Cultuurkritische partijen zijn gegroeid en de Raad voor Cultuur adviseert grote veranderingen. Moet de cultuursector zich zorgen maken?

Voor de kunsten is een onzekere periode aangebroken. De grotere instellingen hebben net, eind januari, hun rijkssubsidie-aanvragen voor de periode 2025-2028 ingediend. De subsidievoorwaarden voor die periode, inclusief beleidsdoelen als diversiteit, inclusie, eerlijke betaling, en participatie, zijn nog vastgesteld door het inmiddels demissionaire kabinet en de oude Tweede Kamer.

Maar de nieuwe Kamer, en de partijen die tot nu toe aan het onderhandelen waren over een nieuwe regering, denken anders over cultuur dan het vorige kabinet. Daarnaast heeft de Raad voor Cultuur, op verzoek van oud-staatssecretaris Gunay Uslu, een advies geschreven over het vrij ingrijpend veranderen van het rijkssubsidiestelsel, dat ook wel bekend staat als de kleine bis (rechtstreekse rijkssubsidie aan culturele instellingen die de culturele ‘basisinfrastructuur’ vormen) en de grote bis (de kleine bis plus de rijksfondsen, zoals het Mondriaanfonds en het Fonds Podiumkunsten, die projecten en kunstenaars subsidiëren). De situatie roept vragen op:

Zit een nieuw kabinet vast aan de subsidievoorwaarden, en dus aan een belangrijk deel van het cultuurbeleid, van het demissionair kabinet?

Ja en nee. Een nieuw kabinet is altijd in zekere mate gebonden aan beleid van het voorgaande kabinet, omdat de overheid is gebonden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het rechtszekerheidsbeginsel: burgers en instellingen moeten er op kunnen rekenen dat vastgelegd beleid niet zo maar, op stel en sprong, van tafel geveegd kan worden. In het geval van de bis hebben instellingen subsidie aangevraagd met inachtneming van de nu geldende criteria.

Normaal gesproken wordt komende Prinsjesdag een besluit genomen over de subsidie-aanvragen, mogelijk door een nieuw kabinet. Zo’n aanvraag kan niet ineens zomaar volgens andere criteria worden beoordeeld als een nieuw kabinet anders denkt over cultuur, zegt Tom Barkhuysen, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de universiteit Leiden en advocaat bij Stibbe. „Dat geldt temeer voor beleid dat is vastgelegd in regels, zoals bijvoorbeeld een algemeen verbindend voorschrift.” De subsidieregeling voor de bis is zo’n voorschrift, en om die reden is het niet waarschijnlijk dat een nieuw kabinet daaraan gaat rommelen.

Ingewikkelder zijn bezuinigingen. De Tweede Kamer heeft budgetrecht, en kan – al dan niet op voorstel van een nieuwe minister of staatssecretaris voor cultuur – ervoor kiezen minder geld aan cultuur uit te geven. Maar ook dat kan niet zonder goede redenen, zoals een algemene bezuinigingsronde over alle beleidsterreinen. Barkhuysen: „Als een bezuiniging alleen voor deze subsidie zou gelden, zou dat een verkapte beleidswijziging zijn, die wringt met de rechtszekerheid.”

Daarbij heeft een nieuw kabinet buiten deze subsidies natuurlijk ruimte voor het vormgeven van een eigen cultuurbeleid, zoals over erfgoed, bibliotheken, cultuureducatie, Rijkscultuurfondsen en geld voor gemeenten.

De Raad voor Cultuur heeft net advies uitgebracht over een ingrijpende herziening van het cultuurbeleid. Moet een nieuw kabinet dat volgen?

Nee, het is een advies, en lang niet alle adviezen van de Raad voor Cultuur worden opgevolgd. Maar dit is een grondig advies, tot stand gekomen na consultatie van vierhonderd mensen uit de culturele sector. Een van de kernpunten van het advies, meer regionale spreiding, is een gedachte die al langer leeft bij de raad en het ministerie. Bovendien lijkt die kerngedachte aan te sluiten bij in ieder geval het gedachtegoed van de BBB, VVD en NSC.

