Donald Trump kan het schimpen niet laten. Ook niet in de New Yorkse rechtszaal waar hij zich onlangs moest verweren tegen een aanklacht wegens smaad. De klager, een vrouw die hem van aanranding beschuldigt en die sindsdien het mikpunt is van post-presidentiële tirades, is volgens hem „een mafkees”, een „psychisch geval”.
Als u zo doorgaat, laat ik u verwijderen, waarschuwde de rechter (een „Trump-hater”, aldus Trump). Eruit gezet worden? De kandidaat voor het hoogste ambt in de VS hief zijn handen, aldus een verslag. „Zou ik geweldig vinden.”
Ik moest aan Trump denken bij het lezen van de biografie van Theo van Gogh door Jaap Cohen, De Bolle Gogh. Geen straf, dat boek is prettig geschreven en rijk aan feiten. Maar ook nogal arm aan analyse. Na zeshonderd pagina’s vraag je je toch meer af dan alleen of Van Gogh het wel of niet heeft gedaan met zijn moeder (zoals hij zelf beweerde).
Vooral: wat zijn leven en werk nu hebben betekend, wat de invloed is geweest van dit nationale enfant terrible. Van zijn type humor, het op de polemische scheldlyriek van W.F. Hermans gemodelleerde treiteren, pesten, stalken en provoceren. En van zijn dood, op straat afgeslacht door een jihadist voor wie het allemaal geen retorisch spelletje of ironie was, maar menens: bloedige, fundamentalistische ernst.
Mogelijk was dat het einde van een tijdperk, dat van de ‘kom kijken, ze zijn weer aan het kwetsen’-cultuur die vanaf de jaren zestig opgeld deed met sick jokes en épater le bourgeois. Waar is die gebleven?
In Kill All Normies (2017) liet Angela Nagle zien dat die „transgressieve” humor, die zich verlustigt in het omver kegelen van ‘heilige huisjes’, allang van anti-burgerlijk links is overgenomen door radicaal-rechts. In de VS, maar ook in Nederland met GeenStijl als voortrekker. Politicoloog Merijn Ouden-ampsen plaatste Van Gogh in die wending, als exponent van honende kritiek op braaf-linkse ‘politieke correctheid’.
En dan kom je dus bij Trump. Lees eens hoe hij afrekende met zijn rivaal Ron DeSantis, een „wanhopige eunuch” die om „mammie’’ smeekte en die, nu Trump klaar met hem is, „als een gewond vogeltje uit de lucht valt”. Op Wikipedia zijn waslijsten te vinden van alle sneren, beledigingen en vernederende bijnamen (voor tegenstanders) waar Trump al jaren in grossiert. Politiek als malicieus theater, een sadistische one man show. Mandarijnen op napalm. Kus mijn cactus.
Trump is geen libertijn zoals Van Gogh, integendeel. En ook hem is het menens. Nog een verschil. Biograaf Cohen verbaast zich over de combinatie van kwetsen en empathie bij Van Gogh (ook niet zo gek, diep kwetsen veronderstelt inlevingsvermogen). Die ontbreekt bij Trump. Wel dat plezier in vernederen, maar nul empathie.
Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een -column.
Naar Nederland vertrokken Surinamers waren burgers van het koninkrijk toen het land in 1975 onafhankelijk werd. Maar hoe gelijkwaardig was hun burgerschap in Nederland daarna?
Politicoloog Eline Westra (1993) promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar ‘postkoloniaal burgerschap’. Dat idee houdt in dat het koloniale verleden doorwerkt in juridische en sociale regelingen rond burgerschap. Migranten uit een voormalige kolonie, zoals Surinamers in Nederland na 1975, voelden het als onrecht om voortaan te gelden als ‘gewone’ buitenlanders.
Aan de hand van archiefonderzoek en interviews met Surinaamse burgers en activisten belicht ze controverses rond de regelingen voor migratie en sociale rechten na de onafhankelijkheid van het rijksdeel. Surinaamse organisaties streden in de jaren zeventig vergeefs voor erkenning van leefvormen als ‘concubinaat’ (ongehuwd samenwonen) en ‘kweekjes’ (tijdelijke pleegkinderen). Met de visumplicht die in 1981 werd ingevoerd werd dat als onrecht ervaren door Surinaamse organisaties. Ze voelden zich behandeld als willekeurige vreemdelingen, vertelt Westra, inmiddels postdoc onderzoeker aan de Universiteit Leiden.
