Niets ademt Portugal als een blikje sardinepaté. Zoals in zoveel landen, heb je in Portugal betere en minder goede restaurants, authentieke pareltjes en tourist traps. Maar een ding hebben ze allemaal gemeen: de maaltijd begint altijd met een mandje brood met daarbij een kuipje sardinepaté.
Goede sardinepaté bestaat voor het grootste gedeelte uit gemalen vis (sardines en wat makreel vaak) met zonnebloemolie, op smaak gemaakt met tomatenpuree en mosterd. Het is gladgedraaid, dus zonder stukjes, maar toch altijd een beetje korrelig, vissig en grauwbruin van kleur. Dat klinkt niet bijzonder aantrekkelijk, ik weet het, maar op een snee warm, gegrild zuurdesembrood is het onweerstaanbaar lekker en (eet)lustopwekkend.
Dus natuurlijk kiezen we – uit een weelderig aanbod, kleurrijk geïllustreerde Mediterrane visconserven op een speciaal ontworpen houten presentatiemeubeltje – voor de sardinepaté bij Portugees restaurant Chez Antoinette in Deventer. Beter gezegd: het is een Nederlands restaurant met een Franse naam en een diepgewortelde liefde voor de Portugese keuken. Het is bovenal een heel fijn familierestaurant met een bijzondere geschiedenis.
Het begon in 1965, vertelt uitbater Alain Legel, kleinzoon van de naamgeefster, toen zijn oma op deze plek een kroeg overnam. Legel groeide op in de veronderstelling dat zijn grootmoeder, die in Rotterdam woonde, omwille van de rust een pied-à-terre in Diepenveen had betrokken en daarná een kroeg in de buurt had overgenomen. Maar het bleek andersom te zijn: ze kocht een huis in Diepenveen omdat ze plotseling een kroeg bezat in Deventer, biechtte een tante vier jaar geleden op. Wat bleek: Antoinette Heijdenrijk bestierde een illegaal casino ergens in de grensstreek met Brabant. Een Deventer kroegbaas stond zo ver bij haar in het krijt, dat ze hem voor de keuze stelde: of zijn schuld afbetalen met zijn kroeg, or he would be sleeping with the fishes… Capisce?
Dat verklaarde een hoop voor Legel – bijvoorbeeld de dure auto’s waarin zijn oma rondreed. Snel daarna nam zoon Hans met zijn vrouw Lidy de zaak over. Ruim twintig jaar later, pas in 1990, maakten zij er een restaurant van.
Zalvige chorizokroketjes
Waar komt die Portugese inslag dan vandaan? Noch de Legels zijn Portugees, noch chef-kok Roderick van Saeftinghe, die 25 jaar geleden als student bij Chez Antoinette begon, toen moeder Lidy nog in de keuken stond. Ze houden gewoon van het land: Legel herinnert zich dat zijn ouders hem sinds 1974, het jaar van de Anjerrevolutie, ieder jaar ernaartoe meenamen. Die liefde vertaalt zich in een volledig Portugese wijnkaart, blikvis, veel aperitiefhapjes – zoals een smaakvolle vega-bitterbal van lokaal geteelde oesterzwammen en zalvige, oerdegelijke chorizokroketjes van de Hanos – en een aantal Portugese klassiekers zoals zoete chorizoworstjes gesmoord in PX-sherry of bacalhau à brás: een sappige, zoute aardappelrösti met ui en gedroogde kabeljauw erdoor.
Andere gerechten zoals de sopa de espinafre, hebben, behalve dat de naam (spinaziesoep) vertaald is, helemaal niets met Portugal te maken. Het is een donkere, stevige spinazie-kikkererwtensoep – naar goed recept uit een Deventers kookboek – lekker kruidig op smaak gebracht met gember. Bij de gebakken coquilles met bloemkoolcrème – tot zover een geijkte combi – vinden we gestoofde stukken buikspek in een Chinese saus met tau sie (gefermenteerde zwarte bonen) en steranijs, gebonden met Deventer koek. Een Franse klassieker en het verre oosten verbonden met een plakje Hanzestad. Het werkt wonderwel, zonder de plompe schelpdieren te overstemmen.
