Wat we nog kunnen leren van het idealisme van Simone Weil

Er waart een existentiële leegte door de maatschappij. Ons kiesgedrag, ons persoonlijke geluk, alles wordt erdoor beïnvloed. Waar komt de leegte vandaan? Twee recente boeken laten er hun licht over schijnen: Simone Weil door Jan Mulock Houwer en De Leegte Voorbij door Esther van Fenema en Joost Röselaers.

Simone Weil leest in de eerste instantie als een biografie van de filosofe naar wie het boek vernoemd is, en een goede ook. Weil (1909-1943) had een getroubleerd en heftig leven waar genoeg over te vertellen valt. Mulock Houwer, die eerder werk van Weil vertaalde, maakt ten volle gebruik van zijn bronmateriaal, door gedetailleerd en levendig over Weils bijzondere levensloop te vertellen. Zij schreef al filosofieteksten sinds haar schooltijd, was fervent socialist, en probeerde zelfs mee te vechten in de Spaanse burgeroorlog. Hierbij raakte ze vrijwel onmiddellijk gewond, kreeg vervolgens meerdere zware zenuwinzinkingen en werd uiteindelijk katholiek. Ze werd maar vierendertig jaar.

Net als mede-genie Mozart, die op dezelfde leeftijd stierf, produceerde Weil in haar korte leven een indrukwekkend oeuvre. Ze geloofde heilig in individuele autonomie, ondanks haar direct door Marx beïnvloede socialisme. De mens als autonoom wezen stond bij haar centraal, net als een universele behoefte aan zingeving. Weil vond deze zingeving in haar meest zichtbare vorm in werk, liefst fysiek, mits het iets voor jezelf en andere mensen betekent. Ze was dan ook fel gekant tegen de consumptiemaatschappij en het kapitalisme en bleef haar leven lang zoeken naar andere invullingen van de door haar geformuleerde zingevingsbehoefte. Of het gewicht van deze zoektocht een factor is geweest in de uiteindelijke geestelijke instorting, kort voor haar dood, is niet bekend. In ieder geval zette ze zich tot het bittere einde in voor politiek-maatschappelijke bewegingen (en oorlogen!) waar zij achter stond. Haar eigen drang naar zingeving gaf ze hiermee vorm. Naast vechten in de Spaanse burgeroorlog wilde ze graag meedoen met het Franse verzet in de Tweede Wereldoorlog. Door haar slechte gezondheid, ze leed aan het einde van haar leven aan tuberculose, bleef haar inzet echter beperkt tot een bureaufunctie op afstand, in Engeland. Ze kon zich fysiek niet sterk maken voor de wereld op de manier die zij voor ogen had, en stierf voordat de oorlog voorbij was. Jan Mulock Houwer gaat deze tragiek niet uit de weg, temeer omdat Weil de manier waarop zij wél aan de goede zaak bijdroeg, haar schrijven, niet genoeg vond.

Filosofische uitweidingen

Jammer is dat het laatste gedeelte, waarin Mulock Houwer de relevantie van Weils filosofie in onze huidige tijd beschrijft, wat minder sterk is. Het is erg kort vergeleken met de historische beschouwingen en diepe filosofische uitweidingen in de rest van het boek. Ook blijft het nogal oppervlakkig (dat het kapitalisme de sociale ongelijkheid heeft vergroot en extreem veel geld niet gelukkig maakt weten we inmiddels wel). Wat dat betreft was dit boek sterker geweest als Mulock Houwer tot het einde bij Weil, haar leven en haar werk was gebleven.

De Leegte Voorbij is een stuk steviger geworteld in het hier en nu dan Simone Weil en is, ondanks vergelijkbare filosofische thematiek, compleet anders opgezet. Esther van Fenema (psychiater) en Joost Röselaers (predikant) interviewden een diverse groep mensen uit politieke en academische kringen, en maakten een boek van deze verzameling gesprekken. De openingsvraag die de verschillende gesprekspartners voorgeschoteld krijgen komt steeds op hetzelfde neer: of ze een leegte herkennen in de maatschappij, en of er behoefte is aan een ‘gedeeld verhaal’. Hierin schuilt zowel de kracht als de zwakte van het boek. De antwoorden die worden gegeven zijn divers, van diep religieus tot hardcore atheïstisch, vanuit het standpunt van GroenLinks tot Forum voor Democratie. De lezer krijgt niet stiekem één perspectief opgedrongen, en is volkomen vrij om zelf na te denken.

Hierdoor blijft het helaas onduidelijk wat de ‘maatschappelijke leegte’ en het ‘gedeelde verhaal’ precies inhouden. Dit is op zich niet erg, het is juist chic dat het boek geen sluitend antwoord wil bieden, maar de omvang van de thematiek werkt hierdoor bij tijd en wijle vervreemdend. De inleiding introduceert ‘aloude spirituele vragen: wie ben ik, en vooral, wie zijn wij? Wat verbindt ons aan elkaar?’ Maar uiteindelijk blijft de lezer met dezelfde vragen zitten.

Ontkerkelijking

De enige verklaring voor de ‘leegte’ die herhaaldelijk, in meerdere interviews en in de inleiding, wordt geboden, is de ontkerkelijking. Hoe de kerk mensen precies aan elkaar verbond, en wat daar precies de positieve en negatieve gevolgen van waren, blijft een beetje in het midden.

Niet dat het een ongeloofwaardig verhaal is; de kerk is een populair en krachtig zingevingsinstituut. Kijk maar naar Simone Weil, die na lange filosofische zoektochten probeerde om rust te vinden in het katholicisme. Bij haar mocht het helaas niet baten, haar toestand verslechterde nog verder en ze overleed. Of de kerk daadwerkelijk de existentiële worsteling weg kan nemen valt dus nog maar te bezien. Maar zelfs als we aannemen dat er inderdaad een existentiële leegte bestaat die de kerk vroeger bestreed, is het nog maar de vraag of we nu, met leegte en al, niet alsnog beter af zijn.

Het is jammer dat deze vraag door Van Fenema en Röselaers onbehandeld blijft, want hierdoor valt er een gat in de redenering dat de leegte per definitie onwenselijk is. En daar is impliciet het hele boek op gebaseerd. Het definiëren en invullen van ‘leegte’ en ‘zingeving’ blijkt nog altijd een zware taak. Dat betekent niet dat we het niet moeten proberen. Simone Weil, compromisloze idealist en filosofisch zwaargewicht, nam deze taak op haar fysiek broze schouders. In Mulock Houwers boek over haar komt vooral ook naar voren hoe diep begaan ze was met de wereld en met anderen, ondanks haar eigen worstelingen, en hoe serieus ze deze taak dus nam. Ze koesterde de individuele vrijheid van denken, maar wilde ook ideeën ontwikkelen die voor iedereen zouden werken. Dit wijst op een vertrouwen dat dit mogelijk is. Daar kunnen we nu nog steeds van leren, zelfs als de taak zelf uiteindelijk te groot blijkt.