De Russische presidentskandidaat Boris Nadezjdin is door de Centrale Verkiezingscommissie uitgesloten van deelname aan de verkiezingen in maart. Dat heeft hij donderdag zelf bekendgemaakt op Telegram, ook Russische media bevestigen het nieuws. Eerder had Nadezjdin de benodigde 100.000 handtekeningen binnengehaald, waardoor hij de zittende president Vladimir Poetin kon uitdagen.
De Russische verkiezingscommissie heeft vooralsnog niet gecommuniceerd over de beslissing. Eerder had die wel aangegeven tussen de verzamelde handtekeningen — naar verluidt zeker 200.000 — gebreken te hebben ontdekt. Op de lijst zouden handtekeningen staan van overleden mensen. Het Kremlin gaf donderdag volgens internationale persbureaus aan dat het besluit — het spreekt van „administratieve gebreken” — om Nadezjdin uit te sluiten in lijn is met de Russische verkiezingsregels.
Lees ook Russen staan in de rij voor kritische presidentskandidaat Boris Nadezjdin: ‘Dit is de enige manier om ‘nee’ te zeggen tegen de oorlog’
kritisch heeft uitgelaten over de Russische oorlog in Oekraïne, is het niet eens met de beslissing van de commissie en zegt die te willen aanvechten bij het Russische Hooggerechtshof. Hij benadrukt dat de inzameling van de handtekeningen „openlijk en eerlijk” is verlopen.
Het gezin heeft gegeten en stommelt de woonkamer in om een film te kijken. Het vijfkoppige monster, een kleine samenleving, de tot elkaar veroordeelden, zoekt een plek. De moeder zit op de grond naast de bank, in kleermakerszit. Ze zit daar altijd, omdat dat de plek is waar iedereen het beste bij haar kan. De vader zit op de bank. Hij mag nu niet op z’n telefoon kijken, maar zal dat toch doen, waarna uit vier kelen de vermaning klinkt. Hij probeert het wel, de aandacht hier tijdens dit draderige uur, de heilige tijd voor de kinderen gaan slapen. De moeder kijkt soms ook op haar telefoon, maar op de een of andere manier is dat minder erg voor iedereen.
Het jongste kind legt een hand op het been van de vader en nestelt zich dicht tegen hem aan. Ze kent het ik en jij, de afstand tussen haar en de rest van de wereld vertaalt zich in het nachtelijke roepen, omdat ze de eenzaamheid niet verdragen kan, en samen wil vallen met de grote lichamen in het grote bed.
Maar ze weet ook hoe het collectief te vertragen, het logge apparaat tot een knarsende stilstand te brengen door plat op haar buik op straat te gaan liggen wanneer de ijswinkel dicht blijkt te zijn.
Wat ze nog niet weet is dat het steeds minder vanzelf zal gaan om je in een ander op te krullen, zo zonder schaamte bloot in bad en bed.
De oudste zit op de grond, alleen, met rechte rug. Hij heeft het al, die eenzaamheid die ons allemaal op een dag te pakken neemt, soeverein in z’n capuchontrui. Aanwezig in taal, maar hij en de ouders passen niet meer als Tetrisblokjes in elkaar. Zijn lichaam is een instrument geworden waarmee hij rondtolt op de keukenvloer wanneer hij de anderen zijn breakdance-kunsten toont. De moeder vergeet soms dat ze hem juist in de gaten moet houden, op wacht moet staan om op precies het juiste moment, wanneer z’n schouders net iets meer hangen en z’n ogen radeloos knipperen, toe te slaan en hem op schoot te trekken. Ze reikt ook nu naar zijn blote nek boven de capuchon, maar kan er net niet bij. Zo wil hij het voor nu kennelijk even.
De middelste, de lichtste, het vogeltje, gaat bijna onzichtbaar door de kamer. Hij rolt over de bank, klemt zijn armen om de nek van de vader, trippelt verder, aait de kat, fluistert iets in de pluizige oren, laat zich zakken tot hij als een pastasliert op het vloerkleed ligt en kruipt vanaf daar terug naar de moeder, zijn hoofd begraven in haar schoot.
De moeder en de vader, zij weten maar al te goed dat dit nog maar even gaat duren. Over een paar jaar raakt niemand hen meer zo overvloedig aan. Ze hebben misschien een beetje spijt van de dagen waarop ze nog niet begrepen dat ze als oude mensen alleen nog maar zullen verlangen naar een slapend kind dat naast hen ligt, de benen over hun benen, hun hoofd vlak bij een oksel. Ze denken aan al die keren dat ze hun vrijheid probeerden terug te veroveren, weer van zichzelf wilden zijn. Ontzettende stomkoppen, straks heb je het allemaal weer terug, maar hoef je het niet meer.
