Een paar dagen geleden waren ze elkaar bij toeval tegengekomen, in Amsterdam. Job Cohen en Ronald Plasterk hadden even staan praten. Over hoe het met de een ging, en met de ander. Cohen was eind jaren negentig staatssecretaris van Justitie, hij had de vreemdelingenwet ingevoerd, Plasterk had hem er een paar vragen over gesteld. Wat in de korte ontmoeting niet ter sprake kwam, is het onderwerp dat al weken het nieuws domineert: de formatiegesprekken tussen PVV, VVD, NSC en BBB. Plasterk leidt die; maandag biedt hij zijn eindverslag aan.
Job Cohen had, zegt hij, niet de behoefte gehad er wél over te beginnen. Hoewel hij er best wat over had kunnen zeggen. Dat hij er „buitengewoon verbaasd” over was geweest. Dat hij best snapte dat een coalitie met de PVV er zou kunnen komen, gegeven de verkiezingsuitslag. „Maar daar hoef je als PvdA’er niet aan mee te werken. Je organiseert als informateur mogelijk de totstandkoming van standpunten die haaks staan op die van de PvdA. Dan snap ik niet goed waarom je partijlid blijft.”
Bonaire
Na de verkiezingen ging eerst PVV-senator Gom van Strien verkennen welke partijen aan tafel zouden kunnen om te praten over kabinetsvorming. Maar die vertrok na twee dagen, nadat NRC had onthuld dat een voormalig werkgever aangifte tegen hem had gedaan vanwege oplichting en omkoping.
En toen was daar PvdA’er Ronald Plasterk. Gevraagd door Wilders, zei hij, omdat „hij de indruk had gehad dat ik hem geen loer zou draaien”. De twee hadden elkaar in de zomer ontmoet op Bonaire. Het klikte. Hij wilde het „niet groter maken” en zeker ook niet „dramatisch laten klinken”, zei Plasterk toen hij eind november aantrad. Maar het „land riep, toch?” En hij had geluisterd.
Na de verkenningsfase bleef Plasterk aan als informateur. Wekenlang probeerde hij met Wilders, Dilan Yesilgöz (VVD), Pieter Omtzigt (NSC) en Caroline van der Plas (BBB) te onderzoeken of de partijen verder wilden praten over een coalitieakkoord.
Een PvdA’er, al 46 jaar lid – en ja, nog steeds. Prominent lid bovendien. Hij was in de jaren tachtig gemeenteraadslid in Leiden, werd later minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Balkenende IV, 2007-2010), Kamerlid voor de PvdA (2010-2012) en minister van Binnenlandse Zaken (Rutte II, 2012-2017). En juist híj zou kabinetsvorming met de PVV onderzoeken? Bij de PvdA wisten ze niet wat ze hoorden.
Dat Ronald Plasterk van de partij was afgedreven, wisten ze wel. Ze konden het sinds 2020 bijna iedere week lezen in zijn columns in De Telegraaf. Daarin neemt hij geregeld standpunten in die veel PvdA’ers niet bij hun partij vinden passen: over klimaat, Europa, migratie. Hij schrijft er regelmatig over zijn eigen partij, die zich zou hebben „vervreemd” van arbeiders. Op grond van die columns kún je denken: Plasterk, uitgesproken tegenstander van het samengaan van PvdA en GroenLinks, heeft de PvdA allang opgegeven.
Maar of die standpunten níéuw zijn? Zijn oude columns – Plasterk maakte vanaf eind jaren negentig tot zijn eerste ministerschap columns voor de Volkskrant en Buitenhof – bieden herkenning. De moleculair bioloog, op tv bij Buitenhof steevast aangekondigd als „professor”, verklaarde in zijn derde column D66 dood. Mei 1999, een paar dagen na de nacht van Wiegel. In de Eerste Kamer had VVD’er Hans Wiegel tégen een correctief wetgevingsreferendum gestemd, een kroonjuweel van coalitiepartner D66. Premier Wim Kok (PvdA) had zijn ontslag aangeboden aan de Koningin.
