‘Een verticale stad’ noemde Rem Koolhaas De Rotterdam in 2013, toen het ‘grootste multifunctionele gebouw van de Benelux’ in Rotterdam werd opgeleverd. Want in de door zijn Office for Metropolitan Architecture (OMA) ontworpen kolos aan de Maas zijn wonen, werken en recreatie op een ongekende schaal samengebracht, vond Koolhaas. Achter de eentonige, grotendeels glazen gevels van de drie 149 meter hoge torens gaan niet alleen 240 woningen en een hotel met 285 kamers schuil, maar ook kantoorruimtes die bijna de helft beslaan van het totale vloeroppervlak van 160.000 vierkante meter. De sokkel van zes verdiepingen, waarop de torens als wankel opgestapelde reuzendozen staan, omvat een grote parkeergarage, verschillende lobby’s en drie restaurants.
„Sober en subtiel, een gebouw dat niet louter egoïsme uitstraalt”, oordeelde Koolhaas over De Rotterdam in een artikel op Architectenweb. Hierin legde hij ook uit dat het gebouw was vernoemd naar het stoomschip Rotterdam uit 1959, het vlaggenschip van de Holland-Amerika Lijn, dat in 2000 uit de vaart is genomen: de Rotterdam kon je zien als een rechtop gezet cruiseschip, vertelde Koolhaas over de vernoeming. Zoals De Rotterdam een ‘verticale stad’ is, was het ss Rotterdam met zijn honderden hutten, restaurants, theaters en andere voorzieningen een ‘horizontale stad’.
Steden onder één dak
Toch is het niet het ss Rotterdam dat de architecten van OMA op het idee bracht voor De Rotterdam. De verticale stad is een bedenksel van de Amerikaanse architect Raymond Hood (1881-1934), de held van het boek Delirious New York waarmee Koolhaas in 1978 naam maakte. Nadat Hood een eeuw geleden enkele kantoortorens in New York had gebouwd, stelde hij vast dat de groei van de stad uit de hand liep, schrijft Koolhaas in zijn boek over Manhattan in het interbellum. De bouw van nog meer wolkenkrabbers zou leiden tot de ‘congestie’ van Manhattan, voorspelde Hood in 1931. Om de verstopping en verstikking van het hart van New York te voorkomen, stelde hij de bouw voor van Cities under a Single Roof, enorme gebouwen waarin appartementen, winkels, clubs, theaters en kantoren enzovoorts zijn ondergebracht. Als kantoorklerken en hun bazen wonen, werken en recreëren in één gebouw, zijn veel tijdrovende verplaatsingen overbodig, redeneerde Hood.
Echte steden onder één dak zijn er nooit gebouwd in New York. Het dichtst in de buurt van een City under a Single Roof komt het Rockefeller Center, het gigantische complex midden in Manhattan, met onder meer kantoor- en woontorens, winkels, cafés en restaurants en een theater met 6.000 plaatsen.
Uitgebreid beschrijft Koolhaas in Delirious New York de moeizame totstandkoming van het Rockefeller Center, dat werd ontworpen door een omvangrijk team van architecten onder leiding van Hood. „De meest uitgesproken vorm van het Manhattanisme en de cultuur van congestie”, noemt hij het pas in 1940 voltooide art-decocomplex.
Ook de bouw van De Rotterdam duurde lang. Al in 1997 was het ontwerp klaar, maar lange tijd durfden de projectontwikkelaars de verticale stad niet aan. Pas toen de gemeente Rotterdam in 2008 besloot een groot deel van de kantoorruimtes te huren, kon de bouw beginnen.
Naargeestige galerij
Nu, ruim tien jaar na de ingebruikneming van De Rotterdam, moet worden vastgesteld dat de ongeveer 4.500 mensen die er werken niet zorgen voor iets dat lijkt op ‘congestie’. Op een grijze, doordeweekse winterdag is het rustig in de grote, hoge hoofdlobby. Slechts enkele mensen zitten aan werktafels of in de zitjes op de glimmend zwarte natuurstenen vloer. De Aqua Asia Club aan de Maaszijde, die volgens de site van het ‘loungerestaurant’ open zou moeten zijn, is gesloten. Leeg en donker is het ook in restaurant Ketelbinkie aan de straatkant, te bereiken via een treurige galerij met een goedkope glazen pui aan de ene kant en betonnen kolommen aan de andere.
Ook op de roltrappen in de hoofdlobby is het uitermate rustig. Veel is er dan ook niet te doen op de bovenste etages van de onderbouw van de Rotterdam. De roltrappen voeren naar de immense parkeergarage en een kleine lobby van een van de twee kantoortorens die alleen toegankelijk zijn voor degenen die er werken.
De bewoners van de appartementen en de gasten in het Nhow Hotel zorgen evenmin voor reuring. De lobby van het Nhow Hotel grenst aan de hoofdlobby, maar die van de appartemententoren heeft een armoedige, ‘elektrische’ toegangsdeur aan de buitengalerij die alleen kan worden geopend door bewoners en de receptionist.
Zo is De Rotterdam niet het bruisende Rotterdamse Rockefeller Center geworden dat ‘24 uur per dag, 7 dagen per week leeft’, zoals op de site van de verticale stad staat. De verklaring is simpel: ondanks de enorme omvang is de glazen rots van De Rotterdam is helemaal geen verticale stad. Een aantrekkelijke stad zoals Parijs heeft goede publieke ruimtes in de vorm van mooie pleinen en fijne straten die van de ene bestemming naar de andere lopen.
Maar het enige plein van De Rotterdam is een unheimliche lobby in de onderbouw waar weinig te doen valt en vanwaar ‘straten’ in de vorm van roltrappen voeren naar desolate parkeergarages. Bovendien zijn niet alleen de kantoortorens maar ook de woontoren privaat gebied. Niet in een levendige stad wonen de bewoners van De Rotterdam maar in een doodse verticale gated community, die elke woontoren in feite is.