Links zou niet zo aan zelfkastijding moeten doen, zei Tim ’S Jongers, directeur van de PvdA-denktank, laatst in Trouw. Links heeft „plannen die betaalbaar zijn, waarbij mensen er ook nog eens op vooruitgaan. We moeten als links trotser zijn dat we zulk goed werk leveren”. Maandag in De Balie zei hij dit opnieuw: in de geüpdatete Willem Drees-lezing bepleitte hij samen met GroenLinks-collega Noortje Thijssen „trots op onze idealen” en „een offensieve houding” voor de linkse samenwerking. Als de kiezers doorkrijgen wat links te bieden heeft, zullen ze vanzelf terugkeren, leek het idee.
Er is iets wat Tim ’S Jongers hier niet benoemt. Veel rechtse kiezers hebben volgens mij niet zozeer een hekel aan links beleid en zelfs niet aan linkse politici (Frans Timmermans daargelaten), het is vooral het linkse electoraat dat hen afkeer inboezemt. Dat zijn elitaire mensen die zich beter voelen dan de rest, maar intussen hartstikke hypocriet zijn. Je zag het vorige week, toen sociaal-geograaf Josse de Voogd op X zei dat GroenLinks-PvdA „onderschat hoe de ‘uitwassen’ inmiddels behoorlijk beeldbepalend voor ze zijn”. Toen iemand vroeg wat die uitwassen dan waren, sprongen allerlei hobbyduiders er bovenop. „Havermelkmuiltjes die in Bali op yoga-retreat gaan, een huis kopen in een witte wijk met jubelton en vervolgens anderen racisme en consumentisme aanwrijven”, aldus ene Roel. Ik weet niet wie Roel is, maar hij vatte perfect het imago samen van de linkse kiezer.
Dit imago is deels terecht. De achterban van GroenLinks-PvdA is overwegend hoogopgeleid, welvarend en postmaterialistisch, en vanzelfsprekend zijn er onder hen ook onuitstaanbare types. Alleen: de kiezer is dus niet de politicus of partij-ideoloog. Ik ken Tim ’S Jongers verder ook niet, maar ik zie hem niet snel op yogaretreat gaan op Bali.
Het op een hoop gooien van politici en kiezers zie je in veel analyses van de rechtse onvrede. Neem de column waarin Arjen van Veelen de A12-bezetters in dezelfde categorie schaarde als neoliberale beleidsmakers. Neem het interview waarin Joris Luyendijk de PVV-stem verklaarde vanuit de „minachtingsporno” van hoogopgeleiden. Of neem Maxim Februari, volgens wie links zich „uit tribalisme is gaan vastbijten in een levensstijl-strijd: gezellig met elkaar dezelfde lifestyle hebben en hetzelfde gelijk delen”.
Dit op een hoop gooien is analytisch gezien rommelig, maar ik denk dat veel rechtse kiezers wel precies zo denken. Dit betekent dat de onvrede niet alleen een politiek, maar ook een maatschappelijk probleem is. Veel mensen hebben het gevoel dat er door medeburgers op ze wordt neergekeken, en ten dele klopt dat. Hoogopgeleide welgestelden (tegenwoordig samengevat als ‘links’) zijn trots op hun huizen met boekenkasten en Creuset-pannen, en vinden dat ze meer smaak hebben dan mensen met tegelvloeren en kiloknallers op de barbecue. Om het nog complexer te maken: dat neerkijken gaat net zo goed de andere kant op, hoewel je het dan misschien geen neerkijken noemt. Lager opgeleiden en minder welgestelden verzetten zich tegen snobisme, ‘goede smaak’, verheven idealen. Dan maar beter helemaal geen ‘Gutmensch’ zijn.
Deze maatschappelijke dynamiek is niet nieuw. Superioriteitsgevoel en ressentiment zijn onvermijdelijk in een egalitaire samenleving die tóch ongelijk is. Het wordt pas schadelijk als die gevoelens de meer rationele politieke overwegingen gaan overwoekeren: als „ze drinken havermelk” wordt gezien als volwaardig politiek argument. En dat laatste lijkt nu aan de hand.
Waarom is de onderlinge aversie juist nu zo groot? Voor het antwoord kun je, denk ik, niet om sociale media heen. Ik las laatst een interessante paper over ‘affectieve polarisatie’: de emotioneel beleefde afkeer van ‘de andere kant’. Door sociale media wordt die afkeer gevoed, stellen de onderzoekers. Ze verzetten zich tegen het idee van de filterbubbel, waardoor men alleen nog gelijkgestemden zou treffen. Op sociale media komen mensen volgens hen juist méér in aanraking met andersdenkenden, en worden ze aangemoedigd daar partij tegen te kiezen. Filmpjes van ‘havermelkmuiltjes’ worden smalend gedeeld, en dragen bij aan de rechtse identiteitsvorming.
Ik heb nog geen politicus dit horen erkennen. Dat is voor hen ook niet leuk om te doen, want het probleem bevindt zich buiten hun eigen invloedssfeer. Tim ’S Jongers en de zijnen kunnen nog zoveel goede en betaalbare plannen hebben, er hoeft maar één havermelkmuiltje irritant te doen op Bali en alle inspanningen zijn tenietgedaan.