De ouders en de kinderen, ze lachen om een grap in de film, of eigenlijk lachen ze meer om samen te kunnen lachen. De oudste kruipt langzaam richting de ouders. En even, nog heel even, raakt iedereen elkaar aan.
Sarah Sluimer schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.
Afgelopen weekend had ik de eer deel uit te maken van de zeskoppige jury op het Garnalenkrokettenfestival in Oostende. Een prestigeklusje dat mij een bijzonder leuke middag, een extra pondje buikvet én een fijne sweater met daarop de tekst ‘shrimply the best’ opleverde. Het jureren zelf was echter een heel serieuze aangelegenheid, waarbij ik er door mijn Vlaamse collega’s (de experts per slot van rekening) nog eens aan werd herinnerd waaraan een goede garnalenkroket moet voldoen: de korst moet knapperig zijn, maar zeker niet te dik, de vulling mooi glad en niet log – ze moet er bij het aansnijden net niet uitlopen, de garnalensmaak moet uitgesproken zijn, en uiteraard moeten er genoeg garnalen in zitten.
De garnalenkroketten bij Menu Corridor in Haarlem zouden daar met terugwerkende kracht een goede middenmoter geweest zijn. Ze komen van Kellenaers uit IJmuiden en zijn gemaakt van soep getrokken van garnalen en langoustines. Dat is te proeven. Maar de korst is wel echt behoorlijk dik en ze zijn erg donker gefrituurd, hoor ik met een Vlaams accent door mijn hoofd gonzen. Soit. De calamares zijn daarentegen bijzonder lekker, heel dun gepaneerd, in enkel een laagje semolina. Het zijn megamalse, forse inktvisringen, geen seconde te lang en schoon gefrituurd. Wie wel een seconde of tien eerder uit de pan hadden gekund zijn de kokkels. De royale boozy en boterige saus maakt een hoop goed. So far, so good.
We zitten in het voormalige administratiekantoor van de iconische Koepelgevangenis van Haarlem. Dat indrukwekkende koepelcomplex wordt volledig herontwikkeld: met start-ups en een bioscoop, je kunt er studeren en vergaderen en in de toekomst ook slapen. Menu Corridor betreed je via de voormalige hoofdingang. Aan de ene kant van die gang zit de keuken, ertegenover een knap eetzaaltje met kleine tafeltjes met wit linnen, een mooie ouderwetse granitovloer en toffe artdecolampen boven de bar.
Geromantiseerd gevangenisdieet
De garnalenkroketten en calamares worden opgediend op een strak bakpapiertje, beide met een ander bakje mayo, het ene van wit aardewerk, het andere geëmailleerd met een blauw randje. Alleraardigst voor het oog allemaal. Het menu is een leuke verzameling klassiekers (soms met een twist), met creatieve vondsten zoals het bijgerecht van snijbonen met sherry, macadamia en Pierre Robert-kaas.
Makreel met limoen en koriander; stracciatella met perzik en pistache; buikspek met gnocchi, salieboter en doperwt; blanc manger met amandel en framboos: aantrekkelijke combinaties die op papier steeds net iets beter klinken, dan het uiteindelijk op tafel komt. We stommelen een beetje door de avond heen, met hier een gevallen steek, daar een gemist kansje. De twee stukken taaie toast bij de kokkels zou je kunnen opvatten als een geestige verwijzing naar een geromantiseerd gevangenisdieet van water en brood. Maar ik ben bang dat het niet zo bedoeld is. Het duurt evenwel een goede minuut alvorens de stugge sneetjes een beetje saus hebben opgezogen.
Tomaatjes met hangop, za’atar, olijven en pijnboompitjes, daar kun je weinig tegenin brengen. Origineel om die met een luchtige, technisch mooi uitgevoerde, bavarois te serveren. Maar het was leuk geweest als die bavarois ergens naar zou smaken. Feta voor mijn part, of zwarte olijf. Van die zwarte olijf is dan weer een zielloze zoute gel gedraaid. Wat overblijft is een soort windei van een Griekse salade.
