Uit een nieuwe biografie blijkt dat Abraham Kuyper ook als journalist een woordkunstenaar was

Schrijven, schrijven, schrijven; dat deed Abraham Kuyper onafgebroken een halve eeuw lang. Hij staat bekend als de alleskunner die in de tweede helft van de negentiende eeuw het Nederlandse gereformeerde volksdeel op diverse manieren zijn stem gaf. Zo’n bezeten scribent was de man ‘met tien hoofden en honderd armen’, dat wanneer papier niet voor handen was, hij de gesteven manchetten van zijn witte overhemd gebruikte om op te kunnen schrijven. Die gingen vervolgens rechtstreeks naar de drukker.

Dat was althans het kenmerkende verhaal dat rond 1900 over Kuyper de ronde deed. De nog meer aangedikte versie had het over de complete mouwen van zijn overhemd of die van zijn buurman die eveneens werden beschreven. Hoe dan ook, duizenden artikelen, nog veel meer puntige commentaren, meer dan tweehonderd boeken, over allerhande onderwerpen produceerde hij. ‘Niet zelden is het een meesterstuk, in de regel is het een kunststuk’, schreef een collega-journalist in 1897 bij het 25-jarige jubileum van Kuyper als journalist. Een ander noteerde in de Nieuwe Rotterdamsche Courant: ‘Na Multatuli is er zeker geen publicist geweest, die, het woord bezigend tot dagelijksch gebruik, er zóóveel heeft mee kunnen doen.’

Het karakteristieke beeld van de auteur Abraham Kuyper: gekleed in ruim zittende jas, gebogen over een schrijftafel, vulpen in de rechterhand, kapje tegen de schrijfkramp om de duim, pijp met lange gekrulde steel in de mondhoek. Zo ging hij te werk, meestal op zijn werkkamer in Amsterdam, waar hij in gesprek met bezoekers ondertussen door bleef schrijven. Als het moest werden de werkzaamheden verplaatst naar hotelkamers, berghutten of een boot.

Abraham Kuyper, de journalist. Want dat is de als predikant begonnen gereformeerde staatsman ook nog geweest. Nee, is hij vóóral geweest, vond de van 1837 tot 1920 levende Kuyper zelf. Het begon met pamfletten over kerkelijke kwesties toen hij nog op de kansel stond, maar al snel werd de onderwerpkeuze breder. Tegen de staatsideologie. ‘Eenvormigheid, de vloek van het moderne leven’, schreef hij. Een overtuiging die de basis legde voor zijn emancipatiebeweging.

Eigen dagblad

Met zijn theologische stukken kon Kuyper terecht bij het christelijke weekblad de Heraut, maar hij had behoefte aan meer. De afschaffing van het dagbladzegel – een belasting op kranten – bood de mogelijkheid tegen overzichtelijke kosten een eigen krant voor de antirevolutionaire achterban te beginnen. Op 1 april 1872 was het dagblad De Standaard met Abraham Kuyper als hoofdredacteur een feit. De krant was volgens Kuyper een ‘heropleving van het gereformeerde volksdeel’. Later zou hij ook eigenaar worden.

Hij werkte met een ijzeren discipline. Een journalist moet vooruit werken was zijn credo. Van ’s morgens negen uur tot 12 uur werden de verhalen geschreven, waarna er tussen 12 en half een tijd was voor de commentaren. De middag en avond waren voor correctie van de drukproeven en het lezen van dagbladen en tijdschriften. Gemiddelde dagproductie: dertien in volgens zijn zuster ‘notoir onleesbaar handschrift’ dichtbeschreven blaadjes.

De zeven levens van Abraham Kuyper, luidde de titel die historicus Johan Snel in 2020 meegaf aan zijn boek waarin hij de gereformeerde staatsman portretteerde. Dat was toen ter gelegenheid van Kuypers 100-ste sterfdag. Zeven levens want de oprichter van de Anti Revolutionaire Partij, de eerste politieke partij in Nederland, was zoveel meer dan de politicus-predikant zoals hij in de geschiedenis bekend stond. Behalve het moeilijk te definiëren begrip staatsman mocht Abraham Kuyper volgens de indeling van Snel ook nog alpinist, reiziger, spreker, wetenschapper, activist en journalist worden genoemd.