D66 „is in feite overbodig geworden”, zegt Plasterk recht in de camera. Zijn haar nog wat donkerder grijs dan nu, zijn jasje nog niet op maat gesneden, geen stropdas. D66 heeft drieëndertig jaar bestaan, zei hij. „Mooie leeftijd, zo oud is Jezus ook geworden. Misschien tijd voor de Hemelvaart, dacht ik.” Bijna vijfentwintig jaar later is Plasterk, getuige zijn recentere columns, niet anders over die partij gaan denken.
Plasterks standpunten weken al vroeg ver af van de PvdA-lijn. Zo was hij uitgesproken tegen een Europese grondwet, tijdens het referendum in 2005, herinnert toenmalig partijvoorzitter Ruud Koole zich. „De partijlijn was om voor te stemmen”, zegt hij. „Plasterk vreesde dat de nationale soevereiniteit onder druk zou komen te staan, toen al.” Koole denkt niet dat zijn partijgenoot rechtser is gaan denken. „Deze denkbeelden heeft hij steeds gehad. Hij is het de afgelopen jaren wel explicieter gaan maken, hij heeft zijn toon aangepast aan zijn nieuwe publiek.”
Dat Plasterk de informatiegesprekken wil leiden, komt volgens Koole door een combinatie van „ijdelheid” (een woord dat vaak valt als PvdA’ers het over hem hebben) en „een wat mechanische opvatting van politiek”. Ideologie, bedoelt hij, weegt niet zo zwaar voor Plasterk. „Hij denkt: er is een uitslag, de PVV is de grootste, rechts heeft gewonnen dús moet er een rechts kabinet komen. En als ik gevraagd word, dan moet ik dat doen.”
Wie eerdere uitspraken terugleest, ziet dat Plasterk zich meermaals stevig tegen de partijen heeft gekeerd waarmee hij de afgelopen weken aan tafel zat. Een van zijn columns voor de Volkskrant uit 2006 heet ‘VVD: Volkspartij voor Viswijven en Demagogie’. Over de PVV zei hij in 2012 dat hij wilde „doorprikken dat Wilders ontzettende grote verhalen heeft, maar niets klaarmaakt.” Plasterk had kunnen zeggen, vindt Koole, dat hij niet wilde meewerken aan de totstandkoming van een PVV-kabinet: „Het is de verantwoordelijkheid van de PVV om ervoor te zorgen dat zo’n kabinet tot stand komt. Hij had ook kunnen zeggen: Daar werk ik als sociaaldemocraat, hoe ijdel ik ook ben, niet aan mee. Omdat de waarden zo haaks staan op die van de sociaaldemocratie”.
Guusje ter Horst, in het kabinet-Balkenende IV minister van Binnenlandse Zaken, herinnert zich dat Plasterk in het wekelijkse bewindspersonenoverleg van de PvdA „nooit onder stoelen of banken stak” dat hij voorstander is van kernenergie, een onderwerp dat hij nog steeds in De Telegraaf bespreekt. „Terwijl in die tijd ongeveer de hele wereld, en zeker de PvdA, tegen was”, aldus Ter Horst. „Nogal wat mensen zijn daarover van opvatting veranderd”. GroenLinks-PvdA is overigens nog steeds tegen.
