Blootplaatjes in de klas? Gender in groep 2? Dilemma’s in lesmethodes

Blèèèh! Kinderen in groep 7 wenden hun blik af. Op het scherm voorin de klas laat meester Jetse de Jonge een foto zien van twee zoenende mannen op Times Square, New York. Het is een protestactie van de mannen, om aandacht te vragen voor lhbtiq-rechten. Maar op de Amersfoortse basisschool wil een deel van de klas er niet naar kijken. Dat mag niet van hun geloof, zeggen ze. Jetse de Jonge haalt zijn schouders op. „Ik zei: dit is het lesmateriaal, we kijken er gewoon naar.”

Als De Jonge na schooltijd toetsen aan het nakijken is, lopen twee islamitische moeders zijn lokaal in. Volgens hun dochters had de meester hen gedwongen te kijken naar zoenende mannen. Hoe háálde hij het in zijn hoofd?

De Jonge legde uit dat hij niemand had gedwongen, en dat de foto onderdeel uitmaakt van een bredere les over minderheden. Het stelde de moeders een beetje gerust, zegt De Jonge. Maar over de zoenfoto bleven ze het oneens. „Ze zeiden: we respecteren het, maar blijven vinden dat het niet kan.”

Op de school zijn vaker discussies over seksuele diversiteit, zegt De Jonge. Eerder kwamen ouders in opstand tegen een gastdocent voor theaterlessen die geen juf of meester genoemd wilde worden. De Jonge: „Sommige ouders wilden niet dat hun kinderen les zouden krijgen van zo iemand.”

In de Week van de Lentekriebels die maandag begint besteden veel Nederlandse basisscholen extra aandacht aan seksuele vorming. Het is een themaweek die al bijna twintig jaar plaatsvindt, maar waarover sinds vorig jaar commotie is, vanwege de vermeende expliciete lesinhoud. Vorig jaar was het Forum voor Democratie-leider Thierry Baudet die de minister van Onderwijs ervoor naar de Tweede Kamer riep om de „seksualisering van kinderen” aan de orde te stellen. Ook PVV, SGP en Denk wilden de seksuele voorlichting in het basisonderwijs aan banden leggen.

De stichting Rutgers, die de Lentekriebels samen met de GGD’s organiseert, werd bestookt met allerlei vragen – en bedreigingen. Het expertisecentrum is ontwikkelaar van de meest gebruikte methode over seksuele vorming op de basisschool: Kriebels in je Buik. Rutgers probeerde te weerleggen dat materiaal dat op sociale media rondging, werd gebruikt op scholen. Ook dit jaar krijgt de stichting in aanloop naar de themaweek weer veel telefoontjes.

Niet alleen Rutgers, ook de stichting Zorg voor Seksualiteit, die een eigen lespakket heeft ontwikkeld voor seksuele vorming, ontving de afgelopen maanden telefoontjes. Scholen bellen omdat ze wel willen meedoen aan de themaweek, maar het materiaal van Rutgers te expliciet vinden, zegt Arjet Borger, oprichter van Zorg voor Seksualiteit. „En eerlijk gezegd, ben ik het wel met ze eens.”

Gezondheidswetenschapper Borger ontwikkelde de lesmethode Veiligwijs, die door zo’n tachtig scholen wordt gebruikt. Het is, naast het lespakket van Rutgers, de enige methode die volgens het RIVM wetenschappelijk is onderbouwd, en heeft daarom erkenning van de overheid gekregen. Een derde lespakket, het christelijke Wonderlijk gemaakt, is volgens het RIVM niet onderbouwd maar wel ‘goed beschreven’, en is daarom eveneens erkend. Basisscholen worden door de overheid aangemoedigd een van deze drie methoden te kiezen voor lessen over seksuele vorming. Bijna 40 procent van de scholen doet dat ook.

Groep 1 en 2 (vijf jaar), lesstof van Veiligwijs.
Illustraties Marieke ten Berge/Veiligwijs
Groep 1 en 2 (vijf jaar), lesstof van Stichting Rutgers.
Illustraties Marian Latour/Rutgers

Maar de organisaties die de erkende methoden hebben ontwikkeld, zijn het niet met elkaar eens over de beste manier om kinderen seksueel voor te lichten. Zorg van Seksualiteit doet daarom niet mee aan de Lentekriebelsweek van Rutgers. Op verzoek van Borger is de naam van haar stichting onlangs van de website van de themaweek afgehaald. „Omdat wij niet achter het lesmateriaal staan”, zegt Borger. „In de handreiking voor de themaweek staan dingen waar wij moeite mee hebben. Zo stelt Rutgers voor om klassikaal een online memoryspel te doen met foto’s van echte piemels en vagina’s. Het doel is dan om kinderen te leren dat er verschillen zijn. Maar wij denken dat kinderen dat ook op een andere manier kunnen leren.”