Vegetarisch is er een heel aardige, frisse, klassiek aangemaakte, tartaar van paprika. En als hoofdgerecht een feijoada – een klassieke Braziliaanse armeluisbonenstoof, traditioneel met varkensafsnijdsel (oren, staartjes, pootjes). Maar dan zonder varken. Hou je over: een lichtpittige, komijnige bonenschotel met stevige boter- en zwarte bonen, niets is papperig. Geroosterde mais en dotjes zure room maken het wat tex-mexig.
De flat iron (ofwel sukade-) steak is een zeer smaakvol stuk vlees, minder mals, maar duizend keer interessanter dan een ossenhaas. Hij is mooi egaal rosé, met een garnituur van beetgare verse paddestoeltjes, met parelgort en een klassieke portsaus. Dit is gewoon een heel lekker stuk vlees voor 27 euro. (Bedenk daarbij alsjeblieft dat je tegenwoordig in menig eetcafé al makkelijk 25 euro voor een stukje varkenshaas met friet en sla aftikt!)
De cuissons zijn stuk voor stuk in orde. De smaken degelijk. De ingelegde garnituren, komkommer en bleekselderij, verdienen een bijzondere vermelding: ze zijn superfris en knapperig en sprankelend lichtzuur. Alle hoofdgerechten zijn ook in tussenmaat te bestellen, dan is er meer te proeven. Iedereen in de bediening heeft er schik in vanavond. En de wijnen zijn leuk bij het eten, zoals een appelige vinho verde of een rosé uit de portstreek Douro – door porthuis Niepoort op nieuwe eiken vaten gelegd, waardoor die een zweem krijgt van in vanilllesuiker gemacereerde bosaardbeitjes. De rode field blend (eveneens Douro) is weinig verfijnd maar lekker rond voor bij het rode vlees.
Iets te zeuren dan? De octopus zou wat peper – of gerookte paprika – kunnen gebruiken, maar is desalniettemin perfect mals met bite, de garnalen in knoflookolie zijn gewoon saai. Waar je voorts over na kunt denken is dat de meeste gerechten juist leuk zijn om als tussenmaatje naast elkaar te proeven, in ieder geval interessanter dan als ik in m’n eentje als hoofdgerecht een groot bord klipvisrösti moet wegprikken, stel ik me voor. Soit.
Er is verder echt heel weinig op aan te merken: Chez Antoinette doet precies wat het belooft – het is fijn restaurant waar je gewoon lekker kan eten, met een groot mediterraan plezier.
Moeder: „Mijn zoon (7) heeft last van twee pesters in de klas. Het is nog vrij onschuldig en soms speelt hij gewoon met ze en lijkt er niks aan de hand. De pestertjes geven hem af en toe een duw, noemen hem nare namen, en één maakt iedere dag een vervelende opmerking over zijn kleren. Mijn zoon draagt weinig merkkleding, die andere jongen altijd. Zijn reactie op de jongens is niks doen, niks zeggen. Gelukkig heeft hij vriendjes in de klas. We hebben het verteld aan de juf, zonder effect. Zelf kan ik goed boven dit zielige gedrag staan, maar ik zie aan onze zoon dat het zijn zelfvertrouwen aantast, al praat hij er thuis liever niet over omdat hij zich schaamt. We hebben met hem gevatte opmerkingen geoefend; dat gaat steeds beter. Maar laatst had hij een nieuw voetbalshirt aan, en hebben ze er een flinke kras op gezet. Ik wil geen ouder zijn die bij andere ouders aanbelt. Wat kan ik doen om het pestgedrag te stoppen?”