Arbeiders lezen wél De Telegraaf
Dat Plasterk zich wel nog steeds verbonden voelt met de sociaaldemocratie, bleek afgelopen najaar in het Amsterdamse debatcentrum De Balie, bij het afscheid van Martin Sommer als Volkskrantcolumnist. In een gesprek op het podium met PvdA’er Jeroen Dijsselbloem, voormalig minister van Financiën en nu burgemeester van Eindhoven, kwamen de Telegraafcolumns van Plasterk ter sprake. Hij zat in het publiek. Door de gespreksleider om een reactie gevraagd, vertelde Plasterk over zijn buurt in Amsterdam, waar bijna niemand meer PvdA zou stemmen, en dat hij week in week uit in De Telegraaf opschreef waarom dat was. Dat arbeiders wél De Telegraaf lazen. Hij zei, herinnert Sommer zich desgevraagd, „iets over dat bestuurders beter naar kiezers moesten luisteren. Waarop Dijsselbloem antwoordde dat het land ook bestuurd moest worden, en er niet alleen geluisterd kon worden naar kiezers”.
Het is een boodschap die Plasterk vaker onder de aandacht probeert te brengen bij zijn partijgenoten. Ook bij Job Cohen, die een tijd geleden een mail van hem kreeg. „Hij schreef dat zijn columns toch geen reden konden zijn om geen contact te hebben. Dat de mensen uit zijn buurt de afhakers waren, die ooit bij de PvdA hoorden.” Cohen, grappend: „Daar kon ik, theedrinker, natuurlijk geen nee op zeggen”. Plasterk schreef dat hij de sociaaldemocratische boodschap over wilde brengen aan de Telegraaflezer. Cohen: „Als ik al iets van die columns zie, dan kan ik dat er niet bepaald in bespeuren”. Het mailcontact bloedde dood.
Andere PvdA’ers, politiek actief, krijgen ook berichtjes van Plasterk over een ingenomen standpunt, de actualiteit of hun beleid. Wat dat zegt? Volgens sommigen probeert hij zijn mening op te dringen, zijn gelijk te bewijzen. Zij zien dat Plasterk er niet ontvankelijk voor is als onjuistheden uit zijn columns worden weersproken. Anderen zien zijn berichtjes als bewijs dat hij zich nog betrokken voelt bij de partij. Waarom zou hij anders de moeite nemen?
Hoeden
In 2008 bracht EW, het voormalige blad Elsevier, een boek uit over de Amerikaanse politieke tv-serie West Wing, in Nederland populair bij politici en ambtenaren. Daarin speelt acteur Martin Sheen de fictieve president Josiah Bartlet, een charismatische intellectueel. Op de boekpresentatie, zegt voormalig hoofdredacteur Arendo Joustra, hield men een feitenquiz over de serie. „Ronald Plasterk wist álles”, zegt Joustra. Hij meent zich te herinneren dat Plasterk won. Maar wat méér indruk op hem maakte: Plasterk wist, net zoals Bartlet heel vaak had gedaan, zijn jasje in één soepele beweging (de flip) aan te trekken.
Plasterk, zeggen mensen die met hem gewerkt hebben, houdt van politiek. En van de aandacht die politiek kan opleveren. Bijna iedereen zal zich zijn hoeden herinneren, de vele bezoekjes aan evenementen als cultuurminister. Hij is ook ambitieus, zeggen partijgenoten. In 2012 nam hij het op tegen Diederik Samsom in de strijd om het partijleiderschap. Het ging er, zeker aan het eind, heftig aan toe. Maar toen eenmaal bleek dat Samsom had gewonnen, zeggen betrokkenen, kon hij meteen rekenen op loyaliteit van Plasterk.
Zijn ijdelheid, zeggen mensen die hem kennen, kan Plasterk ook in de weg zitten. Hij laat graag zien dat hij het beter weet. Hij was als minister niet altijd goed in het aanbrengen van een duidelijke lijn. Het zijn berichten die nu ook klinken bij formerende partijen. Dat hij de boel volgens betrokkenen op z’n beloop liet, zou de gesprekken geen goed hebben gedaan. Cohen: „Hij vindt het heel mooi dat hij dit mag doen. Maar als dat gedreven is door ijdelheid, dan is het risico dat dat meer plaats inneemt dan het doel”.
Lees ook
Lange discussies, weinig sturing van de informateur: de formatiegesprekken waren langzaam verzand