Het Schiedamse familiebedrijf Nolet, onder meer bekend van Ketel1 en Nolet’s gin, neemt drankenbedrijf Lucas Bols over. Dat melden de bedrijven in een verklaring. Nolet neemt een meerderheidsbelang in het bedrijf voor een bedrag van 18 euro per aandeel. Lucas Bols zal als merk wel blijven voortbestaan en het huidige management van het 450-jarige bedrijf zal aanblijven.
Nolet, dat werd opgericht in 1691, deed in oktober vorig jaar een bod van bijna 270 miljoen euro op Bols, dat net als Nolet jenever stookt en verder dranken als Passoã, Goldstrike en Pisang Ambon op de markt brengt. De directie van Bols verwelkomde dat bod, in een persbericht schreven de twee drankbedrijven dat ze samen „de Nederlandse kampioen” wilden worden „in de wereldwijde markt van cocktails en spirits”.
„We zijn erg blij dat ons bod op Lucas Bols succesvol is”, zegt directeur Carel Nolet, telg uit de tiende generatie van het familiebedrijf, in een persverklaring. „Het betekent dat we twee fantastische Nederlandse bedrijven onder één vlag kunnen samenbrengen. Vandaag luidt een belangrijke mijlpaal in de rijke geschiedenis van onze familie Nolet en Lucas Bols in.”
Lees ook Nolet en Bols willen ‘Nederlandse kampioen vormen in wereldwijde markt van cocktails en spirits’
Gisteren werden de kwartaalcijfers van Makelaarsvereniging NVM weer gepubliceerd. Wat blijkt, wie in Flevoland wil wonen heeft het minst te kiezen. De krapte op de woningmarkt is daar het hoogst. Redacteur Sjoerd Klumpenaar vroeg zich af hoe dat kan en trok de provincie in.
Eens had ik een collega die van hardlopen hield, een doorgewinterde langeafstandsloper. Zijn beste tijd op de marathon was onder de tweeënhalf uur, zeer indrukwekkend. Maar de man had daarbij een probleem. Wat je ook probeerde, ieder babbeltje met hem liep uit op een gesprek over lopen. Lopen, lopen, lopen. Ik heb het eens geprobeerd via zijn dochtertje. „Zeg”, vroeg ik, „hoe oud is je dochter inmiddels?”
Zijn gezicht betrok: „Veertien maanden”, zuchtte hij, „en nog kan ze niet lopen.”
Lezers zijn de auteurs van deze rubriek. Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Insturen via [email protected]
Gaat Nederland in 2050 voor het scenario ‘Markt’, waarin individuele vrijheid en het streven naar materiële welvaart centraal staan? Of voor ‘Autonomie’: een toekomstige samenleving waarin zelfvoorziening en gemeenschapsdenken voorop staan? Of wint het scenario ‘Duurzaam’, waarin de leefbaarheid van de aarde het belangrijkst is, of ‘Samen’ waar gelijke kansen en solidariteit cruciale uitgangspunten zijn?
Donderdag presenteerde het Centraal Planbureau vier uitgewerkte toekomstscenario’s die laten zien wat de effecten van consistent beleid op lange termijn kunnen zijn, en welke keerzijdes bij de verschillende opties horen. Zo schetsen de CPB-onderzoekers dat kiezen voor meer materiële welvaart ook meer ongelijkheid en vervuiling veroorzaakt. Terwijl kiezen voor meer solidariteit ook inhoudt dat belastingen en pensioenleeftijd sneller zullen stijgen. Meer aandacht voor natuur en duurzaamheid brengt met zich mee dat veel producten duurder worden en de overheid meer ingrijpt op persoonlijke keuzes. En als Nederland kiest voor zelfvoorzienendheid is de keerzijde dat de economie veel minder zal groeien en sociale voorzieningen soberder worden.
Er is nogal wat af te dingen op de scenario’s. Sluit het ene toekomstbeeld het andere werkelijk uit, zijn ze democratisch wel haalbaar, zijn deze scenario’s nog wel relevant bij onvoorspelbare gebeurtenissen (‘zwarte zwanen’), en bij enigszins voorspelbare ontwikkelingen zoals kunstmatige intelligentie?
De CPB-scenario’s zijn geen blauwdrukken, de beleidskeuzes in 2050 zullen zeker niet zo eenduidig zijn. Ze doen ook wat ambtelijk en institutioneel aan: is met meer verbeeldingskracht en creativiteit niet nog een veel aantrekkelijker toekomstbeeld te verzinnen? Maar de helderheid van de dilemma’s, de zorgvuldige poging om te komen tot visie en richting en de eerlijkheid over de pijnlijke keuzes verdienen navolging. Wat is het Nederland dat Nederlanders wíllen? Het is de hoogste tijd dat ook de regeringspartijen daaraan gaan werken in plaats van steeds benadrukken wat Nederlanders allemaal níét willen.
Bij aanhoudend gebrek aan langetermijnvisie vanuit het kabinet slaan veel meer planbureaus, onderzoekers, architecten, burgerinitiatieven de laatste tijd dan maar zelf aan het schetsen. Dat levert allerlei toekomstkaarten, houtskoolschetsen en scenario’s op zoals die van het CPB. Maar ook de landelijke politiek zal iets moeten doen met al deze scenario’s en dilemma’s.
De eerste honderd dagen van het kabinet-Schoof zijn wat dat betreft op zijn zachtst gezegd suboptimaal verlopen: juist de korte termijn en relletjes overheersen. Politicoloog en planoloog Maarten Hajer zei zaterdag in NRC dat de ecologische en maatschappelijke ombouw waar Nederland voor staat „vergelijkbaar is met de wederopbouw na de oorlog”. Dat klinkt misschien overdreven, maar is het niet.
Deze week verschenen nog eens twee alarmerende rapporten om de urgentie te onderstrepen. Uit het Living Planet Report van het Wereldnatuurfonds bleek dat de laatste decennia wereldwijd bijna driekwart van de populaties wilde dieren is verdwenen. Een collectief van 15.000 klimaatwetenschappers waarschuwde klip en klaar: „We staan op de rand van een onomkeerbare klimaatramp.”
Ook Nederland zal zich moeten verhouden tot die realiteit, politiek leiderschap is daarbij onontbeerlijk. Vooruitschuiven kan simpelweg niet langer.