Terug naar school
Ron Scholte: „Pesten is niet ‘onschuldig’ zodra het slachtoffer het als pijnlijk ervaart. Ik snap dat u de zwaarte uit de situatie wilt halen, maar het begint ermee om een verschil te maken tussen wat voor u erg is, en wat voor uw zoon. U kunt er wel boven staan, maar kan uw zoon dat ook? Ga uit van wat voor hemzelf pijnlijk is. Als een kind zich niet serieus genomen voelt, komt het namelijk meer geïsoleerd te staan, en vertelt het thuis en op school mogelijk minder.
„Ouders reageren vaak op pestgedrag vanuit hun eigen normen en waarden. Soms zeggen ze: ‘Sla hem één keer goed op zijn bek.’ Een enkele keer helpt dat misschien, een andere keer slaat de pestkop met een bende vriendjes terug. Voor u zijn gevatte opmerkingen een strategie, maar dat werkt alleen als ook het pesten puur verbaal is. Dat is hier niet zo: ze duwen hem, en krassen op zijn shirt.
„Als dit op school plaatsvindt, moet u teruggaan naar school. Daar ligt de verantwoordelijkheid om dit pestgedrag aan te pakken. Kennelijk gebeurt dat onvoldoende.”
Verantwoordelijkheid
Stijn Sieckelinck: „Er zijn geen rechttoe-rechtaan-manieren om onze kinderen weerbaar te maken tegen de uitwassen van groepsprocessen. Maar een kras op het shirt hoeft geen kras op de ziel te betekenen. Waar het om gaat, is dat we als volwassenen in dit soort situaties om onze kinderen heen moeten gaan staan.
„Waarom zou u de ouders van twee zevenjarige kinderen niet even kunnen aanspreken, om zonder beschuldigingen te zeggen: ‘Ik zie dat de verstandhouding niet zo lekker loopt. Wat merken jullie daarvan?’ Dat kun je juist bij 7-jarigen nog zo goed doen, bij 12-jarigen wordt dat veel moeilijker. Het heeft op de juf veel meer effect als drie ouders zeggen: ‘Wil je ons informeren over wat je tussen onze kinderen ziet gebeuren?’
„Als we ons als ouders, als school erbij neerleggen dat dit soort dingen gebeuren, wordt niet alleen het zelfvertrouwen van het kind aangetast. Er ontstaat ook een ‘moral injury’. Dan leert hij namelijk dat zelfs de voor hem allerbelangrijkste volwassenen niet in staat zijn om adequaat onrechtvaardigheid aan de orde te stellen. Dit tast het vertrouwen in de wereld aan. In dat licht is contact opnemen met de ouders een kleine moeite.”
Zijn afscheid van de smartphone, nu zeven jaar geleden, was een radicale daad. Het was op filosofiekamp en Floris van der Pol zat met studiegenoten rond het kampvuur toen iemand een betoog begon over Big Tech en dat de smartphone zo afleidend en verslavend is, en besloot met: „Kom, we gooien allemaal onze telefoon in het vuur!”
Niemand reageerde, behalve Van der Pol. Die liep naar de tent en kwam terug met z’n iPhone 3, hield ’m boven de vlammen en liet het apparaat, hup, vallen. Bijna geruisloos, wat de opwinding in het gezelschap alleen maar vergrootte. „Was het een grap?” „Heeft-ie het echt gedaan?” Even brak zelfs paniek uit. „Straks gaat-ie ontploffen!”
En nee, het was geen weloverwogen daad. Geen beslissing van Floris de Rationele. Misschien had Van der Pol het gelaten als-ie niet een paar biertjes op had. Floris de Onbesuisde. Of als-ie niet toch al zijn smartphonegebruik aan het minderen was en die snelle Samsung S7 nog had in plaats van zo’n oude iPhone die al traag opstartte. Floris Die Er Wel Klaar Mee Was. Of als bij het kampvuur niet ook die ene leuke studente had gezeten op wie hij stiekem indruk had willen maken, nu de moeder van zijn driejarige dochter.
