„Niet moeders mooiste.” Zo omschreef VVD-senator Marian Kaljouw vorige week dinsdag de spreidingswet in de Eerste Kamer. Toch stemde de VVD-senaatsfractie dinsdag unaniem vóór de wet.
Het was een onverwachte wending. In de Tweede Kamer stemde de VVD enkele maanden geleden tegen de wet, en partijleider Dilan Yesilgöz diende in december een omstreden motie in waarin zij opriep een „pas op de plaats te maken” met de behandeling van de wet in de Eerste Kamer. Die motie kreeg steun van de PVV, NSC en BBB. Het signaal was duidelijk: er is een nieuwe coalitie in aantocht.
Wat ook duidelijk was: alle vier de formerende partijen zijn tegen de spreidingswet. PVV-leider Geert Wilders sprak na de steun van de VVD-senaatsfractie van „een groot probleem”. Kan een eventueel nieuw rechts kabinet de spreidingswet, die de opvang van asielzoekers eerlijker over gemeenten verdeelt, intrekken of negeren? Drie scenario’s.
1. De wet intrekken
In theorie is dit een optie. Als het kabinet een wet wil intrekken, moet het daar een wetsvoorstel voor indienen. Zo’n ‘intrekkingswet’ moet goedgekeurd worden door de Tweede én Eerste Kamer. De kans dat de senaat, die net voor de spreidingswet heeft gestemd, uit eigen beweging instemt met de intrekking van diezelfde wet, is minimaal. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat een nieuw kabinet een voorstel tot intrekking van de spreidingswet zal indienen.
Mocht het kabinet er toch voor kiezen de wet in te trekken, zal dat niet de eerste keer zijn: begin 2013 werd de langstudeerboete afgeschaft, een paar maanden nadat die was ingevoerd. Wat opvalt: ook hier werd de wet door een demissionair kabinet-Rutte ingevoerd, en afgeschaft door het kabinet dat daarop volgde.
Voor de VVD is de optie van een intrekkingswet niet aantrekkelijk. Yesilgöz zal er alles aan willen doen om haar verdeelde partij zoveel mogelijk in het gareel te houden en de beschuldigingen van zwak leiderschap te pareren. Weer van mening veranderen – in 2022 steunde een meerderheid van de VVD-leden op een partijcongres de spreidingswet – zal de partij niet ten goede komen.
Het intrekken van een recent aangenomen wet kan ook het vertrouwen in de politiek schaden en de geloofwaardigheid van het democratische proces ondermijnen, twee aspecten die juist voor een nieuw kabinet van cruciaal belang zijn. Dat „vertrouwensvraagstuk” is belangrijk in de context van de spreidingswet, zegt Ronald Kroeze, hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Radboud Universiteit. . „De verkiezingsuitslag toonde dat er een behoorlijk stevige stem is die migratiebeperkende maatregelen wil. Als je het vertrouwen van die kiezers niet wil schaden, zal je daar iets mee moeten doen.”
Ook binnen de politiek speelt een belangrijke vertrouwenskwestie: „Lokale bestuurders en gemeenten, zoals te zien in Ter Apel, voelen zich in de steek gelaten. Ook zij ervaren wantrouwen in de overheid en de politiek.” Het intrekken van een wet die kort geleden is aangenomen kan volgens de hoogleraar het vertrouwen in de politiek verder schaden, omdat het niet bijdraagt aan voorspelbare besluitvorming.
2. De wet niet toepassen
Als een gemeente niet het aantal opvangplekken beschikbaar stelt dat van haar wordt verwacht, kan de staatssecretaris op grond van de spreidingswet ingrijpen. Hier komt het veel bekritiseerde dwangelement om de hoek. De staatssecretaris kan bijvoorbeeld een gebouw aanwijzen waar de gemeente op eigen kosten een asielzoekerscentrum moet realiseren.
Een toekomstig kabinet kan besluiten geen uitvoering te geven aan de spreidingswet door niet in te grijpen wanneer een gemeente niet genoeg asielzoekers opvangt. Wat de gevolgen daarvan zijn, hangt volgens Kroeze af van „de intentie” erachter. Misschien kán de overheid zich niet volledig aan de spreidingswet houden. „Mede dankzij deze wet krijgen we nu pas zicht op welke gemeenten wel asielzoekers opvangen, en welke niet. We krijgen ook nu pas een met bewijzen gevoerd debat over waaróm dat zo is. Als je dan naar de feiten kijkt, blijkt het soms heel logisch dat asielopvang in kleine gemeenten moeilijk te realiseren is – de vestiging van een asielzoekerscentrum brengt vele voorschriften en veiligheidseisen met zich mee.”
Wanneer gemeenten ontevreden zijn over de nalatigheid van het Rijk in het toepassen van de wet, kunnen zij een rechtszaak aanspannen om naleving af te dwingen of verduidelijking te eisen. Voor de gemeenten waarin de aanmeldcentra in Ter Apel en Budel liggen, kan dit een logische stap zijn wanneer zij, ook lang na invoering van de spreidingswet, nog steeds overbelast zijn ten opzichte van andere dorpen of steden.
3. Instroom verlagen
Eerst de instroom beperken, dan eerlijk verspreiden. Dat is de volgorde die VVD-leider Yesilgöz liever had gezien als het gaat om de opvang van asielzoekers. Nu die spreidingswet er al is, kan een nieuw kabinet de uitvoering ervan alsnog proberen te omzeilen door de asielinstroom per direct te verlagen.
Maar zelfs met een lage instroom zullen sommige asielzoekerscentra overbelast zijn. En of zo’n lage instroom überhaupt realistisch is, is nog maar de vraag, zegt Kroeze. Internationale afspraken en EU-wetgeving maken het voor Nederland niet zomaar mogelijk om de asielinstroom op korte termijn te verlagen. „En de groots gepresenteerde EU-akkoorden worden door migratie-experts bekritiseerd: ook die zullen niet op korte termijn tot een afname in het aantal vluchtelingen leiden.”
Lees ook
De VVD raakt steeds dieper verdeeld, en kan Dilan Yesilgöz nog íéts goed doen?