De afgelopen weken is door meer huishoudens dan verwacht een beroep gedaan op het Tijdelijk Noodfonds Energie om hun energierekening te betalen. Dat meldt demissionair minister van Armoedebeleid Carola Schouten (CU) in een brief aan de Tweede Kamer. Daarom stellen het kabinet en energieleveranciers 24 miljoen euro extra beschikbaar, meldt Schouten.
Sinds het openen van het fonds op 22 januari zijn tot en met 11 februari al 85.586 aanvragen binnengekomen bij het loket. Door de grote vraag is de voorspelling dat met het beschikbare budget van 60 miljoen euro het noodfonds open kan blijven tot eind februari, één maand voor de geplande sluiting van het fonds.
Energieleveranciers hebben 8 miljoen euro extra beschikbaar gesteld. De Rijksoverheid vult dit bedrag aan met 16 miljoen euro die hiervoor al gereserveerd staat in de begroting. Het totale beschikbare budget stijgt hierdoor van 60 naar 84 miljoen euro. Verwacht wordt dat op deze manier het noodfonds tot medio maart open kan worden gehouden. Wel blijft dit afhankelijk van het aantal aanvragen, meldt Schouten in de brief.
Het Tijdelijk Noodfonds Energie is op 22 januari 2024 door energieleveranciers en de overheid geopend met het doel kwetsbare huishoudens te helpen bij het betalen van een hoge energierekening. In 2023 kregen ruim 50.000 huishoudens al steun uit het fonds, dat in totaal 43,7 miljoen euro uitkeerde. Met een gemiddeld compensatiebedrag van 105 euro per maand hopen energieleveranciers te voorkomen dat energieschulden ontstaan. Al op de eerste dag van de openstelling van het noodfonds in 2024 werden er 17.000 aanvragen gedaan.
De zeventiende-eeuwse Amsterdamse patriciër Jan Six was een echte kunstliefhebber. Zo liet hij in 1654 zijn portret schilderen door Rembrandt. Minder bekend is een schilderij van zijn beeltenis dat tien of vijftien jaar later werd gemaakt door Wallerant Vaillant (1623-1677), een inmiddels bijna vergeten kunstenaar aan wie het Amsterdamse Museum Van Loon nu een tentoonstelling wijdt.
In Vaillants busteportret verschijnt Six met een zelfverzekerde blik in de blauwe ogen, lange roodblonde krullen rond het magere gezicht en een donkere mantel met een eenvoudige witte kraag. Pal ernaast hangt een prent die Vaillant naar zijn eigen schilderij heeft gemaakt: de afdruk toont Six in spiegelbeeld en geeft in zwart-wit een treffende reproductie van de overwegend donkere tonen die het geschilderde origineel kenmerken. Dat is opvallend omdat gravures over het algemeen zijn opgebouwd uit vele, parallel uit een koperplaat gestoken lijnen. Door die nu eens dichter bij en dan weer verder van elkaar te plaatsen, of ze elkaar te laten kruisen, kan er heel goed licht- en donkerwerking mee worden gesuggereerd. Maar een fluwelig, schilderachtig effect zoals in Vaillants prent wordt er niet mee bereikt.
Wallerant Vaillant heeft hier dan ook de destijds revolutionaire techniek toegepast van de mezzotint, die ook wel toepasselijk ‘zwartekunst’ wordt genoemd. In het geval van het portret van Jan Six is ook de koperplaat bewaard gebleven en hier tentoongesteld. Op het eerste gezicht is er op het glimmende oppervlak weinig te zien, maar het loont de moeite om er eens van opzij in strijklicht naar te kijken. Dan blijkt dat in de mezzotinttechniek (zoals ook blijkt uit een instructief filmpje in de expositie) de koperplaat eerst door middel van een ‘wiegijzer’, een halfrond instrument met een rij scherpe punten, in een tijdrovend proces, wordt voorzien van talloze putjes. De voorstelling krijgt daarna vorm door het oppervlak weer, geheel of gedeeltelijk, glad te polijsten op plaatsen waar lichtere partijen vereist zijn. Na het inkten zet de kleurstof zich vast in het reliëf, waardoor in een afdruk op papier alle gewenste grijstonen kunnen worden bereikt.