En zo kun je over zijn motivaties voor die ene daad wel tien verhalen vertellen, en allemaal zijn ze een beetje waar. Want de mens, beseft Van der Pol, is geen coherent wezen maar een polygoon van stemmen, voortdurend in tegenspraak met zichzelf.
7 years without a smartphone heet de korte film die de 33-jarige schrijver, filosoof, filmmaker en voormalig stoïcijn maakte over zijn leven na dat ene kampvuur. Een liefdesverhaal waarin Van der Pol als The Offluencer, één van zijn alter ego’s, zijn bezitterige ex, de iPhone 3, vaarwel zegt – It’s as if you had taken over every part of my life – en trouwt met de bescheiden Nokia 105 zonder internetfunctie – I fell for your incredible calmness.
De film, waarin Van der Pol zijn relatie tot de online wereld onderzoekt, ging in september in première in het Luxor Theater in zijn woonplaats Zutphen.
Geen film voor de massa, want opgebouwd uit zeven hoofdstukken, allemaal met een eigen vorm. Zeven potentiële afhaakmomenten, zou de – vluchtige – online kijker zeggen. Het ene moment zie je The Offluencer wandelen in het bos, het volgende zit-ie in een tv-show met poppetjes van karton. Zulke wisselingen zouden er op een online platform als YouTube bepaald geen kijkcijferhit van maken.
Een YouTube-kijker, „of eigenlijk: het algoritme”, wil bij de hand genomen worden, die wil precies weten wat er komt.
Een YouTube-kijker, „of eigenlijk: het algoritme”, wil bij de hand genomen worden, die wil precies weten wat er komt. Die houdt niet van inconsistenties, de incoherente mens.
Van der Pol weet heel goed wat de YouTube-kijker wél wenst. Jarenlang heeft hij als Floris Leest (6,22K abonnees, 135 video’s) op datzelfde platform literatuur en filosofieboeken besproken, met als een van de meest bekeken filmpjes (ruim 19.000 weergaven) zijn kritiek op De Meeste Mensen Deugen – waarop auteur Rutger Bregman zelf reageerde met ‘niet alleen de grappigste, maar misschien ook wel inhoudelijk sterkste kritische recensie van m’n boek’.
DIE FRICTIE, HET KROMME, HET SCHEVE, DE DWALING, DE INCONGRUENTIE, DAT WAT JE NIET METEEN BEGRIJPT: DAT IS WAAR HET IN HET LEVEN OM DRAAIT
Als bijverdienste voorzag Van der Pol de laatste jaren honderden youtubers van advies over hoe meer kijkers te bereiken. Vanuit huis gaf hij tips aan een pensionado die zijn volgers wilde vertellen over zijn nieuwe leven, een Amerikaanse huiskamerfilosoof die zijn publiek wilde boeien met verhalen over Karl Popper. Talking heads-in-spe. Geen entertainment, maar educatieve kanalen.
Jezelf níét herhalen, was één van zijn tips. Anders haken kijker af. Nóóit doorgaan op je eigen grapje, misschien vond de kijker het grapje niet leuk. Filter alle geluidjes van slikken en boeren eruit, vinden kijkers onsmakelijk. Simpele taal. Geen emoties anders dan blij, verdrietig of boos. Geen verrassing, geen ambiguïteit. Helder, duidelijk, overzichtelijk.
Dat is de online wereld.
Maar enkele maanden geleden is Van der Pol met zijn klussen gestopt. Hij wilde zulke adviezen niet langer verkondigen dus nu zit hij even werkloos thuis, vertelt-ie blootvoets in de keuken zoekend naar een blik koffie, dat leeg blijkt. „Thee oké?”
Wat stond je zo tegen aan het werk?
„Nou, ik heb niks tegen eenduidigheid. Ik bedoel, als jij een instructiefilmpje maakt over hoe je een automotor repareert, dan hoop ik dat zo’n filmpje eenduidig is. Een rechte lijn, van A tot Z. Maar als het gaat om werkelijk denken of iemand iets laten voelen? Het almachtige algoritme beloont je als je dat ook versimpelt tot rechtlijnige content. Vanaf de eerste tel moet alles duidelijk zijn. En net prikkelend genoeg om de kijker vast te houden.”
