Column | Kon je het gesprek met jezelf maar even stoppen

Wat is de juiste hoeveelheid tijd om met jezelf door te brengen? Ik vroeg het me af bij het lezen van Arie Storms roman De Harp (2022). De personages in De Harp ‘zitten in hun hoofd’, zoals dat tegenwoordig afkeurend wordt genoemd. Ze denken over alles na en zijn als het ware in gesprek met zichzelf. Dat ziet er zo uit: „Er werd een raampje opengedraaid. Of hoe ging dat tegenwoordig met auto’s? Het raampje zoemde open.”

De Arie Storm-achtige oudere hoofdpersoon beschrijft hoe hij als adolescent de geluiden van de stad „adoreerde”. Die verdreven zijn gedachten, „het bewust zijn van mezelf en die concentratie op mezelf die ik haatte”: „Ik zat vast aan mijn bewustzijn voor eeuwig en altijd. Ik wilde eraan ontsnappen, stiekem wegglippen van dat ‘ik’, het ergens achterlaten. En alleen de straat, met zijn geluiden en zijn veelvuldige afleidingen die binnenkwamen door het opengeschoven raam op een zomerse dag, verstrooide en verdreef mijn anders altijd aanwezige ik.”

Hoe herkenbaar! Ook mij lukt het vaak niet mijn ‘ik’ af te schudden. Het is mijn grote droom om een keer gedachteloos te zijn, om ‘in het moment’ te zijn of desnoods ‘in mijn lichaam’, maar mijn ik voelt als een stalker, die me overal en altijd weet op te sporen.

Het ‘ik’ kan een ellendige gesprekspartner zijn. Op slechte dagen zijn er boze gedachten, angstige gedachten, zelfondermijnende gedachten, of simpelweg te véél gedachten, als honden die tegen je benen opspringen of vliegenzwermen op een zomerdag. Ze moeten weg, denk je dan. Een beproefde methode, althans op de korte termijn, is drank. Meerdere mensen vertelden me dat ze drinken om hun gedachten te dempen. Een andere manier schijnt mindfulness te zijn, waarbij je je gedachten opmerkt als bootjes op een rivier, die je gewoon voorbij laat varen. Mij is dit nog nooit gelukt, waardoor mindfulness vooral uitloopt op interne scheldpartijen en nieuwe frustraties. Beter werken films, boeken en televisie, ideale middelen om jezelf te ontvluchten.

De laatste jaren is er nog een manier bijgekomen, en het spijt me om zoiets voorspelbaars te moeten zeggen, maar het gaat om de smartphone. In de trein, op de pont, in de wachtkamer: overal waar mensen vroeger voor zich uit staarden, bekijken of beluisteren ze nu iets op hun telefoon. Volgens historica Ileen Montijn luisteren mensen naar podcasts uit ‘horror vacui’, angst voor de leegte: „Tijd moet gevuld worden, ook tussentijd, als je onderweg bent of schoonmaakt of wacht. Op je eigen gedachten aangewezen zijn, gewoon rondkijken? Huuu!”, zei ze laatst op X.

Horror vacui, de angst voor de leegte, klinkt als een logische reden om naar afleiding te zoeken. Maar is er werkelijk leegte als je je telefoon even weglegt? Nee: er is dan een confrontatie met het ‘ik’, en dat is niet per se prettig. Een vriendin vertelde me dat ze podcasts luistert om niet met haar dikwijls grimmige gedachten geconfronteerd te worden. Podcasts zijn voor haar een vorm van de „veelvuldige afleidingen” die Arie Storms jonge hoofdpersoon nodig had om zijn ‘ik’ te verdrijven.

Maar waar straatgeluiden zoals die uit De Harp nog ruimte laten voor eigen gedachten, zijn podcasts en sociale media opdringeriger aanwezig. Dit is een immense verandering. Alle ‘verloren’ tijd, die mensen vroeger besteedden aan informatie verwerken en erover nadenken, besteden ze nu aan extra informatie absorberen. Wat voor impact heeft het als je zo vaak van jezelf wegglipt? Ja, je ontloopt vervelende gedachten, maar mogelijk mis je ook signalen: dat je eigenlijk moe bent, of ongelukkig, of gestresst, of kwaad. Ook mis je de kans om samen met jezelf over de wereld na te denken, en zo een sterkere eigen stem te ontwikkelen. Dat is handig, want dan hoef je geen anderen na te praten.

Er is natuurlijk geen ‘juiste’ hoeveelheid tijd om met jezelf door te brengen: dat verschilt per persoon. Zelf doe ik het te veel. Mijn hoofd voelt vaak als een kamer waarin alles overhoop is gehaald, waarna ik de dingen moet terugstoppen in de daarvoor bestemde laatjes. Ik ben ervan overtuigd dat dat nuttig is, maar ik weet ook dat ik erin doorsla. Er komt een moment dat je rondjes draait in die kamer, dingen van het ene laatje naar het andere verplaatst en weer terug, nieuwe labels maakt voor de laatjes, en misschien zelfs alles weer op de grond gooit.

Ik moet dus vaker ‘uit mijn hoofd’, al weet ik nog steeds niet hoe. Maar anderen, daarvan ben ik overtuigd, zouden zichzelf juist vaker mogen opzoeken.