De PVV laat consequent weten een afkeer te hebben van gesubsidieerde kunst in het algemeen. Toch denkt de kunstensector dat ook een nieuw kabinet er niet aan ontkomt degelijk cultuurbeleid te voeren. „De kiezers van de partijen die tot nu toe aan de informatietafel zaten zijn namelijk cultuurminnend ”, zegt Jeroen Bartelse, co-voorzitter van belangenbehartiger Kunsten ’92 en algemeen directeur van TivoliVredenburg. „Die kiezers gaan immers ook naar festivals en concerten, kijken films en bezoeken musea. Voor betaalbaar en toegankelijk aanbod is cultuurbeleid nodig, met meer aandacht voor regionale en lokale spreiding, zoals de Raad voor Cultuur adviseert.”

Hij ziet wel meer overeenkomsten tussen het advies van de raad en de programma’s van de partijen die tot nu toe onderhandelden. „Bestaanszekerheid en fair pay bijvoorbeeld. En de roep om minder bureaucratie bij de verdeling van middelen.”

Wat zijn de reacties op het advies uit het veld?

In het algemeen heeft de sector instemmend gereageerd op het advies, vooral op een wettelijke verankering van de taak van de gemeenten en provincies. Veel instellingen en organisaties zijn nu voor zaken als huisvesting, energiekosten en programmasubsidie afhankelijk van gemeenten. Het Rijk geeft nu ieder jaar ongeveer 1 miljard euro uit aan cultuur. Provincies en gemeenten leggen daar samen 2,3 miljard euro bij.

Omdat gemeenten hierin geen formele taak hebben, is cultuur kwetsbaar voor bezuinigingen, zei directeur Gabbi Mesters van de VSCD, de vereniging voor podia tegen het ANP. „Deze wettelijke verankering van de taak van de gemeenten en provincies was onze belangrijkste wens. Omdat er nu op gemeentelijk niveau geen wettelijke taak is om voor podia te zorgen, zijn veel podia de afgelopen jaren in de verdrukking geraakt.”

De raad wil dat gemeenten verantwoordelijk worden voor cultuureducatie, cultuurparticipatie en cultureel vastgoed. Ook moeten zij zorgen voor basisvoorzieningen voor en financiering aan lokale makers en kleinere culturele organisaties. De raad wil daar 200 miljoen euro extra voor. Onwaarschijnlijk? „Als je gemeenten vraagt culturele taken op zich te nemen, dan volgt het geld die taak”, zegt Bartelse daarover.

Wat zijn de zorgen over het advies?

„Wij zijn met Kunsten ’92 onze reactie op het advies nog aan het samenstellen”, zegt Bartelse. Maar onze meeste vragen gaan over het advies om de rijksfondsen tot één groot fonds samen te voegen, zegt Bartelse. Door één fonds, dat landelijk én regionaal werkt, moet het cultuurbeleid ‘overzichtelijker en samenhangender’ worden, schrijft de Raad voor Cultuur. „Het is ons nog onvoldoende duidelijk of zo’n ingrijpende en mogelijk kostbare reorganisatie het beoogde doel bereikt. Maar de raad heeft het nog over een prototype, dus dat zal nog verder uitgewerkt moeten worden.”

Een andere zorg is dat regionale spreiding leidt tot versplintering, zegt Bartelse. „Voor kwaliteit en talentontwikkeling is vaak een zekere concentratie van mensen en middelen nodig. Spreiding is belangrijk, cultuureducatie en cultuurparticipatie wil je overal hebben. Maar niet elke regio hoeft dezelfde standaard aan voorzieningen te krijgen.”

Bartelse hoort ook vragen van makers over het advies. „Zij missen overheidsbeleid specifiek gericht op kunstenaars. Er bestond tot 2012 een eigenstandige makersregeling, de Wet Werk en inkomen Kunstenaars (WWIK). Als het over bestaanszekerheid gaat dan is er veel voor te zeggen om zoiets terug te brengen.”