het ligt vijfhonderd meter hoog, dus als het hier te nat wordt…”
Johan: „Anne en ik wilden eigenlijk met de fiets, maar het weer is nu niet zo best daar.” Bij de voordeur staat een lavendelblauwe velomobiel, een ligfiets die eruitziet als een racewagentje. In de zitkamer staat er ook één, in de achtertuin twee. „Gisteren zijn we op en neer naar Dronten gefietst, tweehonderd kilometer.”
Zit er elektrische ondersteuning in?
Frans: „Ooooh.”
Johan: „Nee, gewoon trappen. De Pyreneeën over was een eitje. Sierra Nevada, 2.500 meter hoog, dat was pittig.”
Frans: „Johan is een echte sportman, hoor.”
Johan: „Vroeger heb ik marathons gelopen, redelijk vlot in 2,5 uur. Ik ben wat later dan Frans gaan studeren. Scheikunde, want dat is het makkelijkste vak als je er een beetje kijk op hebt. In die tijd trainde ik voor college zo een kilometer of veertig.”
Frans: „Hier ligt natuurlijk een mooie parallel, Johan. Jij kan marathons volhouden, je kunt ook jouw rechtszaken volhouden.”
Johan: „Ja, voor marathons moet je een doorzetter zijn.”
Frans: „Voor rechtszaken ook.”
Zijn rechtszaken de manier om het milieu te redden?
Johan: „Hoe wil je het anders doen?”
Frans: „De milieubeweging doet al heel lang haar best om invloed uit te oefenen op het beleid, maar Den Haag luistert niet. Tot Urgenda een rechtszaak begon, en Johan de stikstofzaak. Dát heeft tot geweldige successen geleid. Het lijkt of de regering, zeker die van nu, alleen vatbaar is voor juridische procedures. Het is zoals een Amerikaanse president [Roosevelt] zei: speak softly, but carry a big stick. Zonder juridische stok kom je gewoon niet aan tafel. Je bent geen gesprekspartner.”
Johan: „Zo ging het nu ook met het landbouwakkoord. De LTO’s, de FrieslandCampina’s en de Agracties lopen de deur plat bij Wiersma [minister van Landbouw]. Wij zijn nog nooit uitgenodigd. Met de vorige kabinetten was dat niet anders.”
Frans: „Jawel, je bent bij Christianne van der Wal geweest [stikstofminister in Rutte IV].”
Johan: „O ja. Toen hebben we samen met Urgenda een staakt-het-vuren voorgesteld aan drie ministers tegelijk. Als zij beloofden dat de stikstofuitstoot in 2030 gehalveerd zou zijn, zouden wij onze procedures on hold zetten. Hahaha, ze vonden het chantage.”
De fotograaf heeft de geïnterviewden foto’s laten maken met een zelfontspanner.
Frans pakt het stapeltje papieren dat al op tafel lag. „Ik heb een tijdlijn gemaakt, ik noem dit de opkomst en ondergang van het Nederlandse milieubeleid, van 1970 tot nu. De kabinetten van toen begonnen optimistisch; ze zouden de aarde beter maken, de mensen gezonder. Kijk, op het hoogtepunt van de curve, zo rond 2000, zie je rapporten verschijnen die ‘milieu als maatstaf’ heten. Geweldig. Economische activiteiten binnen ecologische grenzen houden, precies wat de wetenschap zei. Maar dan, Balkenende, Rutte. Zie je de grafiek dalen naar ver onder de nullijn? Na 9/11, na de moord op Pim Fortuyn, was de aandacht voor milieu ineens helemaal weg.”
Johan: „Finaal ingestort.”
Frans: „O, dat wil ik ook even aankaarten. Hier, ik heb de brief voor de gein meegenomen. Balkenende vraagt in 2009 aan de Europese Commissie of het niet een tandje minder kan met dat milieu en die Natura2000 [Europees netwerk van beschermde natuurgebieden]. Hij schrijft: we zitten in een ecologisch keurslijf. En dit is het antwoord van Barroso [voorzitter José Manuel Barroso van de Europese Commissie]: Dear Jan-Peter, geen sprake van. Nederland is innovatief genoeg om de milieuproblemen anders op te lossen. Als je dan bekijkt wat Nederland na 2009 gedaan heeft. Het ministerie van VROM werd gewoon afgeschaft, dan hadden ze daar geen last meer van. En in 2015 kwam de regering met de PAS-regeling om het stikstofprobleem kalt te stellen. Ik heb deze ook meegenomen, Johan, dit artikeltje uit de Boerderij waarin jij zegt, in 2015 al: wij gaan die PAS aanvallen.”
Johan: „De beuk erin.”