Waarom is dat onrecht? Suriname was al zes jaar onafhankelijk.
„Nederland was kort na de onafhankelijkheid ook nog opmerkelijk inclusief met de regels voor gezinshereniging. Na de eenzijdige visumplicht in 1981 zijn ook die sterk aangescherpt. Het argument was dat ‘concubinaat’ als vorm van samenleven in Suriname juridisch niet goed geregeld was. Maar wat vooral speelde was het stereotiepe idee dat Surinamers ‘sjoemelen’ met gezinnen, dat je vaak niet weet wie de vader is. In de praktijk betekende het dat een ongehuwde Surinaamse moeder niet langer de vader van haar kinderen naar Nederland kon laten komen. Terwijl concubinaat heel gebruikelijk was in Suriname toen het nog deel was van het koninkrijk, al was het huwelijk ook daar de norm. Het is een voorbeeld van postkoloniale ongelijkheid die had kunnen worden voorkomen met een bredere opvatting van Nederlands burgerschap.”
Wat zou die inhouden?
„Dat je verschillende manieren hebt om als voormalig rijksgenoten volwaardig Nederlander te zijn, met je culturele verschillen. Dat is waar Surinaamse organisaties destijds voor streden, een ‘gedifferentieerd burgerschap’. Ik denk dat dit nog steeds waardevol is. Nederland houdt niet op bij de Noordzee. We hebben nog steeds Caribisch Nederland en Nederland zelf staat ook in een postkoloniale context. Natuurlijk heel anders dan Suriname of Indonesië, maar ook Nederland is gevormd door de koloniale ervaring.”
De strenge visumplicht maakte heen en weer reizen veel moeilijker
Zou gedifferentieerd burgerschap niet leiden tot rechtsongelijkheid?
„Nee, het zou juist een manier zijn geweest om ongelijkheid te verminderen die een erfenis is van het verleden. Wat de Surinaamse organisaties die ik onderzocht destijds echt een klap in hun gezicht vonden was dat ze na drie eeuwen gedwongen onderdeel te zijn geweest van het koninkrijk nu ineens wettelijk werden behandeld als alle andere buitenlanders. De strenge visumplicht maakte heen en weer reizen veel moeilijker. Terwijl bijna alle Surinamers banden hebben met familie hier.”
Suriname drong aan op afschaffing van de visumplicht, maar vreesde ook dat veel mensen dan naar Nederland zouden vertrekken.
„Ja, dat dilemma kwam al heel vroeg aan bod in de besprekingen over onafhankelijkheid. Surinaamse leiders zaten in tweestrijd. Zij vonden het verwerpelijk dat hun voormalig landgenoten in Nederland ongelijk werden behandeld. Aan de andere kant wilden ze niet dat zoveel mensen het land verlieten en keken ze soms neer op Surinamers die naar Nederland gingen. Het is typisch een postkoloniale spanning waar geen eenduidig antwoord op te geven is.”
Het besef van een koloniale erfenis is er toch inmiddels? Voor ongedocumenteerde Surinamers in Nederland is een regeling gekomen.
„Die regeling was maar tijdelijk en zou wat mij betreft mogen worden uitgebreid. Ja, Suriname is in november vijftig jaar onafhankelijk, maar hoe lang is dat op een gedeelde geschiedenis van drie eeuwen? Politieke onafhankelijkheid is natuurlijk een grote gebeurtenis, maar de doorwerking van het verleden kun je niet zomaar stopzetten. Het gesprek daarover is pas net begonnen.”
Een regeling voor Surinamers in Nederland die voor 1975 geen AOW hadden opgebouwd is kennelijk vergeten bij de onderhandelingen.
„Dat zei een activist ook tegen me, die was teleurgesteld in de Surinaamse delegatie: ze hebben onze belangen onvoldoende verdedigd. Suriname had geen oudedagvoorziening ingevoerd, en dat leidde bij de onafhankelijkheid tot een AOW-gat bij Surinamers in Nederland. Aan de andere kant vermoedde hij dat Nederland zich er ook niet heel sterk voor heeft ingezet. Historisch gezien zijn mensen in de kolonies heel lang uitgesloten van sociale rechten. Omdat ze als minderen werden gezien en als fundamenteel anders. Een uiting van koloniaal denken.”
