Grauwe ganzen, kokmeeuwen, misschien zelfs de ooievaar: zijn dat straks de tuinvogelvrienden van koolmees, pimpelmees, mus, roodborst en merel? In het weekend van 26, 27 en 28 januari vindt de 21ste Nationale Tuinvogeltelling plaats. Mede op initiatief van Vogelbescherming Nederland, die dit jaar uitgeroepen heeft tot het Jaar van de Huismus (zie kader).
Vorig jaar telden 140.000 mensen, verspreid over Nederland, een half uur lang de vogels in hun tuin of vanaf hun balkon. Scholen, kinderboerderijen en andere instellingen doen mee.
Op deze manier willen vogelbeschermers erachter komen welke ontwikkelingen er zijn. Welke soorten nemen toe of juist af? En vooral: wat kunnen zij doen met projecten en in gesprekken met overheden en ministeries om de leefomstandigheden voor onze tuinvogels te bevorderen, dus meer groen, minder schuttingen en vooral: meer struiken.
Timo Roeke (41) senior natuurbeschermer van Vogelbescherming in de regio Oost-Nederland ziet wel degelijk dankzij de tellingen mooie maar ook zorgelijke ontwikkelingen.
Als vrijwilliger is hij ook stadsvogeladviseur. „In Nederland hebben we een extreem opgeschoonde leefomgeving,” zegt hij vanuit zijn kantoor. „Beplanting met conifeer bijvoorbeeld vervangen mensen steeds meer door schuttingen. Dat heeft een nadelig effect voor bijvoorbeeld huismussen, die graag in dichte hagen schuilen. Hierdoor neemt de huismus af.”
Roeke: „Ook zien we dat struiken, liefst besdragende inheemse soorten, in stadstuinen minder voorkomen. Mensen willen bomen en grasveld, niet warrige struiken. Maar dat is juist de ideale plek voor struikbroeders als winterkoning, roodborst en staartmees.”
Lees ook
Lekker mussen vinken
Voor Vogelbescherming zijn de telgegevens welkom om bijvoorbeeld campagnes te voeren, laat Roeke weten. Nu er door de Europese Natuurwetgeving nieuwe richtlijnen komen om de wereld groener te maken, gaan we met lokale en nationale overheden aan tafel: „We bepleiten meer groen, zowel in de openbare ruimte als in particuliere tuinen. Vogels zijn gebaat bij inheemse planten en niet de exotische uit de tuincentra. Die bieden nauwelijks of geen voedsel.”
Een vogeltel app
De Tuinvogeltelling geldt als burgerwetenschap. Belangstellenden kunnen een app downloaden met veel voorkomende soorten en de site van Vogelbescherming biedt een handleiding. Voor het eerst zien we soorten als grauwe gans en kokmeeuw naast tuinhelden als roodborst en vink. Op een erf in Friesland turfde ik eens twee winterooievaars, die fijn op hun nest zaten, uitgerekend in een telweekend. Dat waren twee van de gemiddeld 900 overwinterende ooievaars. Ook dat zijn waardevolle gegevens, aldus Roeke. Dan zie je dat klimaatverandering een steeds grotere rol speelt. Meeuwen in de stad, zoals kokmeeuw en kleine mantelmeeuw, zien mensen vooral vanaf hun balkon en een soort als de grauwe gans komt veel voor in tuinen met vijvers.
De meeste tellers bevinden zich in de Randstad, bijvoorbeeld 14.000 in Noord-Holland en 18.000 in Zuid-Holland. Meer deelnemers in de provincie zou wenselijk zijn, want trends en veranderingen in de buitengebieden zijn belangrijk. Zorgen maakt Roeke zich over kauwen, die uitbundige vliegers waaraan je ziet dat ze al buitelend en tuimelend vliegplezier hebben: „Die hebben minder broedgelegenheid nu huizen niet langer dakpannen hebben, waaronder ze kunnen broeden. Soms mag ons land voor de vogels heus minder strak bebouwd worden.”