Wat vindt NRC | Bezorging van post moet betrouwbaar en voorspelbaar zijn

Moet een valentijnskaart eigenlijk precies op 14 februari worden bezorgd? Misschien is het verrassingseffect groter als die onbekende liefde zich een dag eerder aandient. Of later. En kerstkaarten? Daarvoor heb je de hele maand december. Een verjaardagswens wordt lastiger, qua timing. Maar felicitaties gaan tegenwoordig in de meeste gevallen via app of social media met een duimpje omhoog om de attente gelukwenser per ommegaande te bedanken. Wat rest in de fietstas van de postbode zijn tijdschriften, rekeningen, zorguitslagen, dagvaardingen en rouwkaarten. Vooral voor die laatste drie categorieën is het van wezenlijk belang dat die op het juiste moment, of in ieder geval niet te laat, op het bedoelde adres arriveren. Voor al het overige geldt: accuratesse weegt zwaarder dan snelheid.

Niet voor het eerst pleitte PostNL deze week bij de presentatie van de jaarcijfers voor versoepeling van de Postwet uit 2009. Als zogenoemde Universele Postdienst is het voormalige staatsbedrijf verplicht om vijf dagen per week brievenbuspost te bezorgen. Sinds 2014 is de maandag geschrapt, maar rouwkaarten en medische post moeten nog wel zes dagen per week in de bus kunnen vallen. Lastiger: in de wet staat ook dat 95 procent van de poststukken binnen een dag afgeleverd moet zijn. Dat is allemaal niet meer haalbaar, zei PostNL-bestuursvoorzitter Herna Verhagen. Ze wil naar een termijn van twee dagen voor niet-urgente post, en verder in de toekomst zelfs drie dagen. Dan hoeven postbezorgers niet meer iedere dag elke straat door. Dat scheelt geld en een door de huidige krappe arbeidsmarkt toch al lastige zoektocht naar nieuwe postbodes.

Niet dat het nu wel lukt om aan alle eisen te voldoen. Na 2018 is die 95 procent niet meer gehaald. Afgelopen jaar was een dieptepunt: nog maar 89 procent van de brieven kwam op tijd bij de geadresseerde aan. De toezichthouder heeft PostNL daarom opnieuw een miljoenenboete opgelegd: afspraak is afspraak. Maar de wereld is wel veranderd. Vijftien jaar geleden verstuurden Nederlanders nog 4,5 miljard poststukken. In 2023 waren dat er nog 1,8 miljard. De daling die vanaf de eerste dagen van het internet is begonnen, zet onverkort door. Gemiddeld krijgen Nederlandse huishoudens nog maar vier brieven of kaarten per week op de deurmat.

In dat licht is het begrijpelijk dat PostNL de regels uit de Postwet als een keurslijf ziet. In een tijd waarin digitale ondertekening in veel gevallen rechtsgeldig is geworden en de overgrote meerderheid van de communicatie online plaats heeft, ligt aanpassing voor de hand.

Maar pragmatisme en de wetten van de markt kunnen hier niet de enige drijfveren zijn. Postbezorging blijft ook een publieke taak, waar de overheid zelf via bijvoorbeeld blauwe enveloppen nog dankbaar gebruik van maakt. Vooral op het platteland valt de sociale rol van de vertrouwde postronde evenmin te onderschatten. Het is daarom de vraag of het enthousiasme waarmee in de jaren negentig ook de posterijen van de hand zijn gedaan gerechtvaardigd was.

PostNL wijst naar landen waar de regels al versoepeld zijn, zoals in Scandinavië, en niet meer elke dag post bezorgd wordt. Het bedrijf zou ook naar landen kunnen wijzen waar op creatieve wijze wordt gekeken hoe een voor de nationale cohesie zo onmisbare voorziening nog zo lang mogelijk in de lucht gehouden kan worden, bijvoorbeeld door postbodes meer (publieke) taken te geven. Bezorging van post moet betrouwbaar en voorspelbaar zijn. Een dagelijkse ronde is daar misschien niet voor nodig. Maar zolang dagvaardingen en ook valentijnskaarten verstuurd worden, ga je daar maar beter zorgvuldig mee om.