Dat is meteen het belangrijkste verschil tussen de lespakketten. In Veiligwijs is vrijwel geen bloot te zien, terwijl de Rutgers-methode nadrukkelijk wél illustraties van geslachtsdelen toont. Zo suggereert Rutgers docenten om een 3D-model van de clitoris te gebruiken voor een uitleg over „seksueel plezier” en klassikaal te kijken naar het tv-programma Gewoon Bloot, waarin naakte volwassenen over hun lichaam vertellen.

Ook op andere thema’s verschilt de boodschap. Waar Veiligwijs waarschuwt tegen het bekijken van porno, laat Rutgers kinderen uit groep 8 kijken naar een aflevering van Dokter Corrie, waarin pubers van 16 jaar vertellen dat ze bijna allemaal naar porno kijken en hoe leuk dat kan zijn. Zelfbevrediging? Ook daar geeft Dokter Corrie uitleg over, in een filmpje dat in de Kriebels-methode in groep 8 wordt aanbevolen maar volgens de website van het tv-programma al kan worden bekeken vanaf groep 6. Ze vertelt dat masturberen net zo lekker is als naar de kermis gaan. „Zó’n lekker gevoel, helemaal ontspannen.” „Jongen, meisje, iedereen doet het”, zegt rapper Ronnie Flex in het filmpje. En Veiligwijs? Die methode stelt droogjes vast dat er jongens en meisjes zijn die zichzelf bevredigen, zonder precies uit te leggen hoe dat werkt.

De voorzichtige aanpak van Veiligwijs voorziet in een behoefte. Basisschool De Vogelhorst uit Barneveld ging in 2022 op zoek naar nieuw voorlichtingsmateriaal. Omdat er subsidie voor was aangevraagd, moest er gekozen worden tussen de drie erkende methoden. Dat werd Veiligwijs, vertelt directeur Mellani Miedema, „omdat dat het best past bij onze missie en visie”.

De Vogelhorst is een school voor christelijk speciaal basisonderwijs met een „heel diverse” leerlingenpopulatie. De school wil daarom rekening houden met de „culturele context waarbij seksualiteit wordt gezien als iets kostbaars en kwetsbaars”. Volgens Miedema houdt Veiligwijs daar het meeste rekening mee. „De methode biedt ruimte aan leerkrachten om bepaalde aspecten wel én niet te benoemen.” De school hoeft leerlingen niet over álles voor te lichten, vindt Miedema, ouders hebben daar zelf ook een verantwoordelijkheid in. „Hoe expliciet praat je in de klas over seksualiteit? Wij vinden: openheid is geen doel op zich.”

Groep 3 en 4 (zeven jaar), lesstof van Veiligwijs.
Illustraties Marieke ten Berge/Veiligwijs
Groep 3 en 4 (zeven jaar), lesstof van Stichting Rutgers.
Illustraties Marian Latour/Rutgers

Minder weerstand

Dat de Barneveldse school daar niet alleen in staat, blijkt onder meer uit een onderzoek dat de GGD Amsterdam in februari 2023 publiceerde. De GGD’s bieden scholen ondersteuning bij de seksuele voorlichting. Volgens de studie zijn Amsterdamse ouders „met regelmaat terughoudend en kritisch” over het lesaanbod. „In veel gevallen hangt dit samen met hun religieuze of culturele achtergrond”. Ook sommige leerlingen voelen zich „niet prettig wanneer er expliciet over seks en seksualiteit wordt gesproken”.

Het komt voor dat ouders hun kinderen thuishouden, of dreigen over te stappen naar een andere school. Het huidige lesmateriaal wordt beschouwd als „te wit” en te expliciet waar het aankomt op het tonen van geslachtsdelen. Basisscholen hebben behoefte „aan aanbod dat aansluit op de culturele diversiteit onder hun leerlingen”, stelt het GGD-onderzoek.

Antropoloog Willemijn Krebbekx doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar de commotie rond seksuele voorlichting op de basisschool en de weerslag daarvan op de lespraktijk. „Voor scholen is de relatie met ouders heel belangrijk. Als die onder druk staat en je moet overal over onderhandelen, kom je aan lesgeven niet meer toe”, zegt ze. „Vanuit dat perspectief is het begrijpelijk dat scholen vragen om lesmateriaal dat op minder weerstand stuit.”

