Hij stond aan de wieg van twee musea van naam: het in 1988 met zijn broer en zusters opgerichte De Pont, het Tilburgse museum voor hedendaagse kunst, én Huis Marseille, het fotomuseum in Amsterdam dat in 1990 op zijn initiatief de deuren opende. Maar het waren niet zijn musea, zei de afgelopen week in zijn woonplaats Amsterdam op 80-jarige leeftijd overleden Jos de Pont.
Die uitspraak deed De Pont zes jaar geleden in het Brabants Dagblad, een van zijn spaarzame media-optredens. Hij was op dat moment 25 jaar bestuursvoorzitter van De Pont en besloot kort een verslaggever te woord te staan. Het gaf geen pas, zei De Pont, zichzelf op de borst te kloppen. „Het is het museum van mijn vader.”
Importeur van Mercedes
Zijn vader Jan de Pont (1915-1987) was een jurist en zakenman die fortuin maakte als de importeur van Mercedes in Nederland. Kort voor zijn onverwachtse overlijden bepaalde De Pont senior dat een deel van het vermogen uit zijn nalatenschap ingezet moest worden voor het stimuleren van eigentijdse beeldende kunst. De noodzakelijke papieren waren nog niet getekend, maar samen met zijn zussen en broer besloot zoon Jos de plannen van hun vader te verwezenlijken. Geld was er genoeg: volgens het zakenblad Quote behoort de familie De Pont met een geschat vermogen van ongeveer 1 miljard euro tot de rijkste families van het land.
In een voormalige wolspinnerij in Tilburg opende in september 1992 De Pont, een particulier museum voor hedendaagse kunst dat jaarlijks ruim honderdduizend bezoekers trekt. In het voormalige advocatenkantoor van zijn vader aan de Keizersgracht in Amsterdam opende De Pont zeven jaar later Huis Marseille – Museum voor fotografie.
Lees ook
Thomas Schütte maakt van architectuur pure kunst
Continu betrokken
In een persbericht gedenken bestuur en directies van beide musea Jos de Pont als een genereuze en betrokken bestuurder die „op vriendelijke en bescheiden wijze de drijvende kracht” was achter het succes van beide musea.
Martijn van Nieuwenhuyzen, sinds 2019 directeur van museum De Pont, noemt Jos de Pont desgevraagd een mooi voorbeeld van een culturele mecenas. „Hij toonde zich continu betrokken en sloeg nooit een opening over. En als het dak vernieuwd moest worden of het museum een grote aankoop overwoog, stelde hij zich genereus op. Maar met het artistieke beleid bemoeide hij zich nooit.”
Ter nagedachtenis aan de oprichter richt het museum een zaal in met foto’s van de zogenoemde Düsseldorfer Photoschule (Bernd & Hilla Becher, Andreas Gurski, Thomas Ruff en Thomas Struth) die Jos de Pont zelf verzamelde en aan Huis Marseille schonk. Die expositie is vanaf 24 februari te bezoeken.