Al deze activiteiten behandelde Snel apart in afzonderlijke hoofdstukken. Het gaf een veel ‘bredere’ Kuyper te zien dan zoals deze uit eerdere biografieën naar voren was gekomen. Daarin ging het vooral om de man die in de tweede helft van de negentiende eeuw het gereformeerde volksdeel had weten te emanciperen. Hij gaf ‘de kleine luyden’ een politieke partij, een universiteit (de Vrije Universiteit) en een krant (De Standaard). Zelf werd hij Kamerlid in zowel de Tweede als de Eerste Kamer en was van 1901 tot 1905 minister van Binnenlandse Zaken annex voorzitter van de ministerraad. De titel minister-president bestond toen nog niet.

Snel bleek vier jaar geleden na de verschijning van zijn omvangrijke boek nog niet klaar met zijn onderwerp. De docent journalistiek aan de christelijke hogeschool van Ede was ook toen al bezig met een promotieonderzoek naar in het bijzonder de journalist Kuyper. Dat heeft nu Abraham Kuyper, een leven in de journalistiek opgeleverd’. Of, zoals de ondertitel zegt, ‘een alternatieve biografie’. Het is een boek dat behalve inzicht verschaft in de journalist Kuyper ook een mooi en diepgravend beeld schetst van de journalistiek zoals deze aan het eind van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw bedreven werd. Een tijdperk waarin de journalistiek, in navolging van wat er in de Angelsaksische wereld gebeurde, voorzichtig veranderde van het louter uitdragen van de boodschap naar het verstrekken van nieuws.

Ideologisch bevlogen

Hoe de ideologisch gedreven Kuyper zich in die ontwikkeling bevond vormt een belangrijk onderdeel van het boek. Hij stond volgens Snel op het standpunt dat het niet ‘gedeelde belangen’ zijn die de journalistiek sturen, maar ‘gedeelde waarden en idealen’. Kuypers belangstelling ging veel verder ging dan de eigen gereformeerde zuil. Die instelling droeg tevens bij aan Kuypers brede gezag en invloed onder vakgenoten. Niet voor niets werd hij in 1898 tot voorzitter van de Nederlandsche Journalisten Kring verkozen. Hij was opgevallen met zijn pleidooien om van de gezellige herenclub een vakbond te maken.

Kuyper was een groot voorstander van de vrijheid van meningsuiting. Gereformeerden hadden recht op hun aandeel in het publieke debat maar dat gold evenzeer voor Joden, katholieken, radicalen of socialisten, vond hij. Zijn betekenis was dan ook groter dan alleen die van een emancipator van de gereformeerden, stelt Snel. ‘Als pluralist en democraat ontsteeg Kuyper in zekere zin zijn eigen tijd en werd hij relevant ook voor een tijd als de onze.’

Maar Kuyper was in zijn tijd als ‘staatkundig hoofdredacteur’ natuurlijk ook volbloed politicus. De krant was nu eenmaal de spreekbuis van de beweging, zoals dat opging voor zoveel kranten. En dus vormden opinies in De Standaard die aan Kuyper konden worden toegeschreven ook de basis van het politiek programma van de Anti Revolutionaire Partij.

Een handicap voor Snel als onderzoeker was dat de meeste bijdragen in kranten aan het eind van de negentiende eeuw weliswaar een sterke mening ventileerden maar geen auteursnamen droegen. Een enkele keer stond er een initiaal bij een commentaar, maar lang niet altijd. Voor De Standaard gold dat Kuyper de verpersoonlijk van de krant was en kon hij dus aannemen dat de politieke bijdragen, met name de zogeheten driestarren – een kort artikel waar drie asterisken boven – stonden van hem waren. ‘Zijn geluid was vaak herkenbaar uit duizenden’, schrijft Snel. Maar het zwart-op-wit-bewijs bewijs dat iets door Kuyper was geschreven was bestond in de meeste gevallen niet.

Kuyper gebruikte het gegeven van de anonimiteit handig in zijn voordeel. Zo was in ‘Haagse kringen’ algemeen bekend dat Kuyper als minister en voorzitter van de ministerraad zo nu en dan commentaren voor De Standaard bleef schrijven. Stukken waarin ook collega-ministers werden becommentarieerd.

De persoon Abraham Kuyper brengt met zich mee dat de alternatieve biografie over hem zowel theologische hersenkrakers als geschiedschrijving over de journalistiek bevat. Johan Snel heeft in een poging zijn boek structuur te geven de hoofdstukken volgens de journalistieke vuistregel ‘Wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe’ ingedeeld. Maar juist omdat in Kuypers leven de activiteiten zo door elkaar heen lopen komt dit de overzichtelijkheid niet ten goede. Om in journalistieke termen te blijven: een strengere eindredactie, ook al is het een proefschrift, had wel gemogen.