Groep 5 en 6 (negen jaar), lesstof van Veiligwijs.
Illustraties Marieke ten Berge/Veiligwijs
Groep 5 en 6 (negen jaar), lesstof van Stichting Rutgers.
Illustraties Marian Latour/Rutgers

De roep van scholen moet serieus genomen worden, zegt Krebbekx. Het probleem is volgens haar dat deze roep wordt vertekend door de ophef over de Week van de Lentekriebels. „Natuurlijk mag er discussie gevoerd worden over de lesinhoud, maar dat is heel moeilijk geworden omdat het debat zo wordt vertekend door chaos en nepnieuws.”

Krebbekx ziet een kentering in de manier waarop wordt aangekeken tegen seksuele voorlichting. „De gedachte is lang geweest: wij doen het in Nederland heel goed met seksuele voorlichting. Wij zijn niet moralistisch en de nieuwkomers, vooral moslims, moeten zich daaraan aanpassen. Seksualiteit en seksuele diversiteit werd in 2012 nog zonder veel commotie opgenomen als kerndoel in het onderwijs. Nu zie je dat daar na een lange periode van acceptatie tegenstand tegen komt; het idee dat een Randstedelijke elite ouders iets door de strot probeert te duwen. En het zijn nu juist de progressieven die onder druk staan, waar dat eerder de conservatieven waren.”

De positieve kanten van seks

In het pand waarin het hoofdkantoor van Rutgers is gevestigd hangt een camera voor de deur. Als er geklopt wordt, zet een medewerker voorzichtig de deur op een kier: „Wie zijn jullie?” Na de commotie van vorig jaar over de Week van de Lentekriebels nam Rutgers extra beveiligingsmaatregelen. Medewerkers werden bedreigd en uitgescholden, een complotdenker nam voor de deur een vlogfilmpje op. Luc Lauwers, expert seksuele vorming bij Rutgers: „Je zou bijna vergeten dat de meeste ouders heel blij zijn met onze voorlichting.”

Lauwers zit in een vergaderkamer en heeft een dikke stapel papier meegenomen. „Dit rapport”, zegt hij terwijl hij met zijn hand op de stapel tikt, „is onze wetenschappelijke onderbouwing”. Er staat onder meer in uitgelegd waarom Rutgers de nadruk legt op de positieve kanten van seks. Benaderingen die op de risico’s van seks gebaseerd zijn, zijn volgens het rapport minder effectief, omdat deze boodschappen niet aansluiten bij de leefwereld van de jongeren. Met seksuele voorlichting kun je niet vroeg genoeg beginnen, stelt het rapport ook. Angst dat kinderen hierdoor eerder seksueel actief worden, of ‘seksualiseren’, wordt „ongegrond” genoemd. In de onderbouw gaan de lessen volgens Lauwers vooral over vriendschappen, familie, je eigen lichaam en het aangeven van „wensen en grenzen”. Als er wordt gepraat over seks, „dan gaat het over iets dat twee mensen doen die van elkaar houden, en dat het een manier is van volwassenen om liefde aan elkaar te tonen, door te knuffelen en tegen elkaar aan te liggen.”

In de methode is terug te zien dat Rutgers de toon over seks zo positief mogelijk wil houden. Ook bij sexting, het maken en doorsturen van naaktbeelden van jezelf. Veiligwijs zegt dat kinderen dit niet moeten doen. Rutgers zegt: stuur naaktbeelden van jezelf alléén aan iemand die je vertrouwt. „Wij zeggen: ga er heel bewust mee om”, aldus Lauwers. „Als je vooral ‘niet doen’ communiceert, mis je de aansluiting met waar kinderen en jongeren mee bezig zijn in die leeftijdsfase.” Hij wijst erop dat twee derde van de kinderen tussen 9 en 12 jaar, soms onbedoeld, al naaktbeelden online heeft gezien.

De lesmethode van Rutgers is meer gericht op autonomie en seksualiteit als genotvolle uiting

Arjet Borger van Zorg voor Seksualiteit betwijfelt hoe wetenschappelijk de Rutgers-aanpak is. „Ja, er is zeker bewijs voor het nut van seksuele voorlichting op een positieve manier. Maar niet dat het op de Rútgers-manier moet. Het lijkt wel alsof we uit het oog zijn verloren dat deze lessen zijn bedoeld als preventie. Zijn we zo bang geworden voor de spruitjeslucht dat we niet meer kunnen waarschuwen voor eventuele risico’s?”

Veiligwijs doet dat nadrukkelijk wel. Zo wordt erin benadrukt dat je seks het beste kunt hebben binnen een vaste relatie. Dan zou je ook minder risico lopen op geslachtsziekten.

