Kunnen we draaien vandaag? Als Annemarie van den Bogaard (55, donkerbruine fleecetrui, opgestoken haar) bij de Molen van Sloten in Amsterdam aankomt, checkt ze eerst hoe de wind staat. „Thuis heb ik het KNMI geraadpleegd, maar hoe is het op locatie?”
Mede dankzij ruim 2.000 vrijwillige molenaars draaien in Nederland zo’n duizend molens. Van den Bogaard is ‘MIO’, molenaar in opleiding bij Het Gilde van Molenaars. Van leermeester Chris Smit leert ze ‘draaien voor de prins’, voor de sier, „maar dat niet alleen, het is ook goed voor de molen om hem te laten draaien”.
Als het zoals vandaag windstil is, doen ze theorie. Of ze helpt met onderhoudsklusjes. Van den Bogaard laat twee dikke molenboeken zien en een houten modelletje van ‘de vang’, het remsysteem dat zich onder de kap bevindt.
De Molen van Sloten is een poldermolen, gebouwd om het water op peil te houden. Van den Bogaard lacht. „Ik ben een echte poldermolenaar. Bij een zaagmolen of een korenmolen moet je te hard werken.” Ze ziet zichzelf terwijl de molen draait wel bezoekers ontvangen of met een boekje over de polders uitstaren. „Poldermolens liggen vaak mooi.” Zelf woont ze in hartje Amsterdam en dat wil ze zo houden: „Ik hou van het fietstochtje de stad uit.”
Van den Bogaard komt uit een intellectueel gezin en werkte lang als altvioliste. „Daar zat veel ‘moeten’ bij.” Ze ontdekte ook andere kanten van zichzelf. „Als puber maakte ik kennis met een volksdansgroep. Mensen die ‘back to basics’ leven en zich bezighouden met experimentele archeologie, ambachten, vuur maken. Op mijn vijftiende vilde ik een schaap, dat deed ik gewoon.”
„Op een gegeven moment zat ik op het podium van het Concertgebouw en ik dacht: ik ben er wel klaar mee.” Ze ging psychologie studeren, maar kon vervolgens niet goed aarden bij GGZ-instellingen „met hun labels en protocollen”. Ik zag een foldertje van een man die in een wiek klimt met ‘Word molenaar’ eronder. „Ik dacht ‘wat gaaf’. Maar kan een vrouw dat ook worden?” Toen ze navraag deed, bleken er best wat vrouwelijke molenaars te zijn en gaf ze zich op voor de tweejarige opleiding.
Op de stelling, de galerij rondom, klimt Van den Bogaard in het kruirad waarmee je de molen in de wind kan draaien. Ook toont ze de indrukwekkende houten installatie onder de kap. „Het spreekt me aan dat je een machine ingaat. Het geluid dat je hoort als je de vang licht. Al dat grote zware hout dat tonnen weegt, komt in beweging.”
„Ik heb verschillende mogelijkheden: intellectueel bezig zijn, het werk op de molen, en het co-counselen wat ik nu doe.” Ze vindt het belangrijk om het allemaal „de ruimte te geven”. Ze lacht: „Het klinkt snel pedant of als ‘braaktaal’, net als ‘de ziel’, ook zo’n spannend woord. Het gaat om de dingen waar je van opveert.”
Dit was de laatste aflevering van deze rubriek.