De vrees van het kabinet voor grote migratie was wel reëel: bijna de helft van de Surinamers wilde weg.
„Maar dan is het wel goed om door te vragen: waarom is er een angst voor de komst van deze mensen? Van mensen die Nederlands spreken en als Nederlander zijn geboren. Daar schuilen stereotiepe ideeën achter over mensen van kleur. Ook klasse speelde een rol, de grote groepen die in de jaren zeventig kwamen waren niet de elite of studenten.”
Zou ‘gedifferentieerd burgerschap’ nu nog een aanbeveling zijn?
„Ik gebruik het begrip vooral om te laten zien hoe mensen uit de voormalige kolonie hun burgerschap destijds beleefden. Ik wilde het niet hebben over de latere integratie van Surinaamse Nederlanders, daar is al zoveel literatuur over.”
Ben je hoopvol over de toekomst van postkoloniaal burgerschap?
„Het is goed is dat de stilte om kolonialisme eindelijk is doorbroken. Vooral dankzij decennia werk van organisaties en activisten. Politiek is een ander verhaal, daar zie ik nu weinig ruimte. Maar in de samenleving is het gesprek geopend. Dat vind ik hoopvol.”
In het land van Jean-Paul Sartre, een van de beroemdste aanhangers van het existentialisme, vraagt Tadej Pogacar zich na de ellendige bergetappe naar de Col de la Loze hardop af: „Waarom ben ik hier (nog)?”
De Sloveense wereldkampioen heeft net in de regenachtige Alpen succesvol alle aanvallen op zijn leidende positie in de Tour de France afgeslagen. Een vierde Tourzege is zo goed als een feit. Maar Pogacar bekent na afloop vooral de kilometers af te tellen naar de eindstreep in Parijs. „Ik kan niet wachten totdat dit allemaal voorbij is”, zegt Pogacar, „zodat ik weer andere leuke dingen kan doen in mijn leven.”
Pogacar is niet de eerste renner die begint over zijn leven buiten de koers. In hun jacht op de grote prijzen spenderen wielrenners meer en meer tijd aan trainingskampen en hoogtestages, ver van thuis. Mathieu van der Poel omschreef zichzelf anderhalf jaar terug als een wielermonnik, die grote delen van het jaar in Spanje verblijft om maar goed te kunnen trainen.
Trine Marie Hansen, de echtgenote van Jonas Vingegaard, beklaagde zich deze Tour over hoeveel haar man van huis moet zijn om in zijn allerbeste vorm aan de start te verschijnen. „Als Jonas zich wil opladen, dan zou hij bij ons thuis in Denemarken moeten zijn”, zei Hansen tegen het Deense Politiken. „Ik vrees dat hij zijn kaarsje aan beide kanten opbrandt”.
Pogacar stoort zich echter niet aan alle trainingsarbeid of aan het vele reizen; althans, daar hoor je hem tijdens de drie Tourweken niet over. Maar echt blij of enthousiast toont hij zich gedurende deze Ronde van Frankrijk ook niet. Bij Pogacar ligt het probleem elders: hij lijkt de belangrijkste wielerwedstrijd van de wereld niet (meer) leuk te vinden.
Wat is er met Tadej Pogacar, die zondag voor de vierde keer de Tour de France wint, aan de hand?
Zichzelf uitdagen
In aanloop naar de Tour de France, daags voor de voorbereidingskoers Criterium du Dauphiné, vertelde Pogacar aan journalisten hoe hij elk jaar probeert andere koersen te rijden. Vorig jaar deed hij voor het eerst in zijn carrière een dubbel van de Giro d’Italia en de Tour (die hij beiden won).
Dit jaar maakte de Sloveen zijn debuut in Parijs-Roubaix; de kasseienkoers die de afgelopen decennia werd gemeden door alle klassementsrenners omdat het risico op een valpartij op de Noord-Franse keien te groot is.
Nummer twee Jonas Vingegaard tikt geletruidrager Tadej Pogacar op de rug tijdens de twintigste etappe naar Pontarlier. Foto Marco Bertorello/AFP
Maar Pogacar vindt het leuk zichzelf uit te dagen, en wil proberen de vijf grootste eendagskoersen in het wielrennen – de zogeheten monumenten – allemaal te winnen. Drie won hij er al, Parijs-Roubaix (en Milaan-Sanremo) nog niet. In april kwam Pogacar heel dichtbij, tot hij na een stuurfout Van der Poel moest laten gaan; hij werd tweede.