Frans: „En toen de Raad van State in 2019 de PAS onderuithaalde, zei Mark Rutte: dit is de grootste crisis in mijn regering, dit had ik niet zien aankomen. Hahaha, hij had de Boerderij zeker niet gelezen. Sindsdien zitten we in een impasse.”
Johan: „Gigantisch op slot.”
Frans: „Maar Rutte heeft tegen jou gezegd: ik ga dat stikstofprobleem niet oplossen.”
Johan: „O ja, dat was in het Catshuis. Ik had hem een brief geschreven, De Telegraaf noemde het een oorlogsverklaring en ja, toen kreeg ik een gesprek met Rutte en Carola Schouten [vicepremier]. Ik zeg: Mark, je bent geschiedenisleraar. Jij kunt de geschiedenis in gaan als de premier die de ecologie redt en het stikstofprobleem oplost. Dat ga ik niet doen, zei hij. En waarom niet? Het kostte hem te veel stemmen op rechts, dat was zijn antwoord. Het landsbelang interesseerde hem geen fuck.”
Frans: „Rutte straalde uit dat Brussel maar lastig was met al die rottige milieuregels. Was hij nou met een positief verhaal gekomen, als een staatsman, zo van: we kunnen Nederland mooier maken en duurzamer, gezonder. Dat kán gewoon, hè. Met technologische oplossingen, vliegen op synthetische kerosine, warmtepompen, elektrische auto’s. Een energietransitie én een eiwittransitie. Niet nul, maar minder vlees eten, zou al zo gigantisch schelen.”
Foto Merlijn Doomernik
Boven onze hoofden in de achtertuin in Nijmegen cirkelt een politiehelikopter. „De AIVD”, grapt Johan. „Om ons in de gaten te houden.”
Jullie doen niet mee met acties van Extinction Rebellion. Jullie bezetten geen snelwegen.
Johan: „Nee, maar ik ben wel fan van ze. Twee jonge mensen van Extinction zijn net bij ons als jurist begonnen.”
Frans: „Als je niet de middelen of de kennis hebt, is de snelweg je enige optie. Jij hebt de kennis, Johan, en een hoop juristen voor je werken. Johan wordt vaak activist genoemd. Hij is helemaal geen activist. Als je de regering dwingt zich aan de wet te houden en de regering zich gedraagt als een …”
Johan: „Halve crimineel.”
Frans: „Ik wil nog net niet zeggen: terrorist. Kijk, als de Tweede Kamer besluit dat Nederland één groot agrarisch terrein mag worden, dan is dát de wet, dan moeten wij ons daarbij neerleggen. Moeten ze wel eerst uit de Europese Unie, eerst een Nexit.”
Johan: „Precies.”
We hebben nooit gezegd: minder boeren. We zeggen: minder vee
Frans: „En het is echt niet alleen het verhaal van de boeren, hè. We hebben nooit gezegd: minder boeren. We zeggen: minder vee. Betaal boeren voor het beheren van het landschap. Laat consumenten meer betalen voor voedsel als boeren kleinschaliger moeten boeren. Maar de veevoederindustrie is tegen, de vleesindustrie ook.”
Johan: „Die zijn heel machtig.”
Frans: „Die stoken de boeren op om op de tractor naar Den Haag te gaan. Of naar jou.”
Jullie zijn opgegroeid op een boerderij, in Langerak bij Doetinchem.
Johan: „O, gaan we op de psychologische toer?”
Frans: „Onze moeder was de boer. Ja, vader ook, maar niet in hart en nieren. Die was liever een autohandel begonnen.”
Johan: „Slimme vent hoor. Al toen ik klein was, zei hij, Johan, die olie, daar zijn we veel te afhankelijk van. Een paar jaar later was de oliecrisis.”
Frans: „Ze hadden een gemengd bedrijf. Wat varkens, wat kippen, tien koeien; die molken we nog met de hand.”
Johan: „Frans heeft nog geleerd te melken. Ik verdomde het. Het zijn jouw koeien, zei ik tegen mijn vader.”
Frans: „Dat laat onze rolverdeling zien. Johan was altijd nogal opstandig, recalcitrant, kont tegen de krib. Ik was in die jaren meer van de harmonie. Geen trammelant maken. We kunnen goed good cop en bad cop spelen.”
Johan: „Kinderarbeid was het. Op het land werken deed ik wel, knollen trekken, bieten op een rij zetten. Zwaar werk, zo heb ik mijn onderrugwervels versleten.”