Wat is daar mis mee?
„Je bent alleen maar bezig met plezieren van de god die YouTube heet. Offers brengen, in de hoop dat die je beloont met meer views, meer advertentie-inkomsten. En alles wat ‘frictie’ oplevert, omdat het niet ‘leuk’ is of ‘ambigu’, knip je eruit. Terwijl, die frictie, het kromme, het scheve, de dwaling, de incongruentie, dat wat je niet meteen begrijpt: dat is waar het in het leven om draait. Zoals je bij een theaterstuk ook niet halverwege wegloopt omdat het ingewikkeld is. Misschien resoneert die hele avond maar één scène, omdat die je raakt. Maar dan wel écht. En op dat punt beland je op het internet zelden.”
Jij zegt nog ‘het’ internet.
„Oh wat zeggen andere mensen dan? Gewoon ‘internet’? Oh nou, ik zie het internet toch wel als een aparte wereld ja.”
‘Het internet’ zit bij Van der Pol niet in zijn broekzak. Het is voor hem een fysieke plek: trap op, tweede deur links. Zijn werkkamer, waarvan hij de kamerdeur achter zich dicht kan trekken wanneer hij het wenst. „Eigenlijk zou ik zo’n modemgeluidje moeten laten klinken telkens als ik die kamer betreed, haha.”
De mens is niet zo eenduidig als YouTube voorschrijft. Dat besef is ook bij Van der Pol langzaam ingedaald.
Opgegroeid in een ondernemersgezin – „echt VVD” – had hij jarenlang voor ogen dat het hoogste levensdoel niets anders kon zijn dan geld verdienen, succesvol zijn. Gaf-ie in groep drie van de basisschool een presentatie over aandelen. Daarna ging hij bedrijfskunde studeren – „ook afgemaakt”.
Floris de Materialist.
Bijzondere interesse had hij voor de leer van de stoïcijnen, die in de Griekse oudheid het ‘deugdzaam leven’ centraal stelden.
Maar toen hij op de universiteitscampus eens het verkeerde lokaal binnenliep, een filosofieles over Friedrich Nietzsche, vielen hem de schellen van de ogen. Diens bekende uitspraak ‘God is dood’ werd behandeld en Van der Pol had geen idéé wat de uitspraak betekende, maar alleen al het feit dat iemand zoiets ruim honderd jaar geleden heeft gezegd en het daar nu nóg over gaat… „Hebben wij mensen hem vermoord? Letterlijk God? Of het idee van iets groters? De vooruitgang? Wetenschap?”
JE KUNT HET GELUK BIJ JEZELF VINDEN: DAT WAS EEN HELDERE, WELKOME BOODSCHAP. DUS ZO BEN IK GAAN LEVEN
Bijzondere interesse had hij voor de leer van de stoïcijnen, die in de Griekse oudheid het ‘deugdzaam leven’ centraal stelden. Alleen zaken waarover je controle hebt, is hun levensles, kunnen dat ideaal verwezenlijken. Zoals je eigen rationele oordelen en handelingen. Op al het andere, van rijkdom tot reputatie en tegenspoed, heb je geen invloed. Die zijn dan ook onbelangrijk.
Waarom sprak dat je zo aan?
„Ik dacht: wow! Hiermee houd ik de regie over mijn eigen leven! Ik was net naar Rotterdam verhuisd, voelde me daar nog niet verbonden. Ik kende er weinig mensen en ben sowieso gevoelig voor indrukken van buitenaf. Alleen al dat geluid van die langsdenderende tram… En als je dan hoort: je kunt het geluk bij jezelf vinden. Dat was een heldere, welkome boodschap. Dus zo ben ik gaan leven.”
Floris de Stoïcijn.
En, kwam het geluid van de tram toen minder hard binnen?