Technisch begaafd
De techniek van de mezzotint, ontwikkeld in Duitsland rond 1640, vereist de hand van een technisch begaafd kunstenaar, en Vaillant was zo’n virtuoos. Hij was geboren in Rijsel (Lille), nu in Noord-Frankrijk, destijds het zuidelijkste deel van Vlaanderen. Na een leertijd in Antwerpen verbleef hij een jaar of tien in Amsterdam. Tijdens een verblijf in Heidelberg en Frankfurt leerde hij de zwartekunsttechniek kennen, die hij na zijn terugkeer in Amsterdam in 1665 nog vaak zou toepassen.
In die tweede Amsterdamse periode legde Vaillant zich toe op geschilderde portretten van onder meer leden van de familie Van Loon: degelijke maar weinig sprankelende uitbeeldingen van ernstige rijkaards en regenten. Hoogtepunt in die productie is het ambitieuze, ruim twee meter in het vierkant metende groepsportret van de Regentessen van het Walenweeshuis (1671), met de massieve gestalten van drie bestuursleden in zwarte jurken rond een tafel en onder majestueuze oranje draperieën, en een heel wat bescheidener weesmoeder en -meisje in het hoekje.
Interessanter zijn Vaillants levendige portretten getekend in zwart krijt. Ook daarin onderscheidde hij zich als een eigenzinnig kunstenaar die vaak reeksen maakte van hele families. De tekeningen waren daarbij, ongebruikelijk in die tijd, het eindproduct. Soms vormen ze het resultaat van een soort groeiproces waarin de toename van de omvang van de serie gelijke tred houdt met uitbreidingen van de familie. Dergelijke reeksen zijn in de loop der tijd vaak uiteen gevallen omdat tekeningen los werden geërfd of verkocht. De kwetsbaarheid van krijt op papier of perkament, die gemakkelijk slijt als tekeningen opgestapeld worden bewaard, doet de zaak ook geen goed. Toch zijn er indrukwekkende reeksen bewaard gebleven zoals die van de familie van de welgestelde Amsterdamse zeepzieder Jacob Pietersz Elias, wiens portret vergezeld wordt door dat van zijn echtgenote Vrouwtje Pancras, haar ouders, en vier van hun kinderen. De portretten zijn fraai gedetailleerd en subtiel uitgevoerd, al vertonen vooral de kinderen weinig variatie in houding en oogopslag.
Gezien de aard van deze krijttekeningen, met al hun gradaties van wit, zwart en alle tussenliggende grijstonen, verwondert de interesse van Wallerant Vaillant in de mezzotint niet. Met de grafische techniek waarin hij als een van de eersten excelleerde, verwierf hij een reputatie die daarna al snel weer is vervaagd.
‘Architecture of the invisible’ heet de voorstelling van het Nederlands Dans Theater. ‘Architectuur van het onzichtbare’. Moeizame titel. Bedoelen ze luchtkastelen? Die verwaaien waar je bij staat, dus die architectuur laat ik voor wat hij is. Maar dat onzichtbare is spannend. Dat zie je niet, maar grote kans dat het er wel is. Zoals deze avond waar ik geniet van het onzichtbare dat drie dans-stukken zo verbindt, dat ze me samen diep raken. Hoe? Moeilijk te zeggen. Maar als het toch moet, noem het dan maar oer.
Oer. Vreemd woord. „Oerend hard” zong de Achterhoekse band Normaal lang geleden. Ik bezocht destijds hun concert in Amsterdam-Buitenveldert waar om te beginnen hun zwarte vrachtauto opzien baarde. Op de achterdeuren was een doodskop gekalkt, met daaronder de waarschuwing: ‘Kiek uut’. In een betonnen zaal voerde Normaal ‘Oerend hard’ uit. De song resoneerde in mijn borstkas en ik vergat nooit dat ze met dat ‘oerend’ niet alleen konden doelen op de snelheid van motorfietsen. Kiek uut, inderdaad: ze bedwelmden ons, hun publiek, met een oergevoel dat ons deed brullen.