„Ik wil gewoon nieuwe dingen ervaren en niet verveeld raken. Als ik altijd steeds weer hetzelfde zou doen, zou ik het waarschijnlijk niet lang volhouden”, verklaarde Pogacar die keuzes voorafgaand aan de Dauphiné, waarna hij even grinnikte. „Helaas zit ik elk jaar vast aan de Tour.”
Geïrriteerd
De Tour begint dit jaar met de Pogacar van eerdere jaren; volop doet hij mee in de ‘punchy’ etappes in de eerste week, versnellend tegen steile hellingen op. Pogacar verliest een sprint van Van der Poel, verslaat hem ook een keer. Hij verovert de gele trui al na de tijdrit in etappe 5, maar raakt hem ook nog twee keer kwijt – aan Van der Poel en de Ier Ben Healy. Pogacar lijkt het beiden wel te gunnen.
Gedurende de week tonen Pogacar en zijn ploeg UAE Team Emirates-XRG zich echter ook geïrriteerd, vooral over Visma-Lease a Bike, de ploeg van zijn rivaal Vingegaard. Het Nederlandse team wil de koers zo hard mogelijk maken, in een poging Pogacar te vermoeien. In de eerste, hectische dagen gunnen ze hem en de rest van het peloton geen moment rust.
Pogacar windt zich op over die tactiek. Hij noemt het energieverspilling, zegt het niet te begrijpen. Hij is ook boos als Visma-renner Matteo Jorgenson hem een keer afsnijdt als Pogacar een bidon wil aanpakken. In het vervolg van de Tour krijgt de Amerikaan geen mededogen meer. Zelfs als het verschil tussen de renners is opgelopen tot meer dan een half uur, reageert Pogacar op elke demarrage van Jorgenson.
Later in de Tour is er een incident als in startplek Vif een volgauto van Visma-LAB plots remt en Pogacar er bijna tegenop knalt. Het gebeurt per ongeluk, zal de podcast In de Waaier later achterhalen, maar Pogacar suggereert voor de camera’s dat het wellicht expres was.
Het venijn is de optelsom van vijf jaar Tourstrijd, waarin Pogacar en Vingegaard telkens eerste en tweede (of andersom) werden. Dit jaar lijken de teams en hun kopmannen op het niveau te zijn beland dat ze elkaar niets meer gunnen. „Ik ben hier niet om vijanden te maken”, zegt Pogacar halverwege de Tour. Maar: „Het is wel de Tour de France, dus je gaat elkaar ook niet zomaar uit de weg.”
Geen moment rust
Welgeteld een dag. Zo vaak heeft het peloton deze Tour rustig aan gedaan, verzucht Pogacar in het laatste weekend. Zijn gezicht ziet grauw na een lange dag in de regen. „We zeggen elk jaar dat het de zwaarste Tour ooit is, maar ik denk dat deze editie wel echt op een ander level zit.”
De tactiek van Visma-LAB om de koers zo hard mogelijk te maken, in combinatie met de dominantie van renners als Pogacar, Van der Poel en Vingegaard, hebben een enorme impact op de Tour van dit jaar. Renners die niet voor het klassement of hun kopman reden, grijpen elke mogelijkheid aan om de aanval te kiezen; ze zien het als hun enige kans op succes. Het peloton krijgt zo geen moment rust. Na twintig etappes ligt deze editie op koers om het record van snelste gemiddelde ooit, 42,1 kilometer per uur in 2022, ruim te verbreken.
Klassementsleider Tadej Pogacar met achter zich Jonas Vingegaard in de beklimming van de Col de la Loze, rit 18. Foto Loic Venance/AFP
In het algemeen klassement zijn de verschillen daardoor gigantisch. Vingegaard eindigt op ruim vier minuten van Pogacar, de Duitser Florian Lipowitz completeert het podium op meer dan elf minuten. Jordan Jegat, die tiende staat, heeft een achterstand van ruim 32 minuten.
Ook Pogacar is gesloopt; je ziet het aan zijn manier van koersen. Zijn overwinning op de Hautacam, de Pyreneeëntop waar hij eerder was verslagen door Vingegaard, is zoete wraak. Maar in de etappes naar de Mont Ventoux en Col de la Loze, nog twee beklimmingen waarop Pogacar in het verleden moest lossen, lukt het hem niet als eerste over de streep te komen.
