Steden willen meer groen én meer woningen. Hoe gaan ze dat oplossen?

In Arnhem wipten bewoners vorig jaar in totaal 461.850 tegels, om plaats te maken voor planten, bloemperken, bomen of gras. Daarmee won de stad, in de categorie grote gemeenten (meer dan 100.000 inwoners), de vierde editie van het NK Tegelwippen.

Het tegelwip-initiatief past in een trend, zegt Robbert Snep, senior onderzoeker groene steden aan de Wageningen Universiteit & Research. „Sinds een jaar of tien zien gemeenten het belang van meer groen in. De een na de ander presenteert sindsdien ambitieuze plannen.” De grote steden lopen hierin voorop, zegt Snep. Hij noemt Amsterdam, Rotterdam, Groningen, Eindhoven. „Utrecht wil 4,4 km2 extra groen binnen de bestaande stadsgrenzen realiseren.” En Dordrecht heeft plannen voor de aanleg van een groot stadspark van bijna 4 km2.

Maar tussen plan en uitvoering staan nu nog allerlei „structurele barrières die vergroening tegenwerken”, zegt econoom Helen Toxopeus van de Universiteit Utrecht. Met collega’s deed ze er onderzoek naar in zes Europese landen, waaronder Nederland. Ze kwamen uit op zeven barrières, die ze in een publicatie twee jaar geleden in Landscape and Urban Planning opsomden. Het gaat onder meer om versnipperde en verkokerde overheden, een gebrek aan kennis bij veel partijen, weinig betrokkenheid vanuit de private sector en een gebrek aan geld.

Dat de aandacht voor groen zo sterk is gegroeid, noemt Toxopeus „volkomen terecht”. Bomen bieden schaduw tegen hittestress, die door klimaatverandering erger wordt. Vegetatie en bodem houden bij stortbuien water vast, waardoor de kans op overstromingen afneemt. Groen doet de menselijke gezondheid ook goed. En het kan de afname van de biodiversiteit tegengaan.

Als je voetbalvelden meetelt, maak je dan nog verschil tussen gras en kunstgras?Frank van Rijn Planbureau voor de Leefomgeving

Dat is de theorie. Maar dan de praktijk. Als steden zeggen meer groen te willen, moeten ze eerst weten hoeveel groen er is. „Gemeenten zijn niet verplicht dat in kaart te brengen. Er zijn geen gedetailleerde trendcijfers van”, zegt Frank van Rijn, onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving. Dat gaat volgens hem wel veranderen, in het kader van de Natuurherstelwet, waarover de Europese Raad en het Europees Parlement afgelopen november overeenstemming bereikten. Volgens die wet moeten lidstaten hun groen in kaart gaan brengen, en gaandeweg verbeteren.

Maar daar zitten veel haken en ogen aan, zegt Van Rijn. Wat tel je bijvoorbeeld als groen? „Horen speeltuintjes, weilanden en voetbalvelden daar ook bij”, vraagt Van Rijn. „En als je voetbalvelden meetelt, maak je dan nog verschil tussen gras en kunstgras?”

De Natuurherstelwet stelt ook dat van al het groen een bepaald percentage in stedelijk gebied moet liggen. „Maar wat tel je daar wel en niet bij? Hoe zit het bijvoorbeeld met de duinen bij Den Haag? Die worden meer als park gebruikt dan als natuurgebied.”

Daarnaast hebben gemeenten, behalve de aanleg van groen, ook nog allerlei andere opgaven. „Denk aan het nijpende gebrek aan woningen dat ze moeten oplossen”, zegt Toxopeus. Maar én extra woningen én extra groen, kan dat wel? „Veel gemeenten neigen in dezelfde richting”, zegt ze. Dat is: bouwen binnen de bestaande stadsgrenzen. Dat betekent meer woningen per oppervlak, verdichting. Maar dan nog is er extra ruimte voor groen nodig, zegt Toxopeus. „Er moet ergens ook iets af.” De meest genoemde kandidaat daarvoor zijn de auto’s, en de wegen.

Vierbaanswegen

Dat zegt ook John Boon, hoofd adviesgroep landschapsarchitectuur en groene stad bij adviesbureau Arcadis. „Amsterdam is begonnen het aantal parkeerplaatsen voor auto’s terug te brengen. Andere steden, zoals Rotterdam en Utrecht, brengen vierbaanswegen terug naar tweebaanswegen.” Groningen heeft de binnenstad al grotendeels autovrij, Leeuwarden heeft ook zulke plannen.

Maar projecten worden nogal eens belemmerd, ziet Toxopeus. Bijvoorbeeld omdat overheden verkokerd zijn. In het Europese onderzoek vertelde een Zweedse ambtenaar: „…het is erg sectoraal. Je bent ofwel een mobiliteitsplanner ofwel een stadsplanner. Ook de budgetsystemen zijn versnipperd.” Dat herkent Boon, van Arcadis. „Bij gemeenten zou de afdeling groen meer budget moeten krijgen. Maar welke andere afdeling levert dan in? Je krijgt interne strijd.” Volgens Toxopeus zijn gemeenten ook nog vaak gericht op de traditionele infrastructuur. „Voor wateropvang bijvoorbeeld wordt vaak eerst gedacht aan het riool, niet aan natuur.”