Nu wordt er zelden bij gebruld maar het hoeft niemand te verbazen dat kunst precies dat oergevoel teweeg kan brengen, wanneer het meeslepende nu van de kunst fuseert met het magnifieke toen van de oerknal. Het geeft de sensatie dat je afdaalt naar een modderige oorsprong en opstijgt naar de engelen. Engelen bestaan niet, maar aangezien het zonder niet ging werden ze lang geleden verzonnen om de hemel te helpen met dans en zang.
Ik zit dus te kijken naar het Nederlands Dans Theater. In het tweede stuk golven de dansers over het toneel als een zwerm spreeuwen. Nee, als een uitbuikende amoebe. Het derde stuk doet daar een schepje bovenop met de horror van een horde hossende clowns – kwasi onderdanig, onaanraakbaar als getemde wilde dieren die altijd hun klauwen nog hebben. Maar dat het samen zo goed werkt, komt door het openingsstuk, waarin je soms niet bevat wat je ziet, want choreograaf Jiří Kylián verstrengelt de dansers tot optische raadsels, tot glimpen van de gedachte dat dans zo oud is als de mensheid. Daar zijn aanwijzingen voor. Kijk naar het ritme in de prehistorische tekeningen in grotten en je vermoedt dat dans iets is wat de mens altijd kende, altijd anders en altijd hetzelfde.
Weet ik dat zeker? Nee. Maar het Rijksmuseum schiet te hulp. De expositie ‘Asian Bronze’ opent met een plat, menselijk sculptuurtje, niet prehistorisch maar wel zo’n vijfendertighonderd jaar oud. De armen krullen. Armen zijn recht, die doen dat niet, het lijkt erop dat iemand hier beweging zat uit te beelden, de werveling van handen en ellebogen. Ik twijfel er niet aan, dit mensje danst. Het beeldje ernaast is nog ouder. Het is een vrouw, met haar linkerhand in haar zij, en haar rechterarm voor haar middel gebogen – enfin, ga maar kijken in elke willekeurige balletklas. Ook zij danst.
Nee, roodgloeiend staan de telefoons nooit op dit uur. Het is woensdagochtend vroeg. „Fantastisch”, zegt Cecilia Wout, als ze na twee uur achter de laptop eindelijk een eerste beller heeft. Er wordt 50 euro gedoneerd. De vorige actiedag van Giro555, voor de aardbevingsslachtoffers in Turkije en Syrië, had ze op dit uur al wat meer belletjes gehad. Zoals van de vrachtwagenchauffeur die vroeg op pad was.
Om half negen wordt Wout afgelost. Tot politieke discussies over de actie is het niet gekomen bij haar. Wat ze anders zou hebben gezegd? „Naast barmhartigheid is neutraliteit een grondbeginsel van het Rode Kruis.” Dat staat ook in het script: maak duidelijk dat het om de slachtoffers gaat.
Om 5.55 uur woensdagochtend begon de actie van Giro555 in het Instituut voor Beeld & Geluid in Hilversum. De Samenwerkende Hulporganisaties zamelen geld in voor slachtoffers in het Midden-Oosten. In Gaza, Libanon, de Westelijke Jordaanoever, Syrië en Israël. Actieleider Harm Goossens van het Rode Kruis benadrukt een „tekort aan alles en er is gigantische angst.” Het gaat „helaas om hele basale dingen: medicijnen, voedsel, tenten, bedekking.” Waar je ook staat in het conflict, zegt hij, „alle begrip, maar dit gaat puur om menslievendheid.”
Na het aftellen door presentator Welmoed Sijtsma openen Noa Duizend en Selma Boulmalf de dag met een druk op de knop. Zij zijn van Deel de Duif, een Joods-Islamitisch dialooginitiatief dat ontstond toen de studenten elkaar kort na de aanslag van Hamas op Israël van 7 oktober vorig jaar leerden kennen in de ambtswoning van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema.
Met het initiatief propageren ze verdraagzaamheid, waar woede de boventoon voert. Deze week begon met huiveringwekkende beelden van een Palestijnse jongeman die verzwolgen werd door het vuur, na een Israëlische aanval op een tentenkamp bij het al-Aqsa-ziekenhuis in Gaza. Het NOS Journaal toonde het levenloze lichaam van een baby die na de aanval rondgedragen werd door radeloze nabestaanden. Er zou zich een Hamas-militant tussen hen hebben opgehouden, volgens het Israëlisch leger.