„Ja, want als je maar vaak genoeg tegen jezelf zegt ‘dit is buiten mijn invloed’, dan heeft dat effect. Je ontwikkelt een citadel met daarbinnen je eigen veilige wereld.”
Zijn rationele kant kreeg de overhand. Zo was Van der Pol in die tijd onmiskenbaar een goeie student en zijn vrienden zeiden soms: jij bent echt wel ‘wijs’. Omdat hij alles kon relativeren. Een stoïcijn is nooit boos of verdrietig. Elke tegenslag is door het universum bepaald. Thuis deed hij zijn bed de deur uit, materieel bezit zag hij als belemmering. Sliep-ie een paar jaar lang op de harde grond. Het gaf hem inderdaad een vrij gevoel, zoals toen iedereen klaagde op een 24-uursbusreis door Kroatië en hij ’s nachts prinsheerlijk in het gangpad lag.
„Maar later kom je erachter dat je met zo’n levenswijze ook bepaalde dingen verliest.”
Zoals?
„Nou, als je eens thuis iemand uitnodigt en er is geen bed… En ik heb toen ook een paar jaar niet gehuild.”
Om zich heen zag Van der Pol de populariteit van het stoïcisme groeien. In een onzekere wereld – globalisering, klimaatverandering, oorlog – zijn de wijsheden van de Stoa voor velen een welkom toevluchtsoord. ‘Train je stoïcijnse mindset’, verkondigt voormalig olympisch kampioen en stoïcijn Mark Tuitert in zijn zelfhulpboeken Drive en Flow over ‘innerlijke rust’. En ook Van der Pol schreef over de levensleer recent een boek, samen met classicus Gerard Boter. Een filosofische dialoog getiteld Leven als stoïcijn. Of niet?.
Sowieso is de liefde een tranentrekker.
Maar het antwoord op de vraag is voor Van der Pol inmiddels een duidelijke ‘nee’. Want het stoïcisme, schrijft hij, is mooi als je je leven het cijfer drie geeft en als het, door je lot te accepteren, een zeven wordt. Maar als je zo’n „geprivilegieerd kind” bent als hij, levend in deze „geweldige tijd” – en hij beseft dat het een elitair standpunt is – dan is een zeventje misschien niet het hoogst haalbare. „Dan heb je de luxe om romantisch te denken, in pieken en dalen.”
Wanneer had je voor het eerst weer gehuild?
„Nou, dat was toen de relatie met mijn toenmalige vriendin uitging. Sowieso is de liefde een tranentrekker. Neem mijn huidige vriendin. In het begin wou ze van me af – want we begonnen wat te voelen en dat was niet helemaal de bedoeling. En ik las op dat moment Dostojevski’s Misdaad en Straf, waarin de hoofdpersoon een moord pleegt en de vraag is wat zal overheersen: rechtvaardiging of berouw. Het toont, zoals alle Russische literatuur, de gelaagdheid van de mens en dat is voor mij een veel waarachtiger beeld dan zoals de stoïcijnen dat schetsen. Dus toen heb ik in eenzelfde soort stijl een liefdesbrief aan haar geschreven, vol met tegenspraak en kots.”
Letterlijk, want hij lag ’s nachts half dronken op het strand. ‘Je zal me haten maar ik moet deze brief naar je sturen’ schreef hij erin. ‘Ik wil ontwaken uit mijn stoïcijnse coma’, ‘ik acht jou groot genoeg voor de waarheid’, en meer van dat soort poëtische… Maar het voelde bevrijdend, want voor die tijd wapperde hij als stoïcijn toch maar een beetje als een boom mee in de wind. „Best plezierig, maar om nu je hele leven als boom voort te gaan.”
Floris de Romanticus!
„Nee, nou ja, in ieder geval, die kant brak toen helemaal in me los. En dat heb ik toen naar haar gestuurd en dat vond ze helemaal kut. Maar toen later is het allemaal goed gekomen.”