Daarnaast ontbreekt het vaak aan kennis, zegt de Wageningse onderzoeker Snep. Hij ziet het bij woningcorporaties, waarmee hij veel samenwerkt. En ook bij vastgoedontwikkelaars. Daarover publiceerde hij vorig jaar een studie met collega’s, waarbij drie vastgoedprojecten in Amsterdam, Haarlem en Eindhoven waren gevolgd. Snep: „Bij de ontwikkelaars ontbrak het aan kennis over stedelijke ecologie, over welke planten je kunt gebruiken, hoe je ze moet planten, hoe je vegetatie onderhoudt.”

Wat ook meespeelt, zegt Toxopeus, is dat ontwikkelaars groen nog vaak als een kostenpost zien. „Ze willen zoveel mogelijk bouwen.” Daarbij vergeten ze dat veel groen in de omgeving de waarde van vastgoed verhoogt. „Maar daar beginnen ze wel meer oog voor te krijgen.”

Verplicht nummer

Groene projecten kunnen ook vertragen, of stuklopen, op weerstand van burgers, zo laat het onderzoek van Toxopeus zien. „Gemeenten worstelen ermee hoe ze burgers kunnen betrekken”, zegt ze. Volgens Boon van Arcadis wordt participatie vaak gezien als verplicht nummer. „Er is veel wederzijds wantrouwen tussen gemeenteambtenaren en burgers.”

Volgens hem werkt de traditionele voorlichtingsavond in het buurthuis niet meer, waarbij mensen kunnen reageren op een plan dat toch al min of meer vastligt. „In mijn ogen moeten gemeenten veel meer in een vroeg stadium achterhalen waar behoefte aan is. Wat willen burgers wel en niet? Er zijn veel modernere manieren om participatie op te zetten, bijvoorbeeld met het gebruik van apps.”

Dat denkt ook Bep Schrammeijer van de Vrije Universiteit Amsterdam. Ze promoveerde 6 februari op onderzoek naar de waardering en het gebruik van onder meer het Amsterdamse Rembrandtpark door burgers. Ze gebruikte daarvoor enquêtes en een app. „Met de app bereik je deels andere, vaak jongere, mensen. De combinatie geeft je een beter inzicht.”

Schrammeijer zegt dat gemeenten parken en groene ruimtes vaak inrichten voor recreatief en actief gebruik. „Ze denken dat dat is wat de meerderheid wil. Ontmoeten, sporten, barbecuen.” Maar uit haar onderzoek blijken juist rust, natuur en wandelen het belangrijkst te worden gevonden.

In het Rembrandtpark wordt daarvoor vooral het zuidelijk deel gebruikt, zo ontdekte Schrammeijer. „Dat is wat dichter begroeid.” Het is volgens haar belangrijk dat gemeenten meer rekening houden met de verschillende functies van groen.

Steden zitten in een grote, complexe transitieHelen Toxopeus Universiteit Utrecht

Dat zegt ook Snep. Idealiter zou je willen dat het aan te leggen groen zowel helpt tegen klimaatverandering, als de menselijke gezondheid en de biodiversiteit verbetert. Maar volgens hem kijken gemeenten vooral naar het eerste. „Een wadi en een rij bomen is betrekkelijk makkelijk aangelegd.” Maar het verbeteren van de biodiversiteit vraagt vaak een rijke ondergroei, en een aanzienlijk aandeel van inheemse plantensoorten. „Dat kan bij architecten botsen op beelden over esthetica. En burgers kunnen het rommelig vinden.”

Toxopeus heeft, twee jaar geleden, ook meegeschreven aan een publicatie met twintig oplossingen. Meer samenwerking tussen publieke en private partijen bijvoorbeeld, meer demo-projecten, meer kennisoverdracht. Aan sommige oplossingen wordt inmiddels gewerkt, ziet Toxopeus. Zoals het „voorzien van een publiek mandaat”. „Dat zou een algemeen geldende norm kunnen zijn waaraan gemeenten en vastgoedontwikkelaars moeten voldoen”, zegt ze. In Nederland wordt zo’n groennorm onder beleidsmakers besproken.

Een andere oplossing die ze noemen, en die er in Europa leek te komen, was een verbod op de achteruitgang van de natuur. Dat was opgenomen in de Natuurherstelwet, maar is geschrapt. Lidstaten moeten zich nu ‘inspannen’ om die achteruitgang te voorkomen.

„Steden zitten in een grote, complexe transitie”, zegt Toxopeus. Wat betreft vergroening, energie, mobiliteit, waterbeheer, glasvezel. „Maar het gaat de goede kant op.” Dat vinden ook Snep en Boon.