Als vrijwel iedereen heeft gefaald en het hele systeem ervan langs krijgt, kun je dan nog wel schuldigen aanwijzen? Michiel van Nispen is er stellig over. „Dit is geen natuurverschijnsel”, zegt het SP-Tweede Kamerlid, de voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening die maandag haar conclusies presenteerde. „Een systeem wordt gemaakt door mensen. Dit waren politieke keuzes.”
Van Nispen somt op: „Het was een politieke keuze om een strenge fraudewet in te voeren, zonder dat daarvoor feitelijke onderbouwing beschikbaar was. Het was een keuze om, na het tumult over de zogeheten Bulgarenfraude, in een paar dagen een model op te tuigen waarmee risico’s op fraude in kaart zouden kunnen worden gebracht. Het was een keuze om te bezuinigen op de rechtsbijstand, waardoor mensen geen enkel beroep op hulp konden doen.”
Het Toeslagenschandaal, maar ook de vaak onderbelichte fraudeaanpak bij de uitkeringen hebben grote schade aangericht bij tienduizenden Nederlandse burgers. Kleine foutjes konden ertoe leiden dat mensen duizenden of tienduizenden euro’s moesten terugbetalen en ook nog eens hoge boetes kregen. Hun recht konden ze nergens halen. „De levens van mensen zijn vermorzeld”, zegt Van Nispen.
Maandag presenteert de commissie haar bevindingen in het rapport Blind voor mens en recht, de weerslag van bijna twee jaar onderzoek naar fraudebestrijding door de overheid. Van Nispen nam de leiding in de slotmaanden over van D66’er Salima Belhaj, die na de verkiezingen uit de Tweede Kamer verdween.
Van de oorspronkelijke acht leden zijn er sinds de verkiezingen nog maar drie over – naast Van Nispen zijn dat Thierry Aartsen (VVD) en Senna Maatoug (GroenLinks-PvdA) – terwijl Kamerleden als Farid Azarkan (Denk) en Sylvana Simons (Bij1) vertrokken. Voor de toon en inhoud van het rapport heeft dat geen verschil gemaakt, zegt Van Nispen. „Wij hebben in ons rapport niets of niemand gespaard.”
Het rapport laat er geen twijfel over bestaan: mensen maakten geen schijn van kans.
„Het is zo pijnlijk dat een systeem dat bedoeld is om mensen te ondersteunen in de inkomensvoorziening of om arbeid en zorg mogelijk te maken, er juist voor heeft gezorgd dat die mensen snoeihard de vernieling in zijn geholpen. Ik vind dat één van de droevigste conclusies die we hebben moeten trekken.”
Had het voor gedupeerden niet geholpen om meer aandacht op de rol van de premier, bepaalde ministers of andere hoofdrolspelers te vestigen?
„Wij hebben de rol van de minister-president en van andere bewindspersonen wel degelijk uitgelicht. Ze worden met naam en toenaam genoemd. Maar als jullie mij dan nu vragen ‘waar leg je de nadruk op’, dan is wat wij gezien hebben – de blindheid voor mensen en de rechten van mensen – groter dan één minister op een bepaalde plek.”
Of één wet op een bepaald moment.
„Of zelfs één minister-president die er langdurig heeft gezeten en ook als staatssecretaris eerder al een bepaalde rol had in dit hele verhaal. Het is erger. Hier liggen namelijk allerlei patronen aan ten grondslag die tot op de dag van vandaag niet zijn doorbroken. En dat brengt ons tot de ernstige conclusie dat een dergelijk schandaal zo weer kan gebeuren.”
In het rapport ‘Ongekend onrecht’ bleef het parlement buiten schot. In dit rapport niet.
„Wij zeggen dat Kamerleden medeverantwoordelijk zijn en dat zij de basis hebben gelegd voor veel ellende voor mensen, omdat er is ingestemd met wetten met evidente ontwerpfouten en dat men, zelfs toen die fouten bleken, heeft verzuimd om die wetten te repareren.
„Je ziet wel dat Kamerleden heel verschillend hebben gehandeld. Sommigen leken met hun inbreng totaal niet te zien wat er mis was aan de wet. Sommigen legden wel de vinger op de zere plek, maar lieten zich geruststellen door een minister. Of ze dienden wel een motie of amendement in, maar kregen geen meerderheid. En het waren ook Kamerleden die uiteindelijk, samen met journalisten en een advocaat een rol hebben gespeeld in het onthullen van het Toeslagenschandaal.”
Journalisten hebben ook geen glansrol in het rapport. Wat was hun bijdrage?
„Zoals er Kamerleden zijn die bij de totstandkoming van het fraudebeleid een aanjagende rol hebben gespeeld, geldt dat ook voor journalisten. Als het ging over sociale zekerheid stond dat al snel synoniem aan fraude. En als het ging om mensen met een migratieachtergrond was de ophef vaak nog groter. We spreken van een papengaaiencircuit, waarbij media en parlement elkaar versterken. Daar wil ik wel bij aantekenen dat journalisten ook veel van het werk hebben verricht om de ellende te onthullen.”
Hebben Kamerleden en journalisten intussen in de spiegel gekeken?
„Ik heb nou niet het idee dat dat papegaaiencircuit verdwenen is of dat complexe wetten nu wel de gepaste aandacht krijgen van zowel journalisten als van Kamerleden.
En de Raad van State? De commissie is heel kritisch op de afdeling bestuursrechtspraak, die tussen 2011 en 2019 meeging in de harde aanpak van de Belastingdienst.
„Dat klopt. Er is een reflectierapport gekomen. Maar dat zij tot op de dag van vandaag volhouden dat de wet op die wijze geïnterpreteerd moest worden, is niet een reflectie die je zou mogen verwachten.”
Laat het leed niet voor niets zijn geweest, zeiden de mensen met wie u heeft gesproken. Kunt u ze geruststellen?
„Als je ziet hoe de hersteloperatie van het Toeslagenschandaal hopeloos in de soep loopt, hoe adviezen over wet- en regelgeving in de sociale zekerheid blijven liggen, over de financiële dominantie in besluitvorming, over de beperkte aandacht voor de belangen van burgers bij het gebruik van data, dan zien we dat de patronen nog niet doorbroken zijn. Dit kan weer gebeuren.”
Uw commissie pleit voor een overheid met een menselijk gezicht. Maar in het bedrijfsleven is dat contact al nauwelijks meer mogelijk: bij de bank praat je met een chatbot en bij de supermarkt scan je zelf je boodschappen.
„Maar de overheid is geen bedrijf. De overheid is er voor de mensen. We hebben onze rechtsstaat te koesteren. En bij een bedrijf kun je nog zeggen: dan ga ik naar een ander. Maar met deze overheid heb je het te doen. Je kunt de overheid niet runnen als een bedrijf en zeggen: dat wordt wel erg duur als wij alle inwoners van ons land moeten gaan helpen. Want je hebt zelf die wetten en regels zo ingewikkeld gemaakt. Dat brengt dan een plicht met zich mee.”
Lees ook
Over de harde kritiek op het hele systeem