Wie zichzelf wilde verrijken, kon tot voor kort in de supermarkt beter bij de zelfscan afrekenen dan bij de kassa. De zelfscan zou een van de oorzaken van het stijgende aantal winkeldiefstallen zijn.
Helaas ben ik te laf voor de misdaad. Braaf blijf ik me aansluiten bij de rij voor de kassa, waar de gemiddelde leeftijd van de klanten aanzienlijk hoger is dan bij de zelfscans. Er vindt een soort voorsortering op het verzorgingshuis plaats, zou je kunnen zeggen.
De wachttijd valt overigens best mee, want die caissières werken razendsnel. Je kunt merken dat ze goed geïnstrueerd zijn, misschien zelfs iets te goed, want het gaat wel heel ver om van iemand te eisen dat zij – het zijn bijna altijd vrouwen – op één werkdag zo’n vijfhonderd maal „Bón? Fijne dag nog!” zegt. Met een vriendelijk knikje zou de klant ook wel tevreden zijn.
Ik schrik vooral terug voor die zelfscans omdat ik gemakkelijk zou kunnen vergeten een of ander artikel te scannen. Overkomt je dat herhaaldelijk, dan is het uit met de winkelpret. Je kunt een winkelverbod aan je broek krijgen, op den duur zelfs een collectief winkelverbod, wat betekent dat je ook in andere winkels niet meer mag komen. Misschien mag je nog wel online winkelen, maar dat lijkt me nogal lastig voor elk broodje of blikje.
Overdrijf ik? Natuurlijk, columnisten overdrijven altijd, dat is hun vak. Maar in dit verband moet ik toch op enkele ervaringen wijzen die mijn scepsis over de zelfscan rechtvaardigen. Omdat ‘mijn’ Albert Heijn door een verbouwing tijdelijk krap behuisd is, was afrekenen aan de kassa afgeschaft. Ik stond een poosje onwennig de vereiste handelingen aan de zelfscan te verrichten.
Juist toen ik enige trots over mijn vorderingen voelde opkomen, verscheen uit het niets een winkelmeisje naast mij. Ze siste iets. Pas toen ze het herhaalde, kon ik het verstaan: „Steekproef!”
Eén voor één inspecteerde ze streng mijn boodschappen. Was ik iets vergeten, vroeg ik me koortsachtig af. Ik zag me al gedwee achter de winkelchef („Komt u even mee?”) aansjokken naar een raamloos kamertje tussen afgekeurde voorraden. Het wachten was op de winkeldetective van dienst, vermoedelijk een chagrijnige vijftiger, ooit weggepest bij de politie. „Wat waren we van plan?” zou hij zuchten.
Gelukkig had ik geen fout gemaakt, maar dat was nog geen reden voor overmoed, merkte ik enkele dagen later. Voor bepaalde broodsoorten moest ik een ander venster op het schermpje aantikken. Ik kon het niet zo gauw vinden en gokte maar wat. Kennelijk hadden mijn manoeuvres de aandacht getrokken, want een winkelmeisje schoot meteen toe.
Opnieuw bleek dat ze ook bij Albert Heijn de winstmarges strenger bewaken nu de winkeldiefstallen toenemen; hopelijk hebben ze evenveel aandacht voor de lonen van het winkelpersoneel. Er hangen in sommige filialen zelfs Engelse vertalingen van waarschuwingen in het Nederlands. Zo heb ik geleerd dat ’steekproef’ in het Engels ‘random sample’ heet.
Inmiddels was ik zozeer afgeleid door het gedoe bij de zelfscan dat ik vergat af te rekenen. „Menéér!” gilde hetzelfde meisje. Ik was erbij. Dus toch. Goddank bleek ze bereid het in der minne te schikken. Ik kende weer mijn plaats: bij de kassa.