„Ik had ze graag gewonnen”, geeft Pogacar na afloop van de koninginnerit naar de Col de la Loze toe. „Maar het was belangrijker om de gele trui te behouden.” Zijn eigen vermoeidheid dwingt Pogacar ertoe, tegen zijn aanvallende natuur in, om defensief te rijden.
Dominant
Zelf ontkent Pogacar met tegenzin in Frankrijk rond te rijden. „Ik heb het naar mijn zin met de jongens hier. Ik ben blij onderdeel te zijn van dit team.” Maar, zegt hij ook, dat is de enige reden dat hij zich vermaakt in de Tour. „Als ik elk jaar naar de Tour moet komen, dan kom ik voor de jongens en de sfeer in de ploeg. Niets anders.”
Pogacar is eerzuchtig genoeg om zijn prestaties er niet onder te laten lijden. Ook deze Tour de France is hij dominant, wint hij vier etappes en de bergtrui en rijdt hij veertien dagen in het geel. Hij juicht verbeten na de koninginnerit in de Alpen, nadat definitief duidelijk is dat hij opnieuw de Tour gaat winnen.
Geletruidrager Tadej Pogacar achter ploeggenoot Jhonatan Narvaez in een afdaling tijdens de 19de etappe naar La Plagne. Foto Marco Bertorello/AFP
Toch is het verschil met eerdere jaren groot. Twee jaar geleden zei Pogacar (die de gele trui toen aan Vingegaard moest laten) nog tijdens de afsluitende persconferentie van de Tour uit te kijken naar het jaar erop. „Ik ben alleen maar hongeriger geworden”, waren zijn afsluitende woorden op Vogezenberg Le Markstein.
Volgend jaar kan de nog altijd pas 26-jarige Pogacar met een nieuwe Tourzege de grootste ronderenners uit de geschiedenis evenaren; Jacques Anquetil, Eddy Merckx, Bernard Hinault en Miguel Indurain wonnen elk vijf maal de gele trui. Maar als hem deze Tour wordt gevraagd naar zijn toekomstplannen, zegt Pogacar: „We gaan het zien. Andere renners maken al vakantieplannen voor na de Tour, maar ik ben er niet mee bezig. Ik weet nog niet wat ik ga doen.”
Het voelt alsof je rondloopt in een makelaarsfolder over een nog te bouwen nieuwbouwwijk. Kaarsrechte straten met moderne appartementencomplexen – veel glas, veel hout, ruime balkons. In strak geplamuurde ruimten zullen kantoren en winkels komen. Jonge bomen groeien in tot op de centimeter precies aangelegde perkjes. Op een nieuwe, spierwitte brug met speciale rolstoelopgang glimmen vijf gekleurde ringen in de zomerzon.
De olympische ringen verraden de raison d’être van de wijk die zich uitstrekt over drie gemeenten in het departement Seine-Saint-Denis ten noorden van Parijs. De wijk werd gebouwd om sporters te huisvesten tijdens de Olympische Spelen van Parijs in 2024 en zou daarna bewoond worden door inwoners van het departement. Dit volgens de belofte dat alles wat voor de Spelen gebouwd werd – 80 procent daarvan staat in Seine-Saint-Denis, het armste departement van Frankrijk – de bevolking ten goede zou komen.
De Spelen moesten le 93 – het departement wordt vaak met zijn postcode aangeduid – helpen transformeren van een achtergesteld gebied, getekend door zijn industriële verleden en hoge werkloosheids- en criminaliteitscijfers, in een soort Brooklyn, de New Yorkse wijk die nu een creatieve meltingpot is voor jong en oud, arm en rijk. Een jaar na het mega-evenement maakt NRC de balans op: is de olympische droom voor de geplaagde Parijse voorsteden bewaarheid?
In het Parijse departement Seine-Saint-Denis werden tijdens de Spelen 14.000 sporters gehuisvest. De gebouwen zijn het afgelopen jaar bewoonbaar gemaakt voor ‘gewone’ bewoners, maar die zijn er nog niet veel.
Foto Valentina Camu
De villages zijn uitgestorven
Er zijn onmiskenbaar grote, aan de Spelen gelieerde veranderingen in Seine-Saint-Denis. De nieuwgebouwde wijken in de eerste plaats: het Village des Athlètes in het westen van het departement en het Village des Médias in de oostelijke gemeente Dugny. Het Village des Athlètes ziet er piekfijn uit, maar is uitgestorven: op een warme dag in juli zijn op straat alleen behelmde bouwvakkers en een groepje joggende brandweermannen te vinden.
