N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kinderopvang Het kabinet ziet kinderopvang vooral als arbeidsmarktinstrument, en verliest zo het zicht op de kwaliteit, aldus David Bokhorst en Anton Hemerijck. Neem een voorbeeld aan Duitsland of Italië.
De kinderopvang in Nederland verkeert in zwaar weer. Personeelstekorten leiden tot lange wachtlijsten. Medewerkers laten zich opnieuw inhuren als zelfstandigen en sommige instellingen verlagen educatieve vereisten om nieuw personeel aan te trekken. Politiek en wetenschap maken zich zorgen over prijsopdrijvende effecten als de kinderopvang straks grotendeels gratis wordt en de vraag verder toe zal nemen. Maar discussie over prijs en kosten alleen is onvoldoende.
Waarom gaat het bijvoorbeeld niet over de kwaliteit van de kinderopvang? De huidige problemen kunnen niet los worden gezien van de in het verleden gemaakte systeemkeuzen.
Het Nederlandse systeem is uit balans. Hier werden eerder dan in ons omringende landen de traditionele genderpatronen doorbroken en nam de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt toe. Daardoor liep Nederland voorop in de ontwikkeling van diensten als kinderopvang. Met de invoering van het toeslagenstelsel in 2005 is echter een verkeerde afslag genomen.
In Nederland ging de privatisering veel verder dan in andere landen. Inmiddels zijn de kosten van de kinderopvang vrijwel nergens zo hoog als hier en zit Nederland in een fuik waarbij nergens in Europa vrouwen zo veel in deeltijd werken en nergens kinderen zo kort naar de opvang gaan.
Gebrekkig zicht
In grote delen van Europa wordt momenteel volop geïnvesteerd in kinderopvang, met een sterke nadruk op voorschoolse educatie. Nieuwe Europese richtlijnen focussen vooral op onderwijskundige kwaliteit en toegang tot de opvang voor kinderen uit kwetsbare milieus.
Ook in Nederland roepen betrokkenen op tot het toegankelijk maken en houden van kwalitatief goede opvang. Maar hier wringt wederom het model. Nederland heeft een zeer divers landschap aan kinderopvang, van grote crèche tot gastouderopvang in kleine kring, en er is een gebrekkig zicht op de kwaliteit. Dat is bij elkaar een slechte basis voor de transitie naar een algemene voorschoolse voorziening. Bovendien verzet de sector zich tegen het opleggen van educatieve standaarden.
Het kabinet ziet de opvang eenkennig als arbeidsmarktinstrument in plaats van als investering in educatieve ontwikkeling met een veel groter rendement naar de toekomst. De (bijna) gratis opvang geldt straks alleen voor werkende ouders, hetgeen achterstand in de hand werkt.
Het SCP waarschuwt zelfs dat het kabinet zijn focus op kwaliteit volledig aan het verliezen is. In Duitsland daarentegen ligt momenteel een wetsvoorstel voor om miljarden extra in de educatieve kwaliteit van een publiek breed toegankelijk stelsel te investeren.
De achterliggende gedachte bij privatisering van de kinderopvang was ooit dat ondernemersvrijheid en concurrentie leiden tot innovatie en kwalitatief hoogstaande opvang. Wie echter kijkt naar de meest innovatieve opvang, ziet het tegenovergestelde.
Italiaans voorbeeld
Een mooi voorbeeld is het Italiaanse Reggio-Emilia, waar de kinderopvang zo goed is dat beleidsmakers uit de hele wereld er komen kijken. In Reggio-Emilia is geïnvesteerd in goede materialen en gebouwen, waar kinderen zelf kunnen ontdekken en leren. De opvang bestaat uit een netwerk van publieke instellingen met constante uitwisseling, training en onderzoek, waar ook ouders en kinderen actief betrokken worden bij evaluaties. Innovatie en kwaliteit zijn er geborgd via het netwerk met de gemeente als centrale spil. Dit staat haaks op nationale regulering met inspecties op marktpartijen, zoals in Nederland.
Wat Reggio-Emilia vooral laat zien, is dat het mogelijk is om trots te zijn op een publieke dienstverlening. Juist omdat het systeem goed werkt, raken ouders meer betrokken en willen ook lokale bedrijven graag meesponsoren. Zulke collectieve trots bereik je niet met een marktsysteem met regulatieve achtervang.
Toegegeven, we komen in Nederland niet makkelijk van het marktmodel af. Het uitkopen van ondernemers is weinig aanlokkelijk. Wat echter wel kan, is gemeenten een grotere regierol te geven, zoals dat ook eind jaren negentig het geval was. Financiering zou ook via de gemeenten moeten lopen, in plaats van zoals nu via de Belastingdienst.
Gemeenten met ambitie kunnen zo een assertieve rol spelen bij de coördinatie in de sector, lokale afspraken maken met de aanbieders en extra investeren in maatschappelijke organisaties. Het beleidsdoel moet zijn om gemeenten de vrijheid te geven om lokale experimenten op te zetten, zodat er onderling geleerd kan worden van goede praktijken. Uiteindelijk zal moeten worden toegewerkt naar een volwaardig voorschoolse educatie, in lijn met de Europese richtlijnen.
De huidige context van personeelstekorten en een diepgewortelde deeltijdcultuur – die alleen al vanwege de vergrijzing moet worden doorbroken – vereist een ander bestuurlijk-financieel model dat betaalbaar is en de ontwikkeling van jonge kinderen centraal stelt.