Mijn animo om in dienst te treden van de omroep WNL is niet toegenomen na de jongste berichtgeving over Bert Huisjes, hoofdredacteur van WNL. Liefst 25 (oud-)medewerkers hebben nare ervaringen met hem gemeld aan het AD. Hij vond het erg om te horen, reageerde hij, hij had zelfs een aantal klachten graag eerder besproken. „Mijn deur stond en staat daarvoor nog steeds open.”
Hoe zou dat in de praktijk gaan? Je klopt op zo’n deur, Bert treedt je tegemoet met een ontwapenende glimlach. „Goed je weer eens te zien”, kraait hij, „ik hoorde dat je iets dwars zat. Vertel!”
Je verzamelt al je moed en probeert ferm van wal te steken, maar dan verschijnt opeens Rick Nieman, een van de weinige tv-coryfeeën van Bert, met zijn stralende hoofd om de hoek van de deur en roept: „Jullie zullen er vast uitkomen. Zelf heb ik echt niets herkend van al die klachten. Sven Kockelman trouwens ook niet. Wij vinden het juist reuze tof bij WNL.”
Daar zit je dan als klager. Je begint, heel menselijk, te twijfelen. Het zal toch niet aan jezelf liggen? Als de grote Rick en de grote Sven zo goed met de grote Bert kunnen opschieten, waarom jij dan niet? Misschien omdat je te klein bent vergeleken met die grote mannen? Of zou Bert juist daarom op jou pissen, en niet op hen?
Heb je als klager wat meer zelfvertrouwen, dan zou je, terwijl Bert de koffie opschenkt, het lijvige rapport van de commissie-Van Rijn erbij kunnen pakken om dit pregnante citaat voor te lezen: „Als we kijken naar grensoverschrijdend gedrag zien we dat WNL-respondenten, evenals respondenten elders, ervaringen rapporteren met pesten, intimidatie, seksisme en discriminatie, met soortgelijke (langdurige) negatieve gevolgen daarvan voor henzelf en hun omgeving. Wel valt op dat hier vaker dan in de rest van de publieke omroep ervaringen met pesten worden aangegeven (WNL 94 procent tegen 72 procent elders).”
Bert zal je proberen te onderbreken door een heerlijk gebakje van Holtkamp aan te bieden („Vanmorgen nog zelf voor je gehaald!”), maar je doet net of je dat niet ziet en gaat onverdroten door met het laatste deel van het citaat: „Ook in de gesprekken met WNL-medewerkers hebben de meeste voorbeelden betrekking op pesten, waaronder roddelen, sabotage, negeren, kleineren en ‘wegpesten’ van medewerkers.”
En terwijl Bert nu tamelijk ruw het gebakje in je mond begint te douwen, weet je nog net de laatste dodelijke zin van het citaat uit te stoten: „Bij ongeveer de helft van de gesprekken gaan deze voorbeelden specifiek over gedrag van de leidinggevenden.”
Bert heeft de helft van de heerlijkheid in de hand, de rest kleeft om jouw mond. „Goh”, zegt Bert, „ik vind dit wel heel erg heftig. Ik moet dit toch eens met Rick en Sven opnemen, ik heb altijd zulke geweldige gesprekken met ze, maar met jou wil het maar niet lukken.”
Je hebt nog net genoeg tegenwoordigheid van geest om tegen te sputteren: „Maar met Eva Jinek, Merel Westrik en Roos Moggré, om er maar een paar te noemen, wilde het toch ook niet lukken?”
„Ach”, zucht Bert dan, en zijn ogen krijgen een zachte glans, „stevige inhoudelijke discussies zullen er altijd zijn. Daar moeten wij als vrolijk-rechtse publieke omroep niet bang voor zijn.”