„De eerste bewoners zullen op 1 november intrekken, als de herbestemmingswerkzaamheden zijn afgerond”, zegt directeur Yann Krysinski van Solideo, het publieke uitvoeringsorgaan dat de olympische bouwprojecten coördineert. Meer dan een jaar lijkt lang, maar alles gaat volgens planning, zegt Krysinski. „Bijna drieduizend appartementen moesten worden omgebouwd”, benadrukt hij tijdens een rondleiding door de lege straten. „Afscheidingen moesten verwijderd worden, slaapkamers zijn getransformeerd tot keukens. Daarnaast moesten logistieke ruimten voor het evenement worden omgebouwd.” Zo heeft een tijdelijk busstation voor de sporters plaatsgemaakt voor een school en een park. Op de schoolmuren staat met grote letters GÉNÉRATION 2024.
.Een aantal projecten wordt geplaagd door schimmelvorming en lekkages, zegt Yann Krysinski, directeur van het uitvoeringsorgaan dat de Olympische bouwprojecten coördineert. ,,Dat vinden wij natuurlijk heel vervelend.”
foto’s valentina camu
In het Village des Médias is het niet veel drukker. Er lopen een paar mensen op straat, op een balkon staat een ijzeren wasbak, bij ondergrondse containers liggen hopen IKEA-dozen, maar veel rolluiken zijn dicht. Bij 900 van de ruim 1.400 nieuwe appartementen waren herbestemmingswerkzaamheden niet nodig; hier konden nieuwe bewoners vanaf december intrekken. Maar ook deze appartementen zijn grotendeels nog onbewoond vanwege problemen met lekkages en schimmelvorming. „Dat vinden wij heel vervelend”, zegt Krysinski. „De verantwoordelijke projectontwikkelaars werken aan een oplossing.”
Daar komt bij dat in beide villages nog niet alle appartementen verkocht of verhuurd zijn. In het Village des Médias zijn vijfhonderd van de bijna drieduizend appartementen pas net op de markt gebracht. En 40 procent van de koopappartementen in het Village des Athlètes heeft nog geen nieuwe eigenaar. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de hoge prijzen: een appartement kost hier tot 8.000 euro per vierkante meter – een stuk meer dan het departementale gemiddelde van zo’n 4.000 euro.
Na meer dan een jaar zullen de eerste bewoners intrekken – dat lijkt lang, maar alles gaat volgens planning
Kinderverzorgster Aïssé Cissé (27), die een maand geleden een appartement in het Village des Médias betrok met haar partner en twee kinderen, snapt dat mensen terughoudend zijn. „Wij betalen maandelijks 1.100 euro voor een appartement met twee slaapkamers – een stuk meer dan we eerst betaalden.” Hiervoor woonden ze in het stadje Pantin, verderop in Seine-Saint-Denis, vertelt ze op straat. „Maar het is hier wel lekker rustig.” Krysinski zegt zich geen zorgen te maken: „Vanaf december zal het hier vol leven zijn.”
Kinderverzorgster Aïssé Cissé geniet nog van de rust in haar nieuwe woonomgeving maar verwacht dat er vanzelf meer bewoners zullen komen.
Foto Valentina Camu
De meeste woningen staan nog leeg in de gebouwen waar tijdens de Spelen internationale media gehuisvest waren.
Foto Valentina Camu
Meer groen, meer zwembaden
Er zijn meer aan de Spelen gelieerde veranderingen in le 93: metrolijnen zijn verlengd, loopbruggen gebouwd, fietspaden aangelegd. Verspreid over het volgebouwde departement is er 20 hectare groen bijgekomen. Zo is het stadspark Georges-Valbon uitgebreid met een door militair gebruik vervuild veld dat met olympisch geld is schoongemaakt. Op die plek, een voorheen met hekken omheind stuk niets, glijden nu tieners van een gloednieuwe tokkelbaan en ligt een vrouw op een houten bed te zonnen. Even verderop staat een brandschone eco-wc.
