Paradijsvogelpracht en Papoea-erfgoed in Missiemuseum

Fluorescerend blauw, helgeel, verblindend paars, oranje, groen: de baltsdans van de paradijsvogels behoort tot de uitbundigste rituelen uit de vogelwereld. De mannetjes spreiden hun verentooi in verleidelijke poses. Met hun kop- en staartveren en vleugels vormen ze een kleurrijke, dansende waaier. Een baltsende paradijsvogel is een juweel.

Deze balts speelt zich af in de oerwouden van Nieuw-Guinea. Daar leiden de vogels een onzichtbaar bestaan, zou je denken, maar zo is het niet. Al eeuwenlang worden de vogels bejaagd. In het Missiemuseum van het Limburgse Steyl is een tentoonstelling gewijd aan deze spectaculaire vogels, de jacht daarop én de bescherming. Vogels van God. De reis van de paradijsvogel heet de expositie. Het kleine museum bevindt zich naast het voormalige klooster van Steyl, waar missionarissen werden opgeleid.

Ladenkasten vol veren

Vogelkenner en natuurhistoricus Marc Argeloo deed tijdens een speurtocht in de archieven een belangwekkende vondst: hij trof ladenkasten aan vol balgen van paradijsvogels: huiden met veren. Hij besloot het verhaal hierachter op te sporen en ontdekte dat Limburgse missionarissen om geld te verkrijgen voor hun zending in voormalig Nederlands-Indië handelden in de vogels. De vederdracht van de vogels was geliefd bij chique dames in West-Europese steden. Ze droegen soms zelfs hele vogels op hun hoeden, zoals enkele dameshoeden laten zien afkomstig uit de collectie van het Hoedenmuseum ‘Zet ’m op’ uit Andijk.

Film met Papoea-jagers

Argeloo richtte zich niet alleen het Europees perspectief. Hij deed samen met de Uncen-universiteit in de Papua-hoofdstad Jayapura ook onderzoek naar de rol van de paradijsvogel in de identiteit en cultuur van Papua. Want, zoals hoofdtooien op de expositie tonen, ook Papua-vrouwen verfraaiden zich met de sierveren, en mannen tooiden zich met de veren op krijgshaftige wijze.

Op een film uit dorp Arso komen de nazaten van de jagers van destijds aan het woord; ze verhalen vol gloed over de symbolische kracht van de paradijsvogels, toen en nu. Een van hen, Demianus, noemt de „vrouw een paradijsvogel”. (Het museum organiseert op 27 april een speciale Papoea-erfgoeddag over de paradijsvogel – zie kader).

Behalve een keur aan opgezette paradijsvogels zien we de wapens waarmee op de vogels werd gejaagd, het zijn speren met een zachte punt zodat de veren niet werden beschadigd. Paradijsvogels vonden in beeld en geschrift al snel de weg naar het westen. Auteur Rudolf Voorhoeve (1896-1982) publiceerde avonturenboeken over de jacht. Parijs beveelt (1934) is daar een van, met als ondertitel Roman van goud, veeren en bloed uit de oerwouden van Nieuw-Guinea. Het bevel dat Parijs uitvaardigde behelsde de vogelbuit. Ook is een stripboek Suske en Wiske aan de paradijsvogeljacht gewijd, De vogels der goden (1997), met kritische kanttekeningen jegens Chinese rovers die illegaal in de goddelijke vogels handelden.

Pronkstuk van de tentoonstelling is een Nepalese hoofdtooi, vervaardigd van paradijsvogelveren en versierd met parels en edelstenen, gevat in zilver. Aan het slot van Vogels van God komt de harde realiteit aan de orde: het leefgebied van paradijsvogels wordt ernstig bedreigd door het kappen van bos en de aanleg van wegen en oliepalmplantages. Ook vindt nog steeds illegale jacht plaats. In stalletjes langs de weg in Arso en rond de hoofdstad Jayapura, het vroegere Hollandia, biedt men gedode paradijsvogels aan. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.