Seksuoloog Peter Leusink kent beide lesmethodes. Hij is als arts verbonden aan Transgenderzorg Utrecht en een zelfstandig adviesbureau voor seksuele zorg. Hij schreef onlangs nog mee aan het rapport van Rutgers waarin uiteen wordt gezet waarom een positieve toon en op jonge leeftijd beginnen met seksuele vorming gunstig is.

Ook Zorg voor Seksualiteit gaf hij advies. Volgens hem is het lespakket Veiligwijs ontstaan vanuit een christelijke achtergrond. Hij baseert dit onder meer op een website over seksualiteit die Borger veertien jaar geleden oprichtte voor jongeren met een christelijke achtergrond. Je moet het eigenlijk zien als „emancipatie” vanuit die wereld, zegt Leusink. „Het probeert aan te sluiten bij de taal en toon van die doelgroep, maar wel met meer openheid rondom seksualiteit, intimiteit en relaties dan in die kringen tot nu toe gebruikelijk was. De visie erachter is om seksualiteit minder expliciet te bekijken vanuit de genots- en plezierkant en meer vanuit een relationele manier.”

Groep 7 en 8 (elf jaar), lesstof van Veiligwijs.
Illustraties Marieke ten Berge/Veiligwijs
Groep 7 en 8 (elf jaar), lesstof van Stichting Rutgers.
Illustraties Marian Latour/Rutgers

Borger vindt dat Leusink haar methode in een verkeerde context plaatst en noemt dit „framing”. „Onze lesmethode is neutraal en we komen op allerlei scholen.”

In Veiligwijs staan ook geen verwijzingen naar het christendom, zoals wel in Wonderlijk Gemaakt, de lesmethode die wil dat kinderen „zich Gods waarden en normen rondom seksualiteit, huwelijk en gezin eigen maken”. Dat maakt Veiligwijs geschikt voor een brede doelgroep, zoals scholen met veel islamitische leerlingen. Leusink: „Ik vind het een goed pakket voor de groep waarvoor het bedoeld is, het is seksuologisch goed onderbouwd.”

De lesmethode van Rutgers is meer gericht op autonomie en seksualiteit als genotvolle, plezierige manier van uiting, zegt Leusink. „Als je Veiligwijs vergelijkt met Rutgers zou je kunnen zeggen: wat een stoffig lespakket. Maar het is maar vanuit welke blik je het bekijkt.”

Stoffig? Borger spreekt liever van „sensitief”. „Als op de basisschool les wordt gegeven over pijpen en beffen, omdat iemand in de klas dat vraagt, kan dat voor andere kinderen confronterend zijn. Wij vinden dat zulke onderwerpen beter thuis behandeld kunnen worden dan op school.”

Er zijn neutralere woorden te bedenken dan ‘jongens’ en ‘meisjes’

Genderdiversiteit is volgens Borger ook zo’n onderwerp. Veiligwijs legt begrippen als transgender en non-binair slechts kort uit – in een les voor groep 8. Rutgers doet de suggestie aan leerkrachten van groep 2 om te benoemen dat er ook ‘intersekse’ kinderen zijn; in groep 3 leren kinderen wat non-binair of transgender is („het kan zijn dat je geboren bent als jongen maar je meer een meisje voelt”) en dat dit „allemaal oké” is.

Leerkrachten worden in de methode aangemoedigd om leerlingen „zo min mogelijk” aan te spreken met ‘meisjes’ of ‘jongens’, en in plaats daarvan ‘kinderen’ te zeggen. „Omdat het al op jonge leeftijd kan voorkomen dat ze er van buiten als jongen uitzien maar zich niet jongensachtig voelen”, aldus de lesmethode. Daarom zouden de docenten zichzelf ook niet meer ‘juffen en meesters’ moeten noemen, maar enkel spreken over ‘leerkrachten’. Dit zou „fijner” zijn voor „samengestelde gezinnen” en „regenboogfamilies”.

Het zijn maar suggesties, zegt Lauwers, gevraagd naar deze les. „Er zijn neutralere woorden te bedenken dan ‘jongens’ en ‘meisjes’. Maar het hóeft niet. Scholen moeten vooral zelf kiezen.”

En dat gebeurt ook. In het systeem van de online lespakketten kan Lauwers precies bijhouden welke thema’s worden behandeld, en welke niet. Gevoelige thema’s worden geregeld overgeslagen, ziet Lauwers. „En dat is ook oké. Wij vinden dat we deze informatie moeten aanbieden. Maar de realiteit is dat een deel van de scholen hun vingers er niet aan wil branden.”