Sommige van deze veranderingen waren er wellicht ook zonder de Spelen gekomen: onder meer via het omvangrijke project Grand Paris wordt fors geïnvesteerd in Seine-Saint-Denis. „Al sinds de komst van het [bekende voetbalstadion] Stade de France in 1998 zijn we bezig het departement een nieuwe start te geven”, zegt voorzitter van het departement Stéphane Troussel in zijn werkkamer in de stad Bobigny. „Maar zonder Les Jeux hadden sommige ontwikkelingen jaren langer geduurd.”
De Spelen moesten natuurlijk ook een sportieve nalatenschap hebben. Daarom kwam in Bobigny een nieuw sportcomplex voor onder anderen gehandicapte mensen. Verspreid door het departement zijn elf stadions en zeven zwembaden vergroot of gebouwd, om de fysieke en mentale gezondheid van de bewoners én de zwemvaardigheid te verbeteren. De helft van de kinderen in Seine-Saint-Denis kan niet zwemmen als ze naar de brugklas gaan.
Lees ook
Het olympisch zwembad in Saint-Denis is er voor topsport en om meer kinderen te leren zwemmen
Het park Georges-Valbon in La Courneuve was een ‘fanzone’ tijdens de Spelen maar is nu een groene long in de wijk.
foto valentina camu
De groei van het aantal sportfaciliteiten in combinatie met door de Spelen aangejaagd enthousiasme voor sporten hebben effect: volgens Troussel kregen talloze sportclubs afgelopen jaar meer inschrijvingen, hoewel hij nog geen precieze cijfers heeft. Dit zien sportfederaties ook op nationaal niveau: na de Spelen schreven volgens onderzoeksinstituut INJEP 5 procent meer Fransen zich in bij een sportclub – vooral sporten waarbij de Franse olympiërs het goed deden zijn populair.
Maar op nationaal niveau en vooral in Seine-Saint-Denis geldt dat de groei voor veel sporten beperkt blijft omdat er te weinig plekken zijn bij clubs, zegt sportsocioloog Dominique Charrier van de Université Paris-Saclay, die onderzoek deed naar de sociale effecten van de Spelen van Parijs. „We kunnen helaas niet iedereen welkom heten”, erkent Troussel. Zo blijft de groei bij zwemclubs achter omdat Frankrijk en le 93 relatief weinig zwembaden telt, ondanks het succes van Olympiër Léon Marchand.
Verloedering in andere wijken
Zo strak en schoon als de opgefriste zwembaden, villages en vergrootte parken zijn, zo verloederd zien grote delen van het departement er nog uit. In de stadscentra volgen groezelige cafeetjes en fastfoodzaken elkaar op en ligt veel afval op straat. Sommige woninggevels worden met netten bij elkaar gehouden. Overal in het departement vind je de cités waar Seine-Saint-Denis om bekendstaat: wijken gevuld met grijze flats en sociale misère.
Voor inwoners van deze wijken voelt de olympische droom ver weg. Terwijl hij met wat vrienden hangt in een speeltuintje in het stadje Aubervilliers zegt middelbare scholier Brad (17) dat de Olympische Spelen voor hem „niks hebben veranderd”. „Ze hebben nieuwe trams laten rijden en de metro’s worden vaker schoongemaakt, maar dat verandert ons leven niet. Je komt hier nog steeds ratten tegen in het trappenhuis en er wordt nog steeds op straat gedeald.”
Hoewel Troussel met trots wijst op de 180.000 gratis kaartjes die zijn uitgegeven aan inwoners van het departement en de 350.000 mensen die de straat op gingen om de olympische vlam welkom te heten, is de olympische gekte grotendeels aan Brad en zijn vrienden voorbijgegaan. „Mijn zus heeft geprobeerd kaartjes te krijgen, maar dat lukte niet door een probleem met de website.” De scholier dacht dat „de sporters misschien een rondje door de wijken zouden doen”, maar het enige waaraan Brad merkte dat de Spelen plaatsvonden, was dat hij vaker werd gecontroleerd. „Soms wel drie keer op een dag.”
Jongeren in Aubervilliers zien dat niet alles is veranderd in hun wijk. ,,Er lopen nog steeds ratten”, zegt de 17-jarige Brad.
Foto Valentina Camu
Ze hebben nieuwe trams laten rijden en de metro’s worden vaker schoongemaakt, maar dat verandert ons leven niet
Brad – scholier uit Aubervilliers
De Spelen moesten ook economische voorspoed brengen in Seine-Saint-Denis. Maar vooraf al werd gevreesd voor het bekende olympische effect: een kleine piek tijdens het evenement die daarna niet beklijft. De piek was er, zegt Troussel: „Vierduizend inwoners van het departement konden aan het werk tijdens de Spelen: in hotels, restaurants, als schoonmaker.”
