„Het kan morgen weer gebeuren”, stelt de parlementaire enquêtecommissie die de op hol geslagen fraudebestrijding onderzocht somber vast. De patronen die aan de basis lagen van de keiharde aanpak, waarbij onschuldige burgers voor fraudeurs werden aangezien, zijn nog niet doorbroken. Herhaling ligt op de loer.
De afgelopen twee jaar onderzocht de commissie van Tweede Kamerleden het ontspoorde fraudebeleid, dat leidde tot het Toeslagenschandaal en ook in de WW en andere uitkeringen tot grote ellende leidde. In een „verhard politiek en maatschappelijk” klimaat (…) zijn mensen vermorzeld”, is de conclusie in het eindrapport, Blind voor mens en recht, dat maandag is gepresenteerd.
De enquêtecommissie kraakt harde noten over het optreden van achtereenvolgende kabinetten. De bewindslieden hadden amper oog voor de mensen die door hun wetgeving geraakt werden, vonden politieke belangen en financiële overwegingen belangrijker dan de menselijke maat en negeerden vanaf het eerste moment waarschuwingen van ambtenaren en toezichthouders die zagen dat het misging.
Papegaaiencircuit
Premier Mark Rutte (VVD) wordt niet als hoofdschuldige aangewezen, hoewel de commissie constateert dat de fraudeaanpak vanaf zijn eerste kabinet in 2010 „repressief” van karakter werd. Niet alleen ministers en staatssecretarissen krijgen ervan langs. Kamerleden boden te weinig tegenspraak of ze jaagden in een ‘papegaaiencircuit’ met journalisten de draaimolen van ophef en achterdocht zelfs aan, schrijven de commissieleden. En op de plekken waar een burger zijn of haar recht moet kunnen halen, zoals de hoogste rechters van de Raad van State, gingen de luiken dicht. Zorgen van rechters werden jarenlang in de wind geslagen.
De commissie zet met deze conclusie een streep door de gedachte dat alles anders had kunnen lopen, als de zogeheten Bulgarenfraude niet zoveel aandacht had gekregen of als één memo niet in een diepe lade was weggestopt. Daarvoor was de blindheid simpelweg te groot en zat de rot te diep. Om die reden, en omdat er te weinig op de eigen fouten is gereflecteerd, kan het volgens de commissie weer misgaan.
De waarom-vraag
Het kon om een verkeerd ingevulde postcode gaan. Of een geboortedatum die over het hoofd was gezien. Kleine fouten, eenvoudig te herstellen. Maar bij een overheid die fraude met uitkeringen en toeslagen keihard wilde opsporen en bestraffen, kon ieder ontbrekend stukje informatie aanleiding zijn om onder een vergrootglas te komen.
Voor je het wist, stond je als fraudeur te boek. En eenmaal gevangen in de klauwen van de overheid, was er geen houden meer aan. Wie eenmaal te maken kreeg met terugbetalingen of hoge boetes, zag de schulden oplopen en werd door de hoogste rechters genegeerd. Extra pervers is het volgens de commissie „dat juist de mensen die de overheid het hardste nodig hadden, het hardst zijn geraakt”.
De harde conclusies van de parlementaire enquêtecommissie volgen op een jaar archiefonderzoek en een groot aantal gesprekken en openbare verhoren met slachtoffers, bewindspersonen, onder wie premier Rutte, politici en experts. Daardoor heeft de commissie zich veel uitgebreider in de materie kunnen verdiepen dan een eerder onderzoek vanuit de Kamer, eind 2020, dat uitmondde in het rapport Ongekend Onrecht.
Waar dit onderzoek, dat leidde tot het opstappen van Rutte III, probeerde te achterhalen wat zich precies had voltrokken, heeft de parlementaire enquête gedraaid om de waarom-vraag. Hoe ontstonden de harde straffen, waar waren de grondrechten, waarom werd er niet ingegrepen?
Hoe de fraudejacht ontspoorde
Om die vraag te beantwoorden bracht de commissie stap voor stap in kaart hoe de fraudejacht ontspoorde. Al vanaf de eerste ontwerpfase waren er grote risico’s. Dat het in 2005 ingevoerde toeslagensysteem zou werken met voorschotten die – jaren later – soms deels moesten worden terugbetaald, was vragen om problemen. Dat geldt ook voor de keuze voor de Belastingdienst als uitvoerder, altijd meer gericht op geld innen dan uitkeren en van oudsher speurend naar misbruik.
Nu kreeg de fiscus, die ook nog eens mensen tekortkwam om alle toeslagen te creëren, te maken met een hele nieuwe doelgroep: wie minder verdiende, kreeg meer geld uitgekeerd. Dat leidde voor bij de kinderopvang al meteen tot problemen. De bedragen liepen er snel op tot tienduizenden euro’s, zeker als pas na meerdere jaren een correctie plaatsvond. En dat was geen uitzondering: bijna 40 procent van de uitgekeerde kinderopvangtoeslagen moest worden bijgesteld.
Ambtenaren die al in de eerste jaren aan de bel trokken, werden genegeerd. De politieke belangen waren te groot, stelt de commissie vast. Het werd bijvoorbeeld als een groter probleem gezien dat mensen lang op hun toeslag moesten wachten, dus werd ingezet op haastig uitkeren en later controleren of een terugbetaling nodig was.
Daarnaast wilde een reeks bewindspersonen, aangespoord door politieke debatten en mediaberichten over fraude, daadkrachtig optreden tegen misbruik van de sociale voorzieningen, bij toeslagen en uitkeringen. Volgens ambtenaren was de daadwerkelijke fraude zeer beperkt, maar tijdens de verhoren van de enquêtecommissie legde toenmalig minister van Sociale Zaken Henk Kamp (VVD) uit dat het kabinet die cijfers niet geloofde.
Bestrijding moest worden terugverdiend
Daar kwam al snel een andere factor bij: geld. De drang om te bezuinigen kwam niet alleen voort uit de economische crisis die vanaf 2008 tot krapte in de schatkist leidde. De enquête wijst ook op het belang van New Public Management, de bestuursstijl die in de jaren 90 zijn opmars in het openbaar bestuur maakte en voor ogen had de overheid meer als een bedrijf te organiseren.
Ministeries kregen te maken met business cases: de fraudebestrijding moest zichzelf gaan terugverdienen. Dat werd problematisch toen betere bestrijding en voorlichting leidde tot minder fraudegevallen, en dus minder inkomsten. Om alsnog genoeg te verdienen, gingen ambtenaren nog meer op zoek naar fraude, vaak ten koste van personeel dat bezwaarschriften afhandelde.
Lees ook
Bart Jan van Ettekoven, die vertrekt bij de Raad van State: ‘De politiek bepaalt minder scherp de koers’
Burgers die vermalen werden
Kritisch is de commissie ook over de hoogste rechters, met name de Raad van State, die rechters terugfloten die coulance toonden tegenover burgers die vermalen waren. Van 2011 tot 2019 hield de Raad van State in het Toeslagenschandaal vast aan de hardst mogelijke benadering.
Nog altijd heeft de Raad van State amper zelfreflectie getoond, stelt de commissie. Volgens de commissie moet de Raad van State, die ook over wetgeving adviseert, zijn rechterlijke afdeling loskoppelen.
De enquêtecommissie stelt ook voor de Autoriteit Persoonsgegevens fors meer geld te geven om zijn rol als waakhond over datagebruik goed te kunnen vervullen, Kamerleden meer ondersteunend personeel te geven en wetten sneller en vaker na invoering te toetsen.
„Het zou onvergeeflijk zijn als hier geen lering uit wordt getrokken”, schrijft de commissie.