Is blokkeren van een snelweg, dag in dag uit, een toelaatbare vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid? Met tractors optrekken over een weg waar die niet mogen rijden? Weigeren belasting te betalen uit protest tegen Defensie-uitgaven?
Burgerlijke ongehoorzaamheid, opnieuw actueel door de klimaatacties van Extinction Rebellion, staat centraal in een dubbeldik themanummer van het tijdschrift Filosofie & Praktijk. Een reeks Nederlandse filosofen breekt zich daarin het hoofd over het actiemiddel, vooral in kritische reflectie op de inmiddels ‘klassieke’ definitie ervan.
Die ‘liberale standaardvisie’, afkomstig van de politiek filosofen John Rawls en Jürgen Habermas (en in Nederland geïntroduceerd door socioloog Kees Schuyt in zijn proefschrift Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid, 1972) komt erop neer dat het actiemiddel illegaal maar toch legitiem is onder een aantal voorwaarden. Zoals geweldloosheid, samenhang tussen de actie en de maatschappelijke of politieke kwestie in het geding, en het in algemene zin aanvaarden van het gezag van de staat.
Al in de jaren tachtig ontbrandde een debat over die criteria, aangezwengeld door critici die ze te conservatief vonden en ruimte wilden voor radicalere actie. Die kritiek is vanaf 2016 hernomen door Robin Celikates, hoogleraar politieke filosofie in Berlijn; ook hij leverde een bijdrage aan dit nummer. Celikates bepleit een „radicaal democratisch perspectief” dat burgerlijke ongehoorzaamheid ook inzet tegen gebreken van de liberale democratie als zodanig. Geweld (tegen objecten of privé-eigendom) is daarbij geen taboe meer.
Respect voor de rechtsstaat
In hun nuttige inleiding bij de negen artikelen vatten Jozef Keulartz en Cees Maris dat debat helder samen, waarbij ze hun sympathie voor de liberale standaardvisie niet onder stoelen of banken steken. De voorstanders van een ruimere definitie miskennen dat het actiemiddel niet alleen kan worden gebruikt tussen burgers en staat, maar ook tussen burgers onderling.
Want wie heeft dan het recht wiens eigendom te vernielen? „De ongehoorzame burger moet zijn rechtvaardiging baseren op een fundament dat hij deelt met zijn medeburgers: respect voor de rechtsstaat”, vinden de twee. Om „oorlog van allen tegen allen” te voorkomen, blijft daarom het aanvaarden vereist van „gemeenschappelijke constitutionele beginselen” of van een „meta-moraal” die conflicten kan beslechten binnen het normatieve kader van de rechtsstaat.
Tot die slotsom komt ook Kees Schuyt in zijn Naschrift bij de artikelen die zijn liberale visie bekritiseren. Schuyt waarschuwt dat geweld tegen objecten kan afglijden naar dat tegen personen. In een „samenleving van minderheden” zal het radicaal-emancipatoire model van Celikates juist leiden tot een „verheviging van groepsconflicten”. Uiteindelijk, schrijft Schuyt, gaat het om het behoud van de democratie „en dat is heden ten dage al moeilijk genoeg”.