BN’er aan de lijn
Het leed is dag in dag uit te zien. Boulmalf aarzelt even, en zegt het dan toch. Het lege podium waar normaal dj’s een actiedag van Giro555 aan elkaar kletsen. Het gedoe rond omroepen die er geen volwaardige live-uitzending van wilden maken. Als niemand haar had gezegd dat het bij andere actiedagen ‘anders’ is, had ze het waarschijnlijk niet eens gemerkt, zegt ze. „Het gaat er elke dag over, maar nu trekken ze hun handen ervan af. Teleurstellend.”
Geregeld sijpelt de ambivalentie rond de actiedag door. Een belteammedewerker vertelt aan het eind van de ochtend dat hij twee belletjes had van mensen die niets wilden geven en dat even kwijt willen. Omdat hij de organisatie waar hij voor werkt op geen enkele manier in het politieke domein wil trekken, wil hij anoniem blijven. Het ging deze bellers om het deel van het geld dat beschikbaar gesteld wordt voor het ledigen van Israëlisch leed. Daar wilden ze niet aan bijdragen. Komt dat vaker voor bij acties, dat mensen bellen om te zeggen waarom ze niet doneren? Een ervaren kracht: „Dat gebeurt echt nooit.”
Mensen bellen juist naar 555 om te markeren waarom ze wél geven. Soms hebben ze er een verhaal bij, zeggen belteammedewerkers die dit vaker doen. Of ze vinden de kans dat ze een BN’er te spreken krijgen aanlokkelijk. Die kans is woensdag klein: maar een paar prominenten verlenen medewerking aan deze actie.
„Ik hoor vaak dat mensen zich machteloos voelen”, zegt Noa Duizend van Deel de Duif. „Maar doneren kan toch altijd, als je je zo machteloos voelt?” De bittere tegenstellingen in de samenleving zie je „misschien ook tijdens deze actie”, zegt ze. „Dat mensen denken: jij komt uit een bepaald land, ik geef jou geen geld. Terwijl het gaat om de medemenselijkheid. Dat stukje zou je toch moeten kunnen herkennen? Niemand heeft gekozen ergens geboren te worden, het is een privilege om hier in Nederland te wonen. Maak daar gebruik van.”
Wapens
Als het NOS Journaal in de uitzending van 7 uur live verslag doet, doet iedereen uit het belteam de headset op. Zodat ze in ieder geval bezig lijken. Belteammedewerker Heleen van de Poel van Stichting Vluchteling treft het niet. „Wij geven geen geld aan wapens, laat dat duidelijk zijn”, zegt ze bij het eerste en enige telefoongesprek in haar vroege shift. „Dat vind ik heel vervelend mevrouw, maar ik zit hier voor alle slachtoffers … Hallo?”
Ook Peter Thibaudier van Stichting Plan noteert 100 euro. Van een vrouw die er door een optreden van Ramsey Nasr in talkshow Bar Laat dinsdagavond „genuanceerder” over is gaan denken. Even verderop noteert een belteamcollega dat een vrouw „gezien de commotie” haar normale donatie verdubbelt: 100 euro.
Ineens, het is 9 uur geweest, rinkelen de telefoons volop. Een vrouw die in de zorg werkt wil meer doen dan doneren, zegt ze aan de telefoon. „Ik raad u af dat te doen, er zijn heel strikte protocollen om daar binnen te komen”, zegt Benjamin van der Sluijs (Unicef) van het belteam. „Ik zet erbij dat u informatie wilt ontvangen over hoe u nog meer kan helpen. Wilt u daar nog wat aan toevoegen?” De donatie: 100 euro.
Mooi verhaal, zegt Van der Sluijs. En hij krijgt alweer een belletje. „Wat fantastisch meneer. Wat mooi dat u geeft.”
Lees ook
Tussenstand Giro555-actie: 1,1 miljoen euro voor ‘alle slachtoffers geweld Midden-Oosten’