Vrijwel dagelijks verschijnt er nieuws over spectaculaire toepassingen op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI) die ook het universitair onderwijs raken. Zo kunnen docenten razendsnel meertalige videocolleges genereren waarin zij zelf de hoofdspreker lijken te zijn, zonder veel tijd te hoeven te besteden aan het voorbereiden van de inhoud of de productie ervan. Studenten hebben inmiddels ook eenvoudig toegang tot AI-gebaseerde onderzoeksassistenten, zoals Consensus en Petal. Die kunnen in een oogwenk wetenschappelijke artikelen op talloze verschillende manieren samenvatten, en analyseren welke literatuur bepaalde argumentatiestappen ondersteunt of juist weerlegt.
Ook de tekstverwerkings- en rekenprogramma’s die iedereen op de universiteit dagelijks gebruikt, krijgen AI-functies. Met bijvoorbeeld Microsofts Copilot of Googles Help Me Write-knop zal het opstellen van onderzoekspresentaties, projectrapportages en data-analyses wezenlijk veranderen. In de Verenigde Staten kondigde de Arizona State University in januari een samenwerking met OpenAI aan. Iedere student krijgt een gepersonaliseerde AI-tutor. Universiteiten wereldwijd zullen dit voorbeeld volgen om studenten te leren met AI-technologie samen te werken.
Sleuteltechnologie
Het universitair onderwijs in Nederland volgt dergelijke ontwikkelingen nauwgezet. Een gangbare opvatting is dat AI een sleuteltechnologie is waarmee studenten hun grenzen kunnen verleggen. Ofwel, dankzij AI kan de bovengrens van wat iemand leert en creëert hoger komen te liggen. Door AI op allerlei manier op te nemen in het onderwijs, is het idee, bereiden universiteiten hun studenten voor op een loopbaan waarin AI ongetwijfeld een belangrijke rol zal spelen.
Een aankomend arts zal moeten leren om AI te gebruiken voor het stellen van betere diagnoses. Een archeoloog kan baat hebben bij AI om sneller verbanden te leggen tussen ambigue informatiebronnen. En een bedrijfskundige kan AI inzetten om nieuwe bedrijfsstrategieën op haalbaarheid te toetsen. Om studenten op deze – en tal van andere – vakgebieden te leren met AI om te gaan, is het belangrijk dat kunstmatige intelligentie een veel prominentere plek krijgt in het onderwijs dan nu het geval is.
Tegelijkertijd moeten universiteiten erkennen dat AI-inzet in het onderwijs ook fundamentele schaduwzijden heeft. Zo toonden Australische wetenschappers onlangs aan dat studenten weliswaar beter presteren dankzij AI-gebruik, maar dat deze prestatiewinst meer dan teniet wordt gedaan als ze vergelijkbare taken zónder AI moeten uitvoeren. Dat beeld wordt bevestigd in voorlopige resultaten van onderzoek aan de Columbia Business School. Volgens de onderzoeksauteur brengt AI het risico met zich mee dat gebruikers „achter het stuur in slaap vallen”, kortom: dat ze AI-aanbevelingen gedachteloos aanvaarden, zonder nadere beschouwing. Ander recent onderzoek laat bovendien zien dat het gemiddelde IQ van studenten al decennia daalt en nog slechts marginaal boven het gemiddelde van de algehele populatie valt. Het is allerminst uitgesloten dat AI deze cognitieve neergang bij studenten zal versnellen.
Onafhankelijkheid
Om te voorkomen dat dergelijke schaduwzijden van AI gemeengoed worden in het universitair onderwijs, pleiten wij voor het aanbrengen van een duidelijke tweedeling binnen de studievakken. Enerzijds moeten de vakken meer nadruk leggen op het gebruik van AI, met als doel beter te leren en creëren. Zo blijft het universitair onderwijs bij de tijd. Maar het is noodzakelijk dat universiteiten hun studenten anderzijds óók de klassieke academische vaardigheden binnen diezelfde vakken bijbrengen, waarbij onafhankelijkheid bijzondere aandacht verdient.
Lees ook
Frauduleus, dubieus of juist handig: universiteiten oordelen wisselend over ChatGPT als scriptiehulp