Als het seizoen over is, moet je het niet willen rekken. De groene tomaten zijn hard, de rode melig. Hetzelfde geldt voor de perzik bij de stracciatella (de Italiaanse buffelkaas), ook die is melig van structuur en niet lekker sappig rijp. Verder is het een puik gerecht met goede kwaliteit kaas, pistache, iets mosterdachtige pit van de mizuna (Aziatische raapsteel) en een zilte toets van olijfkruim.
Zo rommelt het een beetje verder. Makreel met limoen en korianderolie is een prima smaakcombi, maar de rauwe vis heeft te lang in het limoensap gelegen – zelfs de grote stukken zijn te ver doorgeslagen. De crème-fraîchepuree onder de roodbaars (die wat zout had mogen hebben) is stijf en plomp, de zure antiboise lekker maar te weinig om daar tegenwicht aan te bieden. De tomaten-beurre blanc is daarentegen wel weer lekker boterig, en heel rijk van smaak. Die romige umami kleurt heel goed bij de pinot noir uit de Elzas, zo kun je prima rode wijn bij vis drinken.
De sauvignon blanc uit de Loire is precies wat je verwacht van een verder niet al te opzienbarende sauvignon blanc uit de Loire. Zoiets geldt ook voor de gegaarde meiknol, halfgare eidooier, mosterd, pecorino en met mooi, knisperende peultjes en erwtjes. Maar daar is verder niets verkeerds aan.
De bevredigende, zachte plakken buikspek gaan net zo goed met de salieboter als de gnocchi eronder. Ook echt geslaagd, dat moet gezegd, zowel in idee als uitvoering, zijn de snijbonen: squeeky beetgare, geroosterde bonen, met intense kaas erover die mooi blendt met de boterige, bijna karamellige sherrysaus en chique vette macadamianoten. De knoeperds van madeleines daarentegen zijn dan helaas teleurstellend: bros en hard van buiten en weinig luchtig vanbinnen, en niet echt gaar.
Begrijp me niet verkeerd: het is geen straf om in de Koepelgevangenis te eten. Menu Corridor is een aardig, betaalbaar bistrootje, met sympathieke bediening en een fijne ambiance. Maar er rammelt gewoon nog te veel op het bord om het echt aan te raden. Daarentegen zit er wel potentie in de opbouw van het menu en de smaakcombinaties in de gerechten. Met iets meer aandacht voor de ingrediënten en wat strakkere teugels zou het best wat kunnen worden. Menu Corridor is nog niet afgeschreven, maar er moet wel echt een tandje bij.
‘Mijn moeder is geboren en getogen in Houten (bij Utrecht), als oudste dochter uit een gezin van negen kinderen. Haar vader was een gezien man in het dorp, hij was timmerman/aannemer en organist/dirigent van het kerkkoor van de katholieke kerk. Annie ging naar de huishoudschool en werd opgeleid tot costumière.
Mijn vader kwam uit Cothen, bij Wijk bij Duurstede. Hij was de jongste uit het gezin van ‘schilder Schalkwijk’ van het Ambachtspad en volgde dezelfde opleiding als zijn vader. Alsof er niets aan de hand was in het land gingen ze allebei in 1942 op dansles bij Cor Zegers in Utrecht. Zij met enkele vriendinnen op de fiets en hij met een aantal vrienden ook op de fiets, helemaal vanuit Cothen. Daar ontmoetten ze elkaar.
Of het liefde op het eerste gezicht was, heb ik niet kunnen achterhalen. In juni 1942 kwam Marinus voor het eerst op bezoek bij Annie. Daar is deze foto gemaakt, op het hek voor het huis. Achterop de foto is in het handschrift van Marinus geschreven: ‘een knus zitje’.
Regelmatig fietste hij naar zijn meisje. Op een gegeven moment werd het iets gevaarlijker om ’s avonds in het donker van Houten naar Cothen te fietsen. Daar had schoonvader wel een oplossing voor. Hij timmerde in zijn werkplaats op zolder een apart kamertje, waar Marinus kon overnachten. ‘Onder hetzelfde dak’ als zijn meisje slapen, dat was niet aan de orde.
Aan de Arbeitseinsatz is Marinus ontsnapt. Hij had een persoonsbewijs waarop als beroep ‘huisschilder’ was vermeld. Dat woord is met de letters ‘x’ overgetypt en vervangen door ‘landarbeider’, voorzien van een handtekening van het bevoegd gezag.
In 1946 trouwden Annie en Marinus en begon Marinus een eigen schildersbedrijf in Houten. Ze kregen tien kinderen. Annie bleef haar hele leven naaien en Marinus bleef schilderen.”