Alleen jammer van zijn Nokia 105, de telefoon waarmee hij zeven jaar „lief en leed” heeft gedeeld. Die heeft het onlangs begeven. Scherm gebarsten. Ouderdom. En de batterij was er ook al talloze malen uitgevallen, want hij had al geen achterkant meer. Dus nu heeft Van der Pol dezelfde telefoon opnieuw gekocht. „Twintig euro!”
Het gezin heeft gegeten en stommelt de woonkamer in om een film te kijken. Het vijfkoppige monster, een kleine samenleving, de tot elkaar veroordeelden, zoekt een plek. De moeder zit op de grond naast de bank, in kleermakerszit. Ze zit daar altijd, omdat dat de plek is waar iedereen het beste bij haar kan. De vader zit op de bank. Hij mag nu niet op z’n telefoon kijken, maar zal dat toch doen, waarna uit vier kelen de vermaning klinkt. Hij probeert het wel, de aandacht hier tijdens dit draderige uur, de heilige tijd voor de kinderen gaan slapen. De moeder kijkt soms ook op haar telefoon, maar op de een of andere manier is dat minder erg voor iedereen.
Het jongste kind legt een hand op het been van de vader en nestelt zich dicht tegen hem aan. Ze kent het ik en jij, de afstand tussen haar en de rest van de wereld vertaalt zich in het nachtelijke roepen, omdat ze de eenzaamheid niet verdragen kan, en samen wil vallen met de grote lichamen in het grote bed.
Maar ze weet ook hoe het collectief te vertragen, het logge apparaat tot een knarsende stilstand te brengen door plat op haar buik op straat te gaan liggen wanneer de ijswinkel dicht blijkt te zijn.
Wat ze nog niet weet is dat het steeds minder vanzelf zal gaan om je in een ander op te krullen, zo zonder schaamte bloot in bad en bed.
De oudste zit op de grond, alleen, met rechte rug. Hij heeft het al, die eenzaamheid die ons allemaal op een dag te pakken neemt, soeverein in z’n capuchontrui. Aanwezig in taal, maar hij en de ouders passen niet meer als Tetrisblokjes in elkaar. Zijn lichaam is een instrument geworden waarmee hij rondtolt op de keukenvloer wanneer hij de anderen zijn breakdance-kunsten toont. De moeder vergeet soms dat ze hem juist in de gaten moet houden, op wacht moet staan om op precies het juiste moment, wanneer z’n schouders net iets meer hangen en z’n ogen radeloos knipperen, toe te slaan en hem op schoot te trekken. Ze reikt ook nu naar zijn blote nek boven de capuchon, maar kan er net niet bij. Zo wil hij het voor nu kennelijk even.
De middelste, de lichtste, het vogeltje, gaat bijna onzichtbaar door de kamer. Hij rolt over de bank, klemt zijn armen om de nek van de vader, trippelt verder, aait de kat, fluistert iets in de pluizige oren, laat zich zakken tot hij als een pastasliert op het vloerkleed ligt en kruipt vanaf daar terug naar de moeder, zijn hoofd begraven in haar schoot.
De moeder en de vader, zij weten maar al te goed dat dit nog maar even gaat duren. Over een paar jaar raakt niemand hen meer zo overvloedig aan. Ze hebben misschien een beetje spijt van de dagen waarop ze nog niet begrepen dat ze als oude mensen alleen nog maar zullen verlangen naar een slapend kind dat naast hen ligt, de benen over hun benen, hun hoofd vlak bij een oksel. Ze denken aan al die keren dat ze hun vrijheid probeerden terug te veroveren, weer van zichzelf wilden zijn. Ontzettende stomkoppen, straks heb je het allemaal weer terug, maar hoef je het niet meer.
De ouders en de kinderen, ze lachen om een grap in de film, of eigenlijk lachen ze meer om samen te kunnen lachen. De oudste kruipt langzaam richting de ouders. En even, nog heel even, raakt iedereen elkaar aan.
Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.