Frans: „Toen kwam Mansholt [minister van Landbouw tussen 1945 en 1958 met de schaalvergroting. Pa zei altijd dat hij tot de jaren zestig prima aan de boerderij kon verdienen. Maar toen moest hij uitbreiden en dat heeft hij nooit gedaan. De boerderij is gestopt, Henk wilde geen boer zijn, jij ook niet. Ik heb er nog over gedacht om boer te worden, maar dan in Brazilië. Je hebt daar Holambra, een Nederlandse nederzetting, daar ben ik later nog eens op bezoek geweest. Ze bleken er kamerplanten te telen die in Nederland niet meer geteeld mogen worden vanwege het gifgebruik.”
Toen dat idiote PAS-beleid werd ingevoerd, wist ik: nu moet ik er fulltime tegenaan
Johan: „Ik heb bewust meegemaakt dat pa begon met gifspuiten. Glyfosaat, denk ik. Daarvoor schoffelden wij alles, maar toen de kinderen uit huis waren, had hij geen handjes meer. Dus kwam er een loonwerker op een grote tractor. Aan het eind van de dag zag het gewas geel en die man ook. Als dat spul giftig is voor beestjes, dan kan dat toch niet gezond zijn?”
Frans: „Vader zei tegen ons: zie dat je wat leert. Kennis is belangrijk. Ik mocht als eerste naar de hbs. Allemaal bekakte jongetjes uit de stad die zeiden: dit is de Hogere Burgerschool, geen Hogere Boerenschool. Maar ik haalde hogere cijfers dan zij.”
Johan: „Haha.”
Frans: „Hoe ging jij ook alweer studeren na de mulo?”
Johan: „Ik was op mijn zestiende uit huis gegaan, ik kon niet goed opschieten met mijn vader en toen was het: tabee, ik ga werken. Ik heb de avond-hts gedaan. Dat had ik in 2,5 jaar klaar.” Daarna was hij twintig jaar ingenieur bij Royal Haskoning. „Ik zat in India, Amerika, daarna jarenlang in voormalige Oostbloklanden. Om lid te worden van de Europese Unie moest hun industrie aan de hoogste eisen voldoen. Er was in het verleden veel verkloot aan het milieu, maar ze hadden de spirit van: we gaan het beter doen. Hun water, luchtkwaliteit, emissiereductie; ze deden het in één keer goed. Daarbij vergeleken was het in Nederland een flutboel. Ik ben ook procestechnoloog, voor de gein ging ik eens kijken naar de vergunningen van Shell en Exxon en BP in Nederland. Leek nergens op. Van milieu- en bestuursrecht had ik geen verstand, dus ik heb een cursus van zes weken gedaan aan de UvA en ben aan de bak gegaan tegen die bedrijven. Tot mijn stomme verbazing wónnen we die procedures en hielp het. De fossiele industrie schroefde de stikstofuitstoot echt flink terug, alleen de vee-industrie bleef hardnekkig rotzooi uitstoten. En toen in 2015 ook nog dat idiote PAS-beleid werd ingevoerd, wist ik: nu moet ik er fulltime tegenaan.”
Frans: „Zeg, zullen we een broodje gaan eten?”
Bij de broodjeszaak om de hoek bestelt Johan een broodje hummus, hij is sinds z’n 23ste vegetariër en is alweer een tijdje veganist.
Frans neemt een broodje mozzarella, hij is nog geen vegetariër, zegt hij. Johan vertelt dat hij op zijn fietstocht op de Veluwe precies één insect is tegengekomen. De boomtoppen waren dor door de droogte, de bodem zo zuur als cola, het landschap doods. „Meneer Vollenbroek wil zeker dat de natuur er weer uitziet als honderd jaar geleden, zegt zo’n Kamerlid dan.” Hij bedoelt Rosanne Hertzberger, ex-Tweede Kamerlid voor NSC. „Naar de rechter stappen, het land op slot gooien, zij vindt het verderfelijk wat ik doe.”
Frans: „Dan krijg je toch niet zo vaak gelijk van de rechter, als het zo verderfelijk is.”
Johan: „Ik waarschuw alleen dat een stervende natuur ook een bedreiging is voor de economie.”
Frans: „En dan moet het tipping point nog komen. Smeltende gletsjers. Stijgende oceanen. Overstromingen.”
De broers kunnen er nog bij lachen. Ze zeggen: „Je moet niet verzuren.” En nee, zij nemen niemand de maat.
Frans: „Machiavelli zei al dat de mensen die het meeste voordeel bij verandering hebben vaak de meeste weerstand bieden.”
Johan: „Ik hoor van kennissen dat onze broer Henk me tegenwoordig zelfs verdedigt als anderen kritiek hebben. Vroeger reed hij in van die grote dieselbakken, nu zegt hij ook dat de wereld anders naar de knoppen gaat. ”
Frans: „Hij rijdt elektrisch en thuis is hij van het gas en lichtnet af, overal heeft-ie accu’s staan en een warmtepomp.”