Lees ook
Waren de Spelen van Parijs de groenste ooit?
De hoop is dat met de komst van extra kantoren in onder meer het Village des Athlètes de economische activiteit groeit, maar tot dusver is daar weinig van te zien. De werkloosheidsgraad is zelfs iets toegenomen: 10,6 procent in het eerste kwartaal van 2025 tegenover 10,4 procent een jaar eerder. Het landelijke gemiddelde is 7,4 procent.
Intussen stegen de prijzen van woningen, wat Troussel en andere verantwoordelijken op de kritiek is komen te staan dat Seine-Saint-Denis gentrificeert – ten koste van armere mensen. De nieuwe bewoonster Aïssé Cissé zag haar vorige woonplaats Pantin veranderen: „Er zijn veel nieuwe appartementencomplexen gebouwd en vervallen huizen zijn opgeknapt, waarna er meer Parijzenaren kwamen.”
Foto’s Valentina Camu
Ook de gepensioneerde Pascale Louvet (66) ziet haar Aubervilliers veranderen, vertelt ze in haar appartementje met twee honden en vijf katten. „In een loods hierachter houden ze tegenwoordig technofeesten. Dan kruisen ‘s ochtends vroeg feestgangers in de gekste outfits gesluierde vrouwen onderweg naar hun werk.” Beide vrouwen vinden de ontwikkeling op zich positief. Cissé: „Er is meer diversiteit onder de bevolking gekomen.” Dit zegt ook Troussel, gevraagd naar de gentrificatiekritiek: „Ik geloof in mixité sociale en ik ben tegen ghetto’s – of die nou gevuld zijn met armen of rijken.”
Reputatie
Seine-Saint-Denis heeft geen bijzonder goed imago. Het departement staat vooral bekend om de aan armoede en drugscriminaliteit gelieerde problemen. Uit cijfers van het ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat in het departement beduidend meer overvallen en geweldsincidenten plaatsvinden dan het nationaal gemiddelde; vorig jaar vonden er 44 moorden plaats. En elke Fransman herinnert zich de wekenlange, gewelddadige rellen die hier in 2005 uitbraken nadat twee tieners stierven bij een politieachtervolging.
Of de Spelen dit imago blijvend hebben verbeterd, is nu moeilijk te zeggen. Tijdens het evenement was er veel positieve media-aandacht voor le 93. Sportsocioloog Charrier zegt dat „iedereen heeft gezien dat Seine-Saint-Denis de wereld op een prachtige manier heeft uitgenodigd, zonder grote problemen”. Dat maakt volgens hem dat „de blik waarmee men [in Frankrijk] naar inwoners van het departement kijkt, transformeert: je kunt nu ook trots zijn om uit Seine-Saint-Denis te komen.”
Ook voorzitter Troussel hoort sinds de Spelen meer positieve geluiden over zijn departement. „Vooraf deden sommige politici alsof ‘wilden’ uit ons departement de Spelen zouden verpesten, maar tijdens het evenement waren die ineens muisstil.” Toch ziet hij die vooroordelen terugkeren. „De racisten en reactionairen gaan terug naar hun gebruikelijke discours, vooral als er een tragisch voorval plaatsvindt”, zegt hij doelend op veel voorkomende gebeurtenissen als steekpartijen. „Ze hebben in dit klimaat helaas de wind in de rug.”
Daarom poogt het departement met feestelijkheden ter ere van de eerste verjaardag van de Olympische Spelen het olympische sprookje te verlengen – in het uitgebreidde stadspark staat een reuzenrad en worden concerten georganiseerd. Sommige bewoners kijken in elk geval met trots terug op het mega-evenement. Zo zegt scholier Brad: „Wij hebben zelf niet zoveel aan de Spelen gehad, maar ik denk dat de toeristen wel een goed beeld van onze wijken hebben kregen. Daarom vind ik dat niet zo erg.”
Lees ook
Wat is vier jaar later de erfenis van de Spelen in Londen?
Tennisbaan bij appartementencomplex. Tijdens de Spelen verbleven ruim 14.000 sporters in Seine-Saint-Denis.