Een nieuwe kerncentrale kan maar op één plek, volgens Tennet: wéér in Borssele

Het moet even slikken zijn voor de fans van kernenergie. Twee jaar geleden besloot het inmiddels demissionaire kabinet, onder aanvoering van onder andere de VVD en het CDA, te onderzoeken of er twee kerncentrales in Nederland konden worden bijgebouwd. Als onderdeel van de door klimaatverandering steeds urgenter wordende pogingen om de energievoorziening in Nederland ‘fossielvrij’ te maken.

Maar uit een nieuw onderzoek van Tennet, de beheerder van het hoogspanningsnetwerk, blijkt dat die centrales er zeker niet zomaar kunnen komen. Donderdag publiceerde de netbeheerder de resultaten van een studie naar de zogeheten ‘inpasbaarheid’ van die twee kerncentrales in het nu al overbelaste stroomnetwerk. De even heldere als stevige conclusie: hooguit een van die twee centrales kan er in 2035, de door het kabinet beoogde opening ervan, bij komen. En dan alleen als aan een aantal belangrijke voorwaarden wordt voldaan.

Borssele heeft de voorkeur, mede omdat het kabinet denkt dat men daar al gewend is aan een centrale

Die ene kerncentrale kan bovendien slechts op één van de twee plekken worden gebouwd die het kabinet bedacht had: in het Zeeuwse Borssele, waar al een kerncentrale staat. Het kabinet kijkt ook nog naar de Maasvlakte in Rotterdam als mogelijke locatie. Al heeft Borssele de voorkeur; daar is al infrastructuur aanwezig en zijn mensen volgens het kabinet al meer gewend aan een kerncentrale in de buurt.

Knelpunten

Volgens Tennet is Borssele vooralsnog dus ook de enige geschikte locatie. „Slechts in één situatie lijkt inpassing van 1,6 Gigawatt productievermogen nieuwe kernenergie nét inpasbaar in het hoogspanningsnet”, aldus Tennet in het onderzoeksrapport. [1,6 Gigawatt komt hier overeen met het vermogen van één grote kerncentrale, red.]. De netbeheerder deed de studie in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.

De „knelpunten” zitten volgens Tennet met name in de verwachte capaciteit van het hoogspanningsnet tegen die tijd versus het verwachte aanbod en de verwachte vraag naar stroom over elf jaar. Anders gezegd: met alle plannen die er nu liggen voor meer stroomproductie (denk aan onder andere de geplande bouw van windmolenparken op zee en nieuwe grote zonnevelden), de voorspelde toegenomen vraag (doordat bedrijven en huishoudens steeds meer overschakelen op elektrische apparaten) én de geplande netuitbreidingen, is er simpelweg niet genoeg ruimte op het elektriciteitsnet om ook nog eens twee enorme kerncentrales aan te sluiten. Als die volop zouden gaan draaien, kan het stroomnet te vol raken. En dan slaan ‘de stoppen’ door. Ofwel: dan krijg je stroomuitval. Dat begint doorgaans met een hoogspanningskabel die in de fik vliegt.

Eén kerncentrale zou nog net kunnen, zegt Tennet. Maar dan is het wel van belang dat er niet nog meer windstroom van zee ‘aan gaat landen’ in Zeeland bovenop wat er nu gepland is. En om de sterk fluctuerende combinatie van kern- en windenergie te kunnen behappen, moet er een sterke groei komen van ‘flexibele’ vraag naar elektriciteit in Zeeland. Ofwel: de vraag naar energie buiten de piekuren om. Daarvoor moeten fabrieken bijvoorbeeld op andere momenten gaan produceren dan nu – wat ze vaak lastig vinden – of batterijen gaan aanschaffen. Een andere route is dat er meer zogeheten ‘elektrolysers’ worden gebouwd: apparaten waarmee je overtollige stroom kan omzetten in waterstof, die weer als alternatieve brandstof kan worden gebruikt. Ook dat biedt een zekere flexibiliteit. Shell bouwt nu een eerste grote ‘groene’ waterstoffabriek op de Maasvlakte.

Maar wat die laatste voorwaarde betreft: Tennet ziet zelf nog een ander scenario voor zich, waarbij de flexibele vraag juist minder sterk ontwikkelt. En extra elektrolysers bouwen, is ook niet zomaar gedaan. Die machines zijn erg duur, niet aan te slepen, en de markt voor waterstof is vooralsnog ook een erg onzekere. Vooral omdat waterstof een relatief dure brandstof is om te maken, waardoor veel klanten weinig zin hebben om het te kopen. Tennet schrijft in zijn onderzoek niet hoeveel elektrolysers er eventueel bij moeten komen.

Aan knoppen draaien

Wil het kabinet twee centrales bouwen, dan zal het volgens de studie aan deze twee knoppen moeten gaan draaien: meer flexibele vraag creëren en goed kijken naar de plannen en ambities rond windenergie op zee. En aan een derde knop: nog meer en nog sneller investeren in uitbreiding van het stroomnet, zodat er meer capaciteit komt om grotere hoeveelheden stroom te vervoeren. Tennet is een staatsbedrijf en de kosten voor nieuwe infrastructuur worden door de staat betaald. Maar ook dat is een fikse uitdaging. Tennet heeft nu al een investeringsprogramma van 110 miljard euro voor de komende elf jaar.

Als er geld bij komt, is het wel de vraag of verder opschalen ook kan. „Tennet werkt nu al zo hard als het kan”, zegt een woordvoerder van het ministerie van Economische Zaken in een telefonische toelichting. „En dan moet je ook nog mensen vinden die dit allemaal kunnen bouwen. Personeel is schaars.” Voor de benodigde materialen geldt dat ook. Zoals bijvoorbeeld koper, waar wereldwijd een tekort aan is.

Bij het ministerie zien ze de bevindingen van Tennet niet als een deal-breaker. Volgens de woordvoerder „wordt de puzzel zo juist weer een stukje duidelijker.” Het onderzoek laat volgens haar wel zien dat er „nog veel werk aan de winkel” is.

Slimme keuzes

Door nu slimme keuzes te maken, kunnen de beperkingen in weer minder worden. Al zullen dat mogelijk wel lastige keuzes blijken. Je kunt bijvoorbeeld redeneren dat als de ambities voor ‘wind op zee’ juist wat worden getemperd, of zelfs teruggeschroefd, er weer meer ruimte voor de kerncentrales komt. Rechtse partijen zoals de PVV en de BBB zijn geen fan van windmolens. Voor hen is dit onderzoek mogelijk koren op de molen.

Voor nu is het onderzoek van Tennet een „supernuttige tussenstap”, zegt de woordvoerder van EZ. Een Frans, een Koreaans en een Amerikaans bedrijf doen op dit moment onderzoek of de bouw van twee centrales ook technisch haalbaar is, en hoeveel geld zij van de overheid denken nodig te hebben, mochten zij die gaan bouwen. Dat moet een volgend stukje van de puzzel opleveren, aldus de voorlichter. In de provincies Zeeland en Zuid-Holland zijn vorige week ondertussen de inspraakprocedures gestart. En in de zomer van 2025 hoopt het kabinet dan mogelijk een besluit te kunnen nemen welk type kerncentrale de precieze voorkeur heeft. Dat is ook het moment waarop een eventuele aanbesteding wordt gestart.

Maar tot die tijd moeten er dus nog veel hordes worden genomen, dat is duidelijk.