Inspectie maakt zich grote zorgen: rekenvaardigheid van Nederlandse tweedeklassers onvoldoende

De algemene rekenvaardigheid onder Nederlandse scholieren in de onderbouw voldoet niet. Dat blijkt uit een peilingsonderzoek uitgevoerd onder tweedeklassers in het schooljaar 2021-2022 in opdracht van de Inspectie van het Onderwijs. Driekwart van de studenten uit het vmbo haalt aan het einde van het tweede leerjaar niet het vereiste 1F-niveau. Dat geldt als de minimale standaard waar aan het einde van het primair onderwijs moet worden voldaan. Specifiek gaat het bijvoorbeeld over het aflezen van een meetinstrument en het omrekenen van maten.

Onder havo- en vwo-leerlingen haalt 20 procent aan het einde van het tweede jaar niet het benodigde 2F-niveau, dat volgens de inspectie cruciaal is om zelfstandig maatschappelijk te functioneren. Het betreft vaardigheden rond omgaan met tijd en geld, algemene oriëntatie en meetvaardigheden.

Toekomst in gevaar

De onderzoekers plaatsen vanwege deze „beperkte ontwikkeling” vraagtekens bij de kansen van een grote groep scholieren om aan het eind van het voortgezet onderwijs de benodigde referentieniveaus – 2F voor vmbo en 3F voor havo/vwo – te halen. Die realiteit baart de Inspectie van het Onderwijs grote zorgen omdat een gebrek aan zulke rekenvaardigheden toekomstmogelijkheden van leerlingen in gevaar brengt.

Mogelijke oorzaken van de achterstand zoeken de onderzoekers bij een slechte aansluiting tussen het primair onderwijs en het begin van het voortgezet onderwijs. Een geraadpleegde focusgroep van experts stipt als voorbeeld verschillende benamingen aan voor dezelfde rekenkundige begrippen in de verschillende onderwijsniveaus. Rekenvaardigheden die kinderen in het primair onderwijs opdoen, worden in het voortgezet onderwijs onvoldoende onderhouden, zo blijkt uit het peilingsonderzoek. Omdat Nederland bovendien met een lerarentekort kampt, worden rekenvakken met name in het vmbo onderwezen door daartoe niet bevoegde docenten, aldus de inspectie.

Basisvaardigheden

De experts willen dat het voortgezet onderwijs meer aandacht en lestijd besteedt aan het aanleren van basisvaardigheden. Zo zouden wiskunde-elementen ook tijdens andere vakken aan bod kunnen komen. Ook moet de kwaliteit van de lessen omhoog, daarvoor is volgens de inspectie „verdere professionalisering” nodig. „Een bevoegde docent voor de klas zou de norm moeten zijn”, aldus plaatsvervangend inspecteur-generaal van het Onderwijs, Ria Westendorp.

Het is voor het eerst dat het rekenniveau in het voortgezet onderwijs uitvoerig in kaart wordt gebracht. Het daaruit verkregen beeld komt overeen met eerdere vaststellingen over de basisvaardigheden onder Nederlandse scholieren.

Omgaan met tijd, geld en meetvaardigheden kost tweedeklassers veel moeite

De inspectie maakt zich al langer zorgen over de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs. Zo onthulde een soortgelijk onderzoek van de inspectie in 2021 een flinke achterstand wat betreft schrijfvaardigheid van scholieren uit het basisonderwijs. Ruim een kwart van de leerlingen haalde aan het einde van de basisschool het minimale niveau niet, waardoor het risico op laaggeletterdheid groot is voor deze groep.

Ook in internationale onderzoeken maakt het Nederlandse onderwijs geen al te beste beurt. Zo bleek uit het driejaarlijkse PISA-onderzoek, waarbij vijftienjarigen uit 81 landen worden getest op leesvaardigheid, wiskunde en natuurwetenschappen, dat Nederland verder afglijdt op de internationale ranglijst.


Lees ook
‘We doen hier niets geks, we geven gewoon les’

Achtstegroepers van <strong>basisschool de Sterrenpracht </strong>in Axel, Zeeuws-Vlaanderen, lezen mee met het boek <em>Zwarte sneeuw</em>.  ” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/02/inspectie-maakt-zich-grote-zorgen-rekenvaardigheid-van-nederlandse-tweedeklassers-onvoldoende.jpg”><br />
</a></